Page 25 of 279

Sleutels, portieren en ruiten23ontgrendeld. Om alle portieren teontgrendelen, drukt u tweemaal
op de toets.
U kunt de instelling wijzigen in het
menu Instellingen op het info-display.
Persoonlijke instellingen 3 94.
Vergrendelen
Druk op de knop op een van de
buitenkrukken.
Alle portieren, de bagageruimte en de
oplaadklep worden vergrendeld.
Het systeem vergrendelt als een van
de volgende dingen gebeurt:
● Het ontgrendelen vond meer dan
vijf seconden geleden plaats.
● De knop op een buitenkruk is tweemaal ingedrukt binnen
vijf seconden om de auto te
ontgrendelen.
● Er is een portier geopend en alle portieren zijn nu gesloten.
Als het bestuurdersportier niet volle‐
dig is gesloten of als de elektronische sleutel zich nog in de auto bevindt,
kan er niet worden vergrendeld.
Als er twee of meer elektronische
sleutels in de auto's zijn geweest en
de auto één keer aan was, worden de portieren vergrendeld, zelfs als er
maar één elektronische sleutel uit de
auto wordt genomen.
Ontgrendelen en openen van de
achterklep
De achterklep kan worden ontgren‐
deld en geopend door de touchpad-
schakelaar in te drukken wanneer de
elektronische sleutel in de buurt is. De
portieren blijven vergrendeld. Achter‐
klep 3 29.Bediening met toetsen op de
elektronische sleutel
De centrale vergrendeling kan ook
worden bediend met de toetsen op de
elektronische sleutel.
Druk op ( om te ontgrendelen.
Druk op ) om te vergrendelen.
Druk kort op ) en houd vervolgens
O ten minste vier seconden ingedrukt
om het verwarmingssysteem of de
airconditioning en de achterruitver‐
warming van buiten de auto in te
schakelen.
Page 151 of 279

Klimaatregeling149KlimaatregelingKlimaatregelsystemen...............149
Elektronisch klimaatregelsysteem ............... 149
Luchtroosters ............................. 153
Verstelbare luchtroosters ........153
Vaste luchtroosters ..................154
Onderhoud ................................. 154
Luchtinlaat ............................... 154
Pollenfilter ................................ 154
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 154
Service .................................... 154Klimaatregelsystemen
Elektronisch
klimaatregelsysteem
Let op
Dek de sensor op het instrumenten‐
paneel niet af, om te voorkomen dat de automatisch geregelde aircondi‐
tioning niet goed werkt.
In de automatische modus worden
temperatuur, luchtopbrengst en lucht‐
verdeling automatisch geregeld.Bedieningsorganen voor:
● temperatuur
● luchtverdeling h, B , C
● luchtopbrengst E
● automatische modus AUTO
● ontwasemen en ontdooien hMAX
Verwarmbare achterruit f 3 36.
Verwarmbare buitenspiegels Ü 3 34.
Page 154 of 279

152KlimaatregelingLuchtdebiet Z ,
Druk op de onderste knop voor
minder of op de bovenste knop voor
meer luchtdebiet. De ventilatorsnel‐
heid wordt in het onderste deel van het display weergegeven.
Als de aanjager wordt uitgeschakeld,
wordt ook de airconditioning gedeac‐
tiveerd.
Terug naar de automatische modus:
AUTO indrukken.
Luchtverdeling V, B en C
Druk op de betreffende toets voor de
gewenste afstelling. Het ledje in de
knop brandt om activering aan te
geven.
B:naar hoofdhoogte via de
verstelbare luchtroostersC:naar de voetenruimte en voor‐
ruith:naar voorruit
Er zijn ook combinaties mogelijk.
Druk om de automatische luchtverde‐ ling opnieuw in te schakelen op
AUTO .
Handmatig bediende
luchtrecirculatie 4
Tik op 4 om de luchtrecirculatiemo‐
dus in te schakelen.
Tik opnieuw op 4 om de recircula‐
tiemodus uit te schakelen.
Bij deze optie licht de toets op het
aanraakscherm op ter aanduiding dat er lucht wordt gerecirculeerd. Zowordt de lucht in de auto snel gekoeld
en wordt het binnendringen van
buitenlucht of luchtjes voorkomen.
Page 156 of 279

154KlimaatregelingVaste luchtroosters
Er bevinden zich bovendien nog
luchtroosters onder de voorruit en de
zijruiten, alsook in de voetenruimte.Onderhoud
Luchtinlaat
De luchtinlaat naar de motorruimte
onder aan de voorkant van de voorruit moet voor voldoende luchttoevoer
vrijgehouden worden. Bladeren, vuil
of sneeuw verwijderen.
Pollenfilter Het microfilter ontdoet de binnenko‐
mende buitenlucht van stof, roet,
stuifmeel en sporen.
Bovendien reduceert het actieve-
koolstoffilter geuren.
Airconditioning regelmatig
aanzetten
Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling
eenmaal per maand, ongeacht de
weersgesteldheid of het seizoen,
enkele minuten worden ingescha‐
keld. Bij te lage buitentemperaturen kan de koeling niet worden ingescha‐
keld.
Service Om de koeling optimaal te laten
werken, is het raadzaam het klimaat‐
regelsysteem jaarlijks te laten contro‐ leren, te beginnen drie jaar na afleve‐ ring van de nieuwe auto, te weten:
● functie- en druktest
● werking van de verwarming
● lektest
● controle van de aandrijfriemen
● afvoer van condensor en verdamper reinigen
● prestatietest
Page 272 of 279

270TrefwoordenlijstAAan/Uit-knop ............................... 156
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ....................... 256
Aanduidingen op banden ..........242
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 221
Accu ........................................... 228
Accumeter .................................... 77
Achterlichten .............................. 231
Achterruitverwarming ................... 36
Achteruitkijkcamera ...................194
Achteruitrijlichten .......................107
Actieradius totaal ..........................80
Actieve noodrem......................... 177
Afbeeldingen weergeven ............135
Afbeeldingsbestanden ................131
Afbeelding via USB activeren .....135
Afmetingen auto ........................261
Airbag deactiveren ....................... 51 Airbag-deactivering ...................... 81
Airbag en gordelspanners ...........81
Airbaglabel.................................... 46
Airbagsysteem ............................. 46
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 154
Alarmknipperlichten ...................106
Algemene aanwijzingen .....110, 140
Algemene informatie ..131, 139, 219
AUX ......................................... 131Bluetooth................................. 131
DAB ......................................... 129
Infotainment-systeem ..............110
Smartphone-applicaties ..........131
Telefoon .................................. 140
USB ......................................... 131
Algemene richtlijnen voor het rijden ............................... 155, 156
Andere auto slepen ...................251
Antiblokkeersysteem .................165
Antiblokkeersysteem (ABS) .........82
Antidiefstalfunctie ......................111
Armsteun ................................ 41, 43
Armsteun met opbergruimte ........60
Audio afspelen ............................ 133
Audiobedieningsknoppen aan stuurwiel .................................. 112
Audiobestanden ......................... 131
Audio via USB activeren .............133
Automatische dimfunctie .............34
Automatische verlichting ............ 104
Automatisch vergrendelen ...........26
Automatisch volume ...................121
Auto ontgrendelen .........................4
Auto optakelen ........................... 221
Auto slepen ................................ 250
Auto stallen ................................. 222
AUX Algemene informatie ...............131
Apparaat aansluiten ................131