Page 257 of 380
1.4 T-Jet 120 pk LPG versie
1. Motoroliepeilstok 2. Dop/vulpijp motorolie 3. Motorkoelvloeistof 4. Ruitensproeiervloeistof voor voorruit/achterruit 5. Remvloeistof
6. Accu
195J0A0395C
255
Page 258 of 380
1.6 E.Torq-versie
1. Motoroliepeilstok 2. Motorolie dop/vulopening 3. Motorkoelvloeistof 4. Vloeistof voor ruitensproeiers/achterruitsproeier
5. Remvloeistof 6. Accu
196J0A0369C
256
ONDERHOUD EN ZORG
Page 259 of 380
2.4 Tigershark versies (waar aanwezig)
1. Motoroliepeilstok 2. Motorolie dop/vulopening 3. Motorkoelvloeistof 4. Vloeistof voor ruitensproeiers/achterruitsproeier
5. Remvloeistof 6. Accu
197J0A0141C
257
Page 260 of 380
1.6 16V MultiJet versie
1. Motoroliepeilstok 2. Motorolie dop/vulopening 3. Motorkoelvloeistof 4. Vloeistof voor ruitensproeiers/achterruitsproeier
5. Remvloeistof 6. Accu
198J0A0139C
258
ONDERHOUD EN ZORG
Page 261 of 380
2.0 16V MultiJet versie
1. Motoroliepeilstok 2. Motorolie dop/vulopening 3. Motorkoelvloeistof 4. Vloeistof voor ruitensproeiers/achterruitsproeier
5. Remvloeistof 6. Accu
199J0A0140C
259
Page 262 of 380

MOTOROLIE
179)84)
Controleer of het oliepeil zich tussen het
MIN- en MAX-teken op de peilstok A
bevindt.Wanneer het olieniveau nabij of
onder het MIN-teken komt, moet olie
bijgevuld worden via de vulopening B tot
aan het MAX-teken.
Trek de oliepeilstok A naar buiten, maak
hem schoon met een niet-pluizende doek
en zet hem terug. Neem de peilstok weer
uit en controleer of het peil zich tussen
het MIN- en MAX-teken op het reservoir
bevindt.
Motorolieverbruik
85)4)
Het maximale motorolieverbruik is
gewoonlijk 400 gram elke 1.000 km.
Tijdens de eerste gebruiksperiode van het
voertuig dienen de omstandigheden van
het motorolieverbruik als gestabiliseerd
te worden beschouwd na de eerste 5000
- 6000 km.
MOTORKOELVLOEISTOF
180)86)
Draai, als het niveau te laag is, de
reservoirdop C los en vul de vloeistof bij
zoals vermeld in het hoofdstuk
"Technische gegevens".
VLOEISTOF VOOR
RUITENSPROEIERS/
ACHTERRUITSPROEIER
181) 182)
Draai, als het niveau te laag is, de
reservoirdop D los en vul de vloeistof bij
zoals vermeld in het hoofdstuk
"Technische gegevens".
REMVLOEISTOF
183) 184)87)
Controleer of de vloeistof op het max.
niveau staat. Als het vloeistofniveau in
het reservoir te laag is, de dop van het
reservoir E losdraaien en de in het
hoofdstuk "Technische gegevens"
beschreven vloeistof toevoegen.
OLIE AANDRIJFSYSTEEM
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK /
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK MET
DUBBELE KOPPELING
5)
Het transmissieolieniveau mag
uitsluitend gecontroleerd worden bij een
werkplaats van het Jeep Servicenetwerk.
ACCU
185) 186) 187) 188)6)
Het elektrolyt van de accu hoeft niet te
worden bijgevuld met gedestilleerd water.
Een periodieke controle bij het Jeep
Servicenetwerk is echter noodzakelijk om
de efficiëntie te verifiëren.
BELANGRIJK Als de accu werd
losgekoppeld moet de
stuurbekrachtiging worden
geïnitialiseerd. Het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden om
dit aan te geven. Ga voor de uitvoering
van deze procedure als volgt te werk:
draai het stuurwiel van het ene
uiteinde naar het andere terwijl op een
rechtlijnig traject van ongeveer
honderd meter wordt gereden.
BELANGRIJK Als het ladingsniveau
gedurende langere tijd onder 50%
blijft, raakt de accu door sulfatering
beschadigd. Hierdoor verminderen de
capaciteit en het startvermogen.
260
ONDERHOUD EN ZORG
Page 263 of 380

ONDERHOUD
AIRCONDITIONINGSYSTEEM
Schakel in de winter de airconditioning
minstens eens per maand ongeveer
10 minuten in. Laat het systeem vóór het
begin van de zomer controleren door het
Jeep Servicenetwerk.
BELANGRIJK
177)Rook nooit tijdens het uitvoeren van
werkzaamheden in de motorruimte: er
kunnen ontvlambare gassen en dampen
vrijkomen die brand kunnen veroorzaken.
178)Wees erg voorzichtig bij het uitvoeren
van werkzaamheden in de motorruimte
wanneer de motor nog warm is: gevaar
voor brandwonden. Kom niet te dicht bij
de koelventilator van de radiateur: de
elektrische ventilator kan inschakelen;
gevaar voor verwondingen. Sjaals, dassen
of andere loszittende kleding kunnen door
de bewegende onderdelen worden
meegetrokken.179)Wacht voor het bijvullen van de
motorolie tot de motor is afgekoeld
alvorens de vuldop los te maken. Dit geldt
in het bijzonder voor voertuigen met een
aluminium vuldop (waar aanwezig).
WAARSCHUWING: gevaar voor
brandwonden!
180)Het koelsysteem staat onder druk.
Vervang, indien nodig, de dop alleen door
een origineel exemplaar om de werking
van het systeem niet negatief te
beïnvloeden. Draai bij warme motor de
dop van het reservoir niet los: gevaar voor
brandwonden.
181)Rijd nooit met een leeg
ruitensproeiervloeistofreservoir:
ruitensproeiers zijn van fundamenteel
belang voor een goed zicht. Herhaaldelijke
werking van het systeem zonder vloeistof
kan leiden tot schade aan of snelle
verslechtering van sommige
systeemcomponenten.
182)Sommige in de handel verkrijgbare
ruitensproeiervloeistoffen zijn
ontvlambaar. De motorruimte omvat
warme onderdelen die bij contact met de
vloeistof brand kunnen veroorzaken.183)Remvloeistof is giftig en uiterst
corrosief. Als er per ongeluk remvloeistof
gemorst wordt, moeten de betrokken delen
onmiddellijk worden gewassen met water
en neutrale zeep. Vervolgens met veel
water afspoelen. In geval van inslikken
onmiddellijk een arts raadplegen.
184)Het symbool
, op het reservoir van
de remvloeistof geeft aan dat een
remvloeistof een synthetische of op
mineralen gebaseerde vloeistof is. Het
gebruik van minerale vloeistoffen kan de
speciale rubberen pakkingen in het
remsysteem onherstelbaar beschadigen.
185)Accuvloeistof is giftig en corrosief.
Vermijd contact met huid en ogen. Houd
open vuur en vonkvormende apparaten uit
de buurt van de accu: brand- en
explosiegevaar.
186)Als de accu met onvoldoende
vloeistof werkt, kan dit de accu
onherstelbaar beschadigen en een
explosie veroorzaken.
187)Als de auto langdurig gestald moet
worden bij zeer lage temperaturen,
verwijder dan de accu en breng deze naar
een verwarmde plek, om bevriezing te
voorkomen.
261
Page 264 of 380

188)Bij werkzaamheden aan de accu of in
de buurt van de accu, moeten de ogen
altijd met een speciale bril beschermd
worden.
BELANGRIJK
83)Let erop dat de verschillende types
vloeistoffen tijdens het bijvullen niet
verwisseld worden: ze mogen absoluut niet
onderling gemengd worden! Bijvullen met
een ongeschikte vloeistof kan leiden tot
ernstige schade aan het voertuig.
84)Het olieniveau mag nooit boven het
MAX-teken komen.
85)Vul geen olie bij met andere
kenmerken dan de olie waarmee de motor
is gevuld.
86)PARAFLU
UPantivriesvloeistof wordt
gebruikt in het motorkoelsysteem; gebruik
voor het bijvullen hetzelfde vloeistoftype
als het type dat al in het koelsysteem zit.
PARAFLU
UPmag niet met andere typen
antivriesvloeistoffen worden gemengd. Als
er toch bijgevuld is met een ongeschikt
product, start dan in geen geval de motor
en neem contact op met het Jeep
Servicenetwerk.87)Vermijd elk contact tussen de uiterst
corrosieve remvloeistof en de gelakte
delen. Spoel bij contact onmiddellijk uit
met rijkelijk water.
88)Onjuiste installatie van elektrische en
elektronische apparatuur kan leiden tot
ernstige schade aan de auto. Als u, na
aanschaf van het voertuig, accessoires
(bijv. alarmsysteem, mobiele telefoon enz.)
wilt laten installeren, neem dan contact op
met het Jeep Servicenetwerk, dat de
meest geschikte apparaten weet aan te
raden en vooral kan beoordelen of een
accu met een grotere capaciteit nodig is.
BELANGRIJK
4)De gebruikte motorolie en oliefilters
bevatten stoffen die schadelijk zijn voor
het milieu. Het verdient aanbeveling de
olie en de filters te laten vervangen door
het Jeep Servicenetwerk
5)Gebruikte versnellingsbakolie bevat
stoffen die gevaarlijk kunnen zijn voor het
milieu. Het wordt geadviseerd contact op
te nemen met het Jeep Servicenetwerk om
de vloeistof te laten vervangen.6)Accu’s bevatten stoffen die zeer
gevaarlijk zijn voor het milieu. Neem voor
het vervangen van de accu contact op met
het Jeep Servicenetwerk.
262
ONDERHOUD EN ZORG