Kort en bondig91Elektrische ruitbediening .......35
2 Buitenspiegels ......................33
3 Centrale vergrendeling .........21
4 Zijdelingse ventilatieope‐
ningen ................................. 153
5 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht /
groot licht, grootlichtassis‐
tentie ................................... 106
Uitstapverlichting ................ 109
Parkeerlichten .....................107
6 Regeneratie op verzoek .....168
7 Cruise control .....................171
Snelheidsbegrenzer ............173
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing ............................. 174
Verwarmd stuurwiel ..............68
8 Instrumenten ........................ 77
Driver Information Center ...... 85
9 Waarschuwingslamp voor
frontaanrijding ....................174
Waarschuwing
voetganger vóór ..................18010Knoppen voor Driver
Information Center ................85
11 Wis-/wasinstallatie
voorruit, wis-/
wasinstallatie achter ............. 69
12 Middelste ventilatieope‐
ningen ................................ 153
13 Info-display ........................... 88
14 Status-LED alarmsysteem ...30
Lichtsensor .......................... 104
Lampje oplaadstatus ...........214
15 Handschoenenkastje ...........59
16 Verwarming en ventilatie ....149
17 Alarmknipperlichten ...........106
SPORT-modus ................... 161
Traction Control-systeem ...169
Elektronische stabiliteits‐
regeling .............................. 170
Parkeerhulp /
Geavanceerde
parkeerhulp ........................ 182
Lane Keep Assist ...............201
18 Elektrische aansluiting ..........72
19 Keuzehendel ....................... 16220USB-poort
21 Bedieningsorganen voor
display .................................. 88
22 Handrem ............................. 166
23 Aan/Uit-knop ....................... 156
24 Stuurwiel instellen ................68
25 Claxon .................................. 69
26 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 224
27 Zekeringenkast ..................238
28 Lichtschakelaar ..................103
Instellen koplampreikwijdte 106
Mistachterlicht ....................107
Instrumentenverlichting ......108
Instrumenten en bedieningsorganen67Instrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................68
Stuurwielverstelling ...................68
Stuurbedieningsknoppen ...........68
Verwarmd stuurwiel ...................68
Claxon ....................................... 69
Waarschuwing voetgangersvei‐ ligheid ....................................... 69
Wis-/wasinstallatie voorruit ........69
Wis-/wasinstallatie achterruit .....70
Buitentemperatuur .....................71
Klok ........................................... 71
Elektrische aansluitingen ...........72
Inductief opladen .......................73
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................75
Instrumentengroep ....................75
Snelheidsmeter ......................... 77
Kilometerteller ........................... 77
Accumeter ................................. 77
Efficiencymeter .......................... 77
Energiemeter ............................. 79
Regeneratief remmen ................79
Actieradius totaal .......................80
Service-display .......................... 80Controlelampen......................... 80
Richtingaanwijzer ......................80
Gordelverklikker ........................80
Airbag en gordelspanners .........81
Airbag-deactivering ...................81
Laadsysteem ............................. 81
Service-indicatie ........................82
Remsysteem ............................. 82
Elektrische handrem ..................82
Elektrische handrem defect .......82
Antiblokkeersysteem (ABS) .......82
SPORT-modus .......................... 83
Lane keep assist .......................83
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ............................................ 83
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ....83
Traction Control-systeem UIT ...83
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ......................................... 83
Startbeveiliging .......................... 84
Voertuig gereed .........................84
Rijverlichting .............................. 84
Grootlicht ................................... 84
Grootlichtassistentie ..................84
Mistachterlicht ........................... 84
Cruise control ............................ 84
Voorligger gedetecteerd ............84
Voetgangersdetectie .................84
Snelheidsbegrenzer ..................84Verkeersbordherkenning ...........85
Portier open ............................... 85
Informatiedisplays ........................85
Driver Information Center ..........85
Info-Display ............................... 88
Boordinformatie ........................... 93
Geluidssignalen .........................93
Batterijspanning .........................94
Persoonlijke instellingen ..............94
Telematicaservice ........................98
OnStar ....................................... 98
76Instrumenten en bedieningsorganenOverzichtORichtingaanwijzer 3 80XGordelverklikker 3 80vAirbags en gordelspanners
3 81VAirbag deactiveren 3 81pLaadsysteem 3 816Onderhoud spoedigRRemsysteem 3 82mElektrische handrem
3 82jStoring elektrische
handrem 3 82uAntiblokkeersysteem
(ABS) 3 823SPORT-modus 3 161aLane Keep Assist 3 83aElektronische stabiliteitsre‐
geling UIT 3 83bElektronische stabiliteitsre‐
geling en Traction Control-
systeem 3 83kTraction Control-systeem
uit 3 83wBandenspanningscontro‐
lesysteem 3 83dStartbeveiliging 3 844Auto gereed 3 848Buitenverlichting 3 84CGroot licht 3 84fGrootlichtassistent 3 84øMistachterlicht 3 84mCruisecontrol 3 84AVoorligger gedetecteerd
3 847Voetganger vóór gedetec‐
teerdLSnelheidsbegrenzer
3 84LVerkeersbordherkenning
3 85hPortier open 3 85Reconfigureerbare
instrumentengroep
De indeling van de instrumenten‐
groep kan anders zijn. Ga met de
bediening op het stuurwiel naar de
verschillende displayzones en schuif door de verschillende displays.
U kunt uit drie verschillende display‐
configuraties kiezen:
● Simpel configuratie toont de snel‐
heidsmeter met een vereenvou‐
digde hoogspanningsaccumeter en een efficiency-lampje.
● Standaard configuratie toont de
snelheidsmeter met een hoog‐
spanningsaccumeter en een effi‐ ciency-meter.
● Uitgebreid configuratie toont de
snelheidsmeter met een hoog‐
spanningsaccumeter, efficiency-
ring en elektriciteitsmeter.
Driver Information Centre 3 85.
Instrumenten en bedieningsorganen83Als de controlelamp na enkele secon‐
den niet dooft of als deze tijdens de rit
gaat branden, dan zit er een storing in het ABS-systeem. Het remsysteem
blijft normaal werken, maar zonder
ABS-regeling.
Antiblokkeersysteem 3 165.
SPORT-modus 3 licht op als de Sport-modus
wordt geselecteerd.
SPORT-modus 3 161.
Lane keep assist a brandt groen of geel, of knippert
geel.
Brandt groen
Het systeem wordt ingeschakeld en is gebruiksklaar.
Brandt geel
Het systeem nadert een waargeno‐
men rijstrookmarkering, zonder dat
de richtingaanwijzer naar die kant is
ingeschakeld.Knippert geel
Het systeem herkent dat de auto de rijstrook grotendeels heeft verlaten.
Lane Keep Assist 3 201.
Elektronische stabiliteitsre‐
geling UIT
n brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.
Elektronische stabiliteitsre‐ geling en Traction Control- systeem
b brandt of knippert geel.
Brandt Er zit een storing in het systeem.
Verder rijden is mogelijk. De rijstabili‐ teit kan echter afhankelijk van de
staat van het wegdek verslechteren.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.Knippert
Het systeem is actief en helpt de bestuurder bij het goed besturen van
de auto onder lastige omstandighe‐
den.
Elektronische stabiliteitsregeling
3 170.
Traction Control-systeem 3 169.
Traction Control-systeem UIT
k brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.
Bandenspanningscontrole‐ systeem
w brandt of knippert geel.
Brandt
Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.
Rijden en bediening155Rijden en bedieningRijtips......................................... 155
Economisch rijden ...................155
Controle over de auto ..............156
Starten en bediening .................156
Nieuwe auto inrijden ................156
Aan/Uit-knop ............................ 156
Vertraagde uitschakeling stroom .................................... 158
Voertuig starten en stoppen ....158
Parkeren .................................. 160
Bedrijfsmodi elektrisch voertuig .161
Bediening ................................ 161
Rijmodi .................................... 161
Elektrische aandrijving ...............162
Bediening ................................ 162
Remmen .................................... 165
Antiblokkeersysteem ...............165
Handrem .................................. 166
Regeneratief remmen ..............168
Rijregelsystemen .......................169
Traction Control .......................169
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 170Bestuurdersondersteuningssys‐
temen ......................................... 171
Cruise control .......................... 171
Snelheidsbegrenzer ................173
Frontaanrijdingswaarschu‐ wing ........................................ 174
Indicatie afstand tot voorligger 177
Actieve noodrem .....................177
Voetgangersbescherming voor ........................................ 180
Parkeerhulp ............................. 182
Blindehoeksysteem .................190
Waarschuwing wisselen van rijstrook ................................... 191
Panoramazichtsysteem ...........193
Achteruitkijkcamera .................194
Waarschuwing kruisend verkeer achter ..................................... 196
Verkeersbordherkenning .........198
Lane keep assist .....................201
Opladen ..................................... 203
Programmeerbaar laden .........207
Geprogrammeerde onderdrukking opladen ...........213
Oplaadstatus ........................... 214
Oplaadkabel ............................ 215
Elektrische vereisten ...............219
Trekken ...................................... 219
Algemene informatie ...............219Rijtips
Economisch rijden
Gebruik het volgende advies als hulp
voor maximaal zuinig rijden en een zo groot mogelijke actieradius.
Ondanks deze nuttige tips kan de
actieradius van een elektrisch voer‐
tuig bij lagere temperaturen als
gevolg van een hoger energiever‐
bruik kleiner zijn.
Bij extra veel bagage rijdt de auto
minder zuinig en neemt de actiera‐
dius af. Vervoer bij voorkeur niet meer dan nodig is.
Schakel elektrische accessoires niet
onnodig in. Bij gebruik van vermogen
voor andere functies dan de aandrij‐
ving neemt de elektrische actieradius van de auto af.
Houd de banden altijd op de juiste
spanning en zorg dat de auto goed
uitgelijnd is.
Rijstijl
Vermijd onnodig snel optrekken en
afremmen.
Rijden en bediening201De hulpsystemen ontnemen de
bestuurder niet zijn verantwoorde‐
lijkheid voor het besturen van de
auto.
Lane keep assist
Lane Keep Assist helpt bij het voor‐
komen van botsingen wanneer de
rijstrook per ongeluk werd verlaten.
De frontcamera observeert de
wegmarkeringen waar de auto tussen
rijdt. Wanneer de auto de markerin‐
gen nadert, wordt het stuurwiel licht
verdraaid om de auto binnen de
rijstrook te houden.
Verdraai het stuurwiel zelf om de
handeling van het systeem op te
heffen.
Als een wegmarkering wordt over‐
schreden, geeft Lane Keep Assist
een zicht- en hoorbare waarschu‐
wing.
In de volgende gevallen wordt aange‐ nomen dat u de rijstrook per ongelukverlaat:
● u gebruikt de richtingaanwijzer niet
● u gebruikt de richtingaanwijzer van de tegenovergestelde kant
dan dat u de rijstrook verlaat
● u remt niet
● u accelereert niet
● u stuurt niet actief
Let op
Het systeem wordt uitgeschakeld als er onduidelijke markeringen zijn,
bijvoorbeeld bij wegwerkzaamhe‐
den.
Let op
Het systeem kan worden uitgescha‐
keld als het wegen waarneemt die te
smal, te breed of te kronkelig zijn.Inschakelen
U activeert Lane Keep Assist door
a in te drukken. De brandende led
in de knop geeft aan dat het systeem is ingeschakeld.
Wanneer het controlelampje a in de
instrumentengroep groen brandt, is
het systeem klaar voor ondersteu‐
ning.
202Rijden en bedieningHet systeem werkt alleen bij snelhe‐
den hoger dan 60 km/u en wanneer
wegbelijning aanwezig is.
Het systeem verdraait het stuurwiel
langzaam en het controlelampje a
wordt geel als de auto een waarge‐
nomen wegmarkering nadert en u de
richtingaanwijzer naar die kant niet
hebt ingeschakeld.
Het systeem waarschuwt de bestuur‐
der door a te laten knipperen en drie
waarschuwingstonen te laten horen
vanaf de kant waar u de wegmarke‐
ringen overschrijdt.
Het systeem werkt alleen als er een
wegbelijning wordt gedetecteerd.
Als het systeem alleen wegmarkerin‐ gen aan één kant van de weg waar‐
neemt, is er alleen ondersteuning voor die kant.
Lane Keep Assist neemt waar
wanneer u de handen van het stuur‐
wiel haalt. In dat geval verschijnt er
een bericht op het Driver Information
Center en klinkt er een geluidssignaal zolang Lane Keep Assist waarneemtdat u met de handen van het stuur
rijdt.Uitschakelen
U deactiveert het systeem door a in
te drukken. De led in de knop gaat
dan uit.
De volgende keer dat de auto wordt
ingeschakeld, wordt het systeem
weer geactiveerd.
Storing
De werking van het systeem kan
worden beïnvloed door:
● voorruit niet schoon of bedekt met vreemde voorwerpen, bijv.
stickers
● voorliggers vlakbij
● overhellende wegen
● bochtige of heuvelachtige wegen
● bermen
● wegen met slechte wegmarkerin‐
gen
● plotselinge veranderingen in de lichtsterkte● ongunstige weersomstandighe‐den, zoals zware regen- of
sneeuwval
● wijzigingen aan de auto, bijv. banden
Schakel het systeem uit als het wordt verstoord door teersporen, schadu‐
wen, scheuren in het wegdek, tijde‐
lijke wegmarkeringen, wegwerk‐
zaamheden of andere onregelmatig‐
heden in het wegdek.9 Waarschuwing
Let altijd op de weg en houd de
auto op de juiste plaats op de
rijstrook. Doet u dit niet, dan kan
dit leiden tot schade aan de auto,
of letsel of de dood.
Het systeem neemt geen voetgan‐
gers, fietsers of dieren op de weg waar. Stuur de auto zelf om letsel
en dodelijke verwondingen te
voorkomen.
Lane Keep Assist stuurt de auto
niet continu.
Rijden en bediening203Het systeem houdt de auto niet
noodzakelijkerwijs op de rijstrook. Het hoeft ook geen waarschuwing te geven, zelf als worden er rijst‐rookmarkeringen waargenomen.
De stuurbekrachtiging van de
Lane Keep Assist is mogelijk
ontoereikend om te voorkomen
dat de rijstrook wordt verlaten.
Het systeem neemt door invloe‐
den van buitenaf (staat van de
weg, type wegdek, het weer enz.)
wellicht niet waar dat u de handen
van het stuurwiel hebt. De
bestuurder is volledig verantwoor‐
delijk voor het besturen van de
auto en moet onderweg de
handen altijd op het stuurwiel
houden.
Bij gebruik van het systeem tijdens het rijden op een glad wegdek kunt
u de macht over het stuur verlie‐
zen en een botsing veroorzaken.
Schakel het systeem uit.Opladen
Deze paragraaf licht het opladen van
de hoogspanningsaccu van de auto
toe. Laat de auto niet langdurig op
plekken met externe temperaturen
staan zonder te rijden of zonder deze op het stopcontact aan te sluiten.
Aangeraden wordt de auto op het
stopcontact aangesloten te laten, ook wanneer hij volledig is opgeladen, om
de hoogspanningsaccu voor de
volgende rit op temperatuur te
houden.
Bij temperaturen van minder dan
-25 °C moet de auto op het stopcon‐
tact aangesloten blijven om goed te
kunnen werken en opdat de hoog‐
spanningsaccu zo lang mogelijk
meegaat.
Bij temperaturen van minder dan
0 °C of meer dan 32 °C raden wij
echter aan de auto op het stopcontact
aan te sluiten.
Wanneer de draagbare oplaadkabel
wordt gebruikt, duurt het bij de 10 A-
instelling ongeveer 33 uur voordat de
auto is opgeladen.Wanneer een 230 V-oplaadstation
wordt gebruikt, duurt het bij de 32 A-
instelling ongeveer tien uur voordat
de auto is opgeladen.
De oplaadtijden verschillen op basis
van de toestand van de hoogspan‐ ningsaccu en de buitentemperatuur.
Het opladen van de auto kan op drie
verschillende manieren worden
geprogrammeerd.
Programmeerbaar opladen 3 207.
Door het oplaadsysteem kunnen er
ventilatoren en pompen gaan werken
waardoor er bij het uitschakelen
geluiden uit de auto klinken. Ook kan de bij het opladen gebruikte elektri‐
sche apparatuur klikkende geluiden maken.
Als de oplaadkabel in de auto steekt, kunt u niet rijden.
Wanneer opladen
Wanneer de hoogspanningsaccu
leegraakt, kunnen er oplaadberichten verschijnen.
Het bericht Laad voertuig binnenkort
op geeft aan dat de actieradius klein
is en dat de auto snel moet worden