Page 73 of 279

Instrumenten en bedieningsorganen71Niet inschakelen wanneer de achter‐
ruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Als de voorruitwisser aanstaat, wordt
de achterruitwisser bij het inschake‐
len van de achteruitversnelling auto‐
matisch ingeschakeld.
U kunt deze functie in- of uitschakelen
in het menu Instellingen op het
info-display.
Persoonlijke instellingen 3 94.
Achterruitsproeier
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de
achterruit gespoten en de ruitenwis‐
ser maakt enkele slagen.
Als er een achteruitrijcamera is
aangebracht, wordt de sproeiervloei‐
stof ook op de camera gespoten.
Sproeiervloeistof 3 226.
Buitentemperatuur
Een dalende temperatuur wordt
onmiddellijk aangeduid, een stij‐
gende temperatuur met enige vertra‐
ging.Als de buitentemperatuur tot 0,5 °C
daalt, verschijnt er een waarschu‐ wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center.9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het
wegdek al beijzeld zijn.
Klok
Datum en tijd worden op het
info-display weergegeven.
Info-Display 3 88.
Druk op p en tik vervolgens op 1.
Selecteer Instellingen gevolgd door
Tijd en datum om het desbetreffende
submenu weer te geven.
Page 74 of 279

72Instrumenten en bedieningsorganen
Automatisch instellen
Selecteer Automatisch instellen om
aan te geven of de datum en tijd auto‐ matisch of handmatig worden inge‐
steld.
Selecteer Uit - Handbediend om de
datum en tijd automatisch in te stel‐ len.
Selecteer Uit - Handbediend om de
datum en tijd handmatig in te stellen.
Als Automatisch instellen op Uit -
Handbediend wordt ingesteld, zijn de
submenu-opties Tijd instellen en
Datum instellen beschikbaar.
Tijd instellen
Selecteer Tijd instellen om de tijdsin‐
stellingen aan te passen.
Tik op + en - om de instellingen te
veranderen.
Selecteer een tijdmodus door de
notatie 12 uur of 24 uur te selecteren.
Als de 12-uurs notatie wordt geselec‐ teerd, tik dan op R of S om AM of
PM in te stellen.
Datum instellen Selecteer Datum instellen om de
datuminstellingen aan te passen.
Tik op + en - om de instellingen te
veranderen.Elektrische aansluitingen
Er zit een 12 V aansluitcontact in de
middenconsole.
Het maximaal opgenomen vermogen mag niet meer bedragen dan 240 W.
Wanneer de auto is uitgeschakeld, is
de aansluiting gedeactiveerd. De
aansluiting wordt ook gedeactiveerd
wanneer de accuspanning laag is.
Aangesloten elektrische accessoires
moeten wat betreft de elektromagne‐
tische compatibiliteit voldoen aan de
DIN-norm VDE 40 839.
Page 75 of 279

Instrumenten en bedieningsorganen73Geen accessoires aansluiten die
stroom leveren, zoals laadtoestellen of accu's.
Aansluitingen niet beschadigen door
het gebruik van ongeschikte stekkers.
USB-laadpoorten
Er zitten twee USB-poorten in de
middenconsole. Deze poorten
kunnen worden gebruikt als aanslui‐
ting voor het opladen of voor infotain‐ ment.
Externe apparaten 3 131.
Aan de achterkant van de midden‐
console bevinden zich nog twee
USB-aansluitingen voor het opladen.
Alle USB-poorten leveren 2,1 A bij 5
V.
Let op
Houd de USB-poorten altijd schoon
en droog.
Inductief opladen
9 Waarschuwing
Inductief opladen kan de werking
van geïmplanteerde pacemakers
of andere medische apparaten
nadelig kunnen beïnvloeden.
Raadpleeg vóór gebruik van een
inductieve oplader zo nodig een
arts.9 Waarschuwing
Haal vóór het opladen van een
mobiele telefoon alle metalen
objecten van de oplader, aange‐ zien deze voorwerpen zeer heet
zouden kunnen worden.
Met PMA of Qi compatibele mobiele
telefoons kunnen inductief worden
opgeladen.
Een beschermkap voor de mobiele
telefoon kan het inductief opladen in
de weg staan.
De auto moet zijn ingeschakeld, in de
servicemodus staan of opgeslagen
energie uit.
Voertuig starten en stoppen 3 158.
De bedrijfstemperatuur is -20 °C tot
60 °C voor het laadsysteem en 0 °C tot 35 °C voor de telefoon.
Page 76 of 279
74Instrumenten en bedieningsorganen
Een mobiel toestel opladen:1. Haal alle voorwerpen uit de oplaadsleuf. Het is mogelijk dat
het systeem niet oplaadt als er
zich voorwerpen in de oplaadsleuf
bevinden.
2. Steek het mobiele apparaat met het scherm naar de bestuurder
gericht langzaam in de oplaad‐
sleuf tot 0 op het info-display
wordt aangegeven. Dit geeft aan
dat het mobiele apparaat correct
is geplaatst en kan worden opge‐
laden.
Als er een telefoon in de sleuf is
gestoken en 0 wordt niet weergege‐
ven, haal het mobiele apparaat dan
uit de sleuf, draai hem 180 graden en
wacht drie seconden alvorens de
telefoon weer in de sleuf te steken.
Page 77 of 279
Instrumenten en bedieningsorganen75Waarschuwingslampen, meters en controlelampenInstrumentengroep
Page 78 of 279

76Instrumenten en bedieningsorganenOverzichtORichtingaanwijzer 3 80XGordelverklikker 3 80vAirbags en gordelspanners
3 81VAirbag deactiveren 3 81pLaadsysteem 3 816Onderhoud spoedigRRemsysteem 3 82mElektrische handrem
3 82jStoring elektrische
handrem 3 82uAntiblokkeersysteem
(ABS) 3 823SPORT-modus 3 161aLane Keep Assist 3 83aElektronische stabiliteitsre‐
geling UIT 3 83bElektronische stabiliteitsre‐
geling en Traction Control-
systeem 3 83kTraction Control-systeem
uit 3 83wBandenspanningscontro‐
lesysteem 3 83dStartbeveiliging 3 844Auto gereed 3 848Buitenverlichting 3 84CGroot licht 3 84fGrootlichtassistent 3 84øMistachterlicht 3 84mCruisecontrol 3 84AVoorligger gedetecteerd
3 847Voetganger vóór gedetec‐
teerdLSnelheidsbegrenzer
3 84LVerkeersbordherkenning
3 85hPortier open 3 85Reconfigureerbare
instrumentengroep
De indeling van de instrumenten‐
groep kan anders zijn. Ga met de
bediening op het stuurwiel naar de
verschillende displayzones en schuif door de verschillende displays.
U kunt uit drie verschillende display‐
configuraties kiezen:
● Simpel configuratie toont de snel‐
heidsmeter met een vereenvou‐
digde hoogspanningsaccumeter en een efficiency-lampje.
● Standaard configuratie toont de
snelheidsmeter met een hoog‐
spanningsaccumeter en een effi‐ ciency-meter.
● Uitgebreid configuratie toont de
snelheidsmeter met een hoog‐
spanningsaccumeter, efficiency-
ring en elektriciteitsmeter.
Driver Information Centre 3 85.
Page 79 of 279

Instrumenten en bedieningsorganen77Snelheidsmeter
Aanduiding van de rijsnelheid.Kilometerteller
De totale geregistreerde afstand
wordt weergegeven in km.
Accumeter
Hier wordt de laadstatus van de hoog‐
spanningsaccu aangegeven. De
waarde in het midden is een schatting
van hoe ver er met de auto kan
worden gereden op de resterende
lading op basis van de gewoonlijke
rijstijl en omstandigheden die gedu‐
rende enkele dagen zijn geleerd.
De maximumwaarde staat boven het
display aangegeven en de minimum‐
waarde onder het display. De waar‐
den geven de grootste en de kleinste
actieradius aan zoals geschat aan de
hand van de huidige auto-omstandig‐ heden en de klimaatinstellingen.
De geschatte actieradius en de maxi‐ mum- en minimumwaarde worden
beïnvloed door het gebruik van de
klimaatregeling. Het geschatte bereik
kan groter of kleiner worden op basis
van het verbruik door de klimaatrege‐
ling.
Een balk aan de linkerkant geeft aan
hoe recente auto-omstandigheden en klimaatinstellingen van invloed zijn op
de voorspelling van het geleerde
bereik.
Als de hoogspanningsaccu bijna leeg is, dan verandert de geschatte actie‐
radius in het midden in Laag. De
maximum- en minimumbereiken worden niet meer weergegeven. Er
kunnen nog andere waarschuwingen
op het display verschijnen en er kan
een zoemer klinken bij een lage laad‐
status.
Efficiencymeter Deze meter doet dienst als richtlijnen
voor efficiënt rijden.
Page 80 of 279
78Instrumenten en bedieningsorganenZuinig rijden 3 155.
Efficiënt rijden Efficiënt rijden wordt aangegeven
door:
● Basisindeling: houd de meter en het blad groen.
● Standaardindeling: houd de bal
groen en in het midden van de
meter.
● Verbeterde indeling: houd de buitenste ring van de snelheids‐
meter groen.
Inefficiënt accelereren
Inefficiënt accelereren wordt aange‐
geven door:
● Basisindeling: de meter en het blad worden geel.
● Standaardindeling: de bal wordt geel en beweegt naar boven.
● Verbeterde indeling: de buitenste
ring van de snelheidsmeter wordt geel en de meter daalt.
Agressief remmen
Agressief remmen wordt aangegeven
door:
● Basisindeling: de meter en het blad worden geel.
● Standaardindeling: de bal wordt geel en beweegt naar beneden.
● Verbeterde indeling: de buitenste
ring van de snelheidsmeter wordt geel en de meter stijgt.
Zuinig rijden 3 155.
Driver Information Centre 3 85.