Page 9 of 279
Kort en bondig7Buitenspiegels
Druk op í of ì om de relevante
buitenspiegel te selecteren. Druk
daarna op het bedieningspaneel om
de betreffende spiegel af te stellen.
Bolronde buitenspiegels 3 32.
Elektrisch verstellen 3 33.
Inklapbare buitenspiegels 3 33.
Buitenspiegelverwarming 3 34.
Stuurwiel instellen
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Airbagsysteem 3 46.
Aan/Uit-knop 3 156.
Page 10 of 279
8Kort en bondigOverzicht instrumentenpaneel
Page 11 of 279

Kort en bondig91Elektrische ruitbediening .......35
2 Buitenspiegels ......................33
3 Centrale vergrendeling .........21
4 Zijdelingse ventilatieope‐
ningen ................................. 153
5 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht /
groot licht, grootlichtassis‐
tentie ................................... 106
Uitstapverlichting ................ 109
Parkeerlichten .....................107
6 Regeneratie op verzoek .....168
7 Cruise control .....................171
Snelheidsbegrenzer ............173
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing ............................. 174
Verwarmd stuurwiel ..............68
8 Instrumenten ........................ 77
Driver Information Center ...... 85
9 Waarschuwingslamp voor
frontaanrijding ....................174
Waarschuwing
voetganger vóór ..................18010Knoppen voor Driver
Information Center ................85
11 Wis-/wasinstallatie
voorruit, wis-/
wasinstallatie achter ............. 69
12 Middelste ventilatieope‐
ningen ................................ 153
13 Info-display ........................... 88
14 Status-LED alarmsysteem ...30
Lichtsensor .......................... 104
Lampje oplaadstatus ...........214
15 Handschoenenkastje ...........59
16 Verwarming en ventilatie ....149
17 Alarmknipperlichten ...........106
SPORT-modus ................... 161
Traction Control-systeem ...169
Elektronische stabiliteits‐
regeling .............................. 170
Parkeerhulp /
Geavanceerde
parkeerhulp ........................ 182
Lane Keep Assist ...............201
18 Elektrische aansluiting ..........72
19 Keuzehendel ....................... 16220USB-poort
21 Bedieningsorganen voor
display .................................. 88
22 Handrem ............................. 166
23 Aan/Uit-knop ....................... 156
24 Stuurwiel instellen ................68
25 Claxon .................................. 69
26 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 224
27 Zekeringenkast ..................238
28 Lichtschakelaar ..................103
Instellen koplampreikwijdte 106
Mistachterlicht ....................107
Instrumentenverlichting ......108
Page 12 of 279
10Kort en bondigRijverlichtingAUTO:automatische verlichting
schakelt automatisch
tussen dagrijlicht en
koplamp8:zijmarkeringslichten9:dimlicht of grootlichtm:activering of deactivering
van de automatische
verlichting.
Automatische verlichting 3 104.
Mistachterlicht
Druk op ø om de achtermistlampen
in te schakelen.
Lichtsignaal, grootlicht en dimlichtlichtsignaal:hendel naar u toe
trekkengrootlicht:hendel van u af
duwendimlicht:hendel van u af
duwen of naar u
toe trekken
Groot licht 3 104.
Lichtsignaal 3 105.
Grootlichtassistent 3 104.
Richtingaanwijzershendel omhoog:rechter richting‐
aanwijzerhendel omlaag:linker richtingaan‐
wijzer
Richtingaanwijzers 3 106.
Parkeerlichten 3 107.
Page 13 of 279
Kort en bondig11Alarmknipperlichten
Om in te schakelen ¨ indrukken.
Alarmknipperlichten 3 106.
Claxon
j indrukken.
Waarschuwing voetgan‐
gersveiligheid
Met het signaal voetgangersveilig‐
heid kan de bestuurder mensen
waarschuwen die de auto wellicht niet horen naderen.
Het automatische geluid wordt opge‐
wekt om aan voetgangers duidelijk te
maken dat er een auto in de buurt is.
Het geluid verandert als de auto
harder of zachter gaat rijden. Het
wordt geactiveerd wanneer een voor‐
uitversnelling of R wordt ingescha‐
keld, tot maximaal 23 km/u.
Waarschuwing voetgangersveilig‐
heid 3 69.
Page 14 of 279
12Kort en bondigWis-/wasinstallatie
VoorruitwissersHI:snelLO:langzaamAUTO:automatische wisfunctie
met regensensorOFF:uit
Hendel omlaag in stand 1x duwen om
de ruitenwissers één slag te laten
maken wanneer de wisser uitgescha‐
keld is.
Voorruitwissers 3 69.
Voorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken.
Wis-/wasinstallatie voor 3 69.
Sproeiervloeistof 3 226.
Wisserblad vervangen 3 229.
Achterruitwisser
Verdraai de buitenste dop om de
achterruitwisser in te schakelen:
OFF:uitINT:onderbroken werkingON:continue werking
Page 15 of 279
Kort en bondig13Achterruitsproeier
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de
achterruit gespoten en de ruitenwis‐
ser maakt enkele slagen.
Wis- / wasinstallatie achterruit
3 70.
Klimaatregeling
Verwarmbare achterruit
Ü indrukken om verwarming in te
schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 36.
Buitenspiegelverwarming Met Ü schakelt u ook de verwarm‐
bare buitenspiegels in.
Buitenspiegelverwarming 3 34.
Ruiten ontwasemen en ontdooien
V indrukken.
Temperatuur en luchtverdeling
worden automatisch ingesteld, de
aanjager draait met een hoge snel‐
heid.
Verwarming achterruit Ü inschake‐
len.
Elektronische klimaatregeling 3 149.
Page 16 of 279

14Kort en bondigElektrische aandrijvingP:ParkR:AchteruitversnellingN:Neutrale standD:RijstandL:Laag
De keuzehendel kan alleen door het
indrukken van de ontgrendelknop bij
ingeschakelde auto en ingetrapt
rempedaal uit P worden geschakeld.
Elektrische aandrijving 3 161.
Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ● Bandenspanning en - staat 3 243, 3 261.
● Vloeistofpeilen 3 224.
● Ruiten, spiegels, buitenverlich‐ ting en kentekenplaat: vrij vanvuil, sneeuw of ijs en gebruiks‐klaar.
● Juiste positie van spiegels, stoe‐ len en veiligheidsgordels 3 33,
3 39, 3 45.
● Werking van remsysteem bij lage
snelheid, vooral bij vochtige
remmen.
Auto starten ● Trap het rempedaal in en druk op
POWER m. Wanneer het lampje
'auto gereed' 4 in de instrumen‐
tengroep oplicht, kan er met de auto worden gereden.
● Stuurwiel iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen.
● Trap het gaspedaal niet in.
Voertuig starten en stoppen 3 158.Parkeren
Let op
Laat de auto nooit gedurende
langere perioden in extreme tempe‐
raturen zonder te rijden of met de
stekker uit het stopcontact.9 Waarschuwing
● Trek altijd de handrem aan.
Trek gedurende ongeveer één
seconde aan schakelaar m en
ga na of controlelamp m
oplicht.
De elektrische handrem is
aangetrokken wanneer contro‐
lelamp m oplicht 3 82.
● Schakel de auto uit.
● Als de auto vlak of op een oplo‐
pende helling staat, schakel
dan de handrem in en zet de
keuzehendel in de stand P
alvorens de auto uit te schake‐
len. Op een oplopende helling
bovendien de voorwielen van
de stoeprand wegdraaien.