Page 25 of 380

schakelen en het openingsmechanisme
van het portier en de achterklep te
ontgrendelen.
Na de ontgrendeling kunnen alle
portieren worden geopend met de
handgreep, afhankelijk van de via het
displaymenu of hetUconnect™-systeem
ingestelde modus.
Druk op de elektrische openingsknop A
fig. 11 (onder de handgreep) voor
toegang tot de bagageruimte.
OPMERKING Als een alarmsysteem
aanwezig is, zal dit tijdelijk worden
uitgeschakeld in de bagageruimte. Het
alarmsysteem wordt weer geactiveerd
zodra de bagageruimte gesloten is.
OPMERKING Verzeker u ervan dat u de
elektronische sleutel altijd bij u hebt
(bijv. in uw zak) zodat het systeem deze
herkent en u het interieur kunt betreden
en de motor kunt starten.Opening bestuurdersportier in geval van
nood
Als de elektronische sleutel niet werkt
(bijv. omdat de batterij leeg is, of als de
accu van het voertuig leeg is), kan de
metalen baard binnenin de sleutel in een
noodgeval gebruikt worden om het slot
van het bestuurdersportier te openen.
Verwijderen van de metalen baard: gebruik
de voorziening A fig. 12 en trek de
metalen baard B naar buiten. Steek de
metalen baard in het slot van het
bestuurdersportier en draai hem om het
portier te ontgrendelen.Portiervergrendeling: zorg ervoor dat u de
elektronische sleutel hebt en dat u zich
binnen het werkingsbereik van 1,5 m van
de handgreep van het bestuurders- of
passagiersportier bevindt. Druk op de
knop A fig. 13 op de handgreep: alle
portieren en de achterklep worden
vergrendeld. Door de portieren te
vergrendelen wordt ook het alarm
geactiveerd (indien aanwezig).
11J0A0895C12J0A0038C
23
Page 26 of 380

BELANGRIJK Na het indrukken van de
knop "portiervergrendeling" moet u
twee seconden wachten voordat de
portieren weer ontgrendeld kunnen
worden met behulp van de handgreep
van het portier. Het is dus mogelijk om
te controleren of het voertuig correct is
vergrendeld door binnen 2 seconden
aan de handgreep te trekken. De
portieren zullen niet opnieuw
ontgrendeld worden.
BELANGRIJK Probeer niet
tegelijkertijd te vergrendelen en
ontgrendelen met de hendel (zie
fig. 14).Slot achterklep vergrendelen: druk bij
gesloten achterklep op knop A fig. 15.OPMERKING Het slot van de achterklep
zorgt tevens voor een centrale
vergrendeling van alle portieren. Het
openen van de bagageruimte wordt
uitgeschakeld wanneer de auto rijdt.
DEAD LOCK(waar aanwezig)
9)
Dit verhindert de werking van de
binnenhandgrepen en de knop voor
vergrendeling/ontgrendeling van de
portieren.
Systeem inschakelen:de voorziening wordt
voor alle portieren geactiveerd door twee
maal op de
knop op de sleutel te
drukken.
Systeem uitschakelen: druk op knop
op
de sleutel met afstandsbediening of zet
de startinrichting naar de stand MAR.
KINDERSLOT
10)
Dit systeem zorgt ervoor dat de
achterportieren van binnenuit niet
geopend kunnen worden.
Het kinderslot A fig. 16 kan alleen bij
geopende portieren worden ingeschakeld:
stand: kinderslot ingeschakeld
(portier vergrendeld);
13J0A0040C14J0A0621C
15J0A0896C
24
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 27 of 380

stand: kinderslot uitgeschakeld
(portier kan van binnenuit worden
geopend).
Het kinderslot blijft ingeschakeld ook als
de portieren elektrisch ontgrendeld
worden.
BELANGRIJK De achterportieren
kunnen niet van binnenuit worden
geopend als het kinderslot is
ingeschakeld.
BELANGRIJK
8)Laat kinderen NOOIT zonder toezicht
achter in de auto, laat staan dat u de auto
verlaat met ontgrendelde portieren op een
plaats die gemakkelijk toegankelijk is voor
kinderen. Kinderen kunnen zich ernstig of
zelfs dodelijk verwonden. Zorg er ook voor
dat kinderen de elektrische parkeerrem,
het rempedaal of de pook van de
automatische versnellingsbak niet per
ongeluk kunnen bedienen.
9)Gebruik dit systeem altijd wanneer er
kinderen worden vervoerd. Controleer na
inschakeling van het kinderslot bij beide
achterportieren of het slot daadwerkelijk is
ingeschakeld door aan de handgreep aan
de binnenzijde van de portieren te
trekken.
10)Als het Dead Lock systeem is
ingeschakeld, dan is het niet meer
mogelijk om de portieren vanuit het
interieur te openen. Controleer daarom,
voordat de auto wordt verlaten, of er
niemand meer in de auto aanwezig is.
BELANGRIJK
2)Verzeker u ervan de sleutel mee te
nemen nadat een portier of de achterklep
is vergrendeld, om te voorkomen dat de
sleutel zelf in het voertuig wordt
opgesloten. Als de sleutel binnen is
opgesloten, kan hij alleen teruggekregen
worden met de bijgeleverde tweede
sleutel.
3)De werking van het herkenningssysteem
is afhankelijk van verschillende factoren,
zoals bijvoorbeeld elke interferentie van
elektromagnetische golven van externe
bronnen (bijv. mobiele telefoons), de
laadtoestand van de batterij in de
elektronische sleutel en de aanwezigheid
van metalen voorwerpen in de buurt van
de sleutel of het voertuig. In die gevallen
is het nog steeds mogelijk de portieren te
ontgrendelen met behulp van de metalen
baard in de elektronische sleutel (zie
beschrijving op de volgende pagina's).
16J0A0041C
25
Page 28 of 380

STOELEN
VOORSTOELEN MET
HANDMATIGE VERSTELLING
11)4)
Verstelling in lengterichting: trek hendel A
fig. 17 omhoog en schuif de stoel naar
voren of naar achteren.
12)
BELANGRIJK Voer de verstelling uit
terwijl u op de betreffende stoel zit
(bestuurderszijde of passagierszijde).
Hoogteverstelling(waar voorzien): zethendel B omhoog of omlaag en stel de
gewenste hoogte in.
Rugleuningverstelling: bedien hendel C
om de hoek van de rugleuning af te
stellen, help daarbij met de beweging
van de romp (bedien de hendel tot de
gewenste stand is bereikt, laat hem
daarna los).
Elektrische lendeverstelling(waar
aanwezig): druk met de startinrichting op
MAR, op knop A fig. 18 om het
mechaniek van de lendenzone te
activeren tot het beste comfort tijdens
het rijden is verkregen.
ELEKTRISCH VERSTELBARE
VOORSTOELEN
5)
Deze knoppen (aan de buitenkant van de
rugleuning) kunnen gebruikt worden om
de stoel in de hoogte, in de lengte ten
opzichte van het voertuig en de hoek van
de rugleuning te verstellen.
Verstelling in de hoogte: bedien de voor-
of achterkant van schakelaar A
fig. 19 om de hoogte en/of de hoek van
het stoelkussen te verstellen.
Verstelling in de lengte: druk schakelaar A
naar voren of naar achteren om de stoel
in de overeenkomstige richting te
verplaatsen.
17J0A0043C
18J0A0399C
19J0A0044C
26
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 29 of 380

Verstelling van de rugleuninghoek: druk
schakelaar B naar voren of naar achteren
om de rugleuning in de overeenkomstige
richting te verplaatsen.
Elektrisch verstelbare lendensteun: gebruik
de joystick C om het mechaniek van de
lendenzone te activeren tot het beste
comfort tijdens het rijden is verkregen.
ELEKTRISCHE VERWARMING
VOORSTOELEN
(indien aanwezig)
Druk met de startinrichting in de stand
MAR op de knoppen
fig. 20.
Er kunnen twee verwarmingsniveaus
gekozen worden: “laag verwarmen” (een
gele led op de knoppen) / “hoogverwarmen” (twee gele ledden op de
knoppen).
Na een verwarmingsniveau te hebben
gekozen, moet u enkele minuten wachten
voordat warme lucht in het interieur
stroomt.
BELANGRIJK Om de acculading te
behouden, kan deze functie niet
ingeschakeld worden als de motor uit
staat.
Auto Op Comfort (indien aanwezig)
De elektrisch verwarmde bestuurdersstoel
schakelt automatisch naar "maximale
verwarming" wanneer de motor gestart
wordt en de buitentemperatuur lager is
dan 4,4 °C. Deze functie kan worden in-
of uitgeschakeld via het menu van het
Uconnect™-systeem.
ACHTERBANK
Gedeeltelijke uitbreiding van de
bagageruimte (1/3 of 2/3)
6)
Ga als volgt te werk:verwijder de hoedenplank, indien
aanwezig;
zet de hoofdsteunen van de
achterbank helemaal naar beneden;
controleer of de gordel is geplaatst op
de bekleding A fig. 21;
bedien hendel B om het linker- of
rechterdeel van de rugleuning in te
klappen: dit zal automatisch naar voren
klappen. Begeleid, indien nodig, de
rugleuning tijdens het eerste deel van het
inklappen. Bij het optillen van de hendel
wordt een rood merkteken zichtbaar.
Terugzetten van de rugleuningen
13) 14)
Plaats de veiligheidsgordels opzij en
controleer of ze goed uitgetrokken en niet
verdraaid of achter de rugleuningen
bekneld zijn.
Controleer of de veiligheidsgordels op de
bekledingen A fig. 21 (waar aanwezig)
zijn geplaatst, til vervolgens de
rugleuningen op en duw ze op hun plaats
20J0A0898C
21J0A0045C
27
Page 30 of 380

tot er een klik hoorbaar is van beide
vergrendelingsmechanismen, aan de
zijkant. Controleer of de "rode
markeringen" op hendel A fig. 21 niet
meer zichtbaar zijn (de "rode markering"
betekent dat de rugleuning niet goed is
vastgezet).
BELANGRIJK
11)Voer de aanpassingen alleen uit
wanneer de auto stilstaat.
12)Controleer na het loslaten van de
hendel of de stoel goed geblokkeerd is
door te proberen hem naar voren en naar
achteren te schuiven. Als de stoel niet
geblokkeerd is, kan hij plotseling
verschuiven met mogelijk controleverlies
over de auto tot gevolg.
13)Zorg ervoor dat de rugleuningen aan
beide zijden (niet zichtbare "rode
merktekens) goed zijn vergrendeld om te
voorkomen dat deze bij bruusk remmen
naar voren kunnen klappen en zo
eventueel de passagiers kunnen
verwonden.
14)Als een passagier aanwezig is, kan de
armsteun niet gebruikt worden, maar moet
de middelste rugleuning goed vergrendeld
zijn.
BELANGRIJK
4)De bekleding van uw voertuig is
ontworpen om bestand te zijn tegen
slijtage bij normaal gebruik van het
voertuig. Er moeten wel enkele
voorzorgsmaatregelen getroffen worden.
Vermijd excessief schuren tegen
kledingaccessoires zoals metalen gespen
en klittenband die, als ze veel druk
uitoefenen in een klein gebied, zouden
kunnen afbreken, met beschadiging van de
bekleding als gevolg.
5)Leg geen voorwerpen onder de
elektrisch verstelbare stoel en belemmer
de beweging van de stoel niet want dan
kunnen de bedieningselementen
beschadigd raken. Ze kunnen ook het
bewegingsbereik van de stoel beperken.
6)Verwijder voordat de rugleuning wordt
ingeklapt alle voorwerpen die op de zitting
liggen.
HOOFDSTEUNEN
INSTELLINGEN
15)
Omhoog verstellen: breng de hoofdsteun
omhoog tot deze op zijn plaats vastklikt.
Omlaag verstellen: druk op knop A
fig. 22 (voorste hoofdsteunen) en B
fig. 23 (achterste hoofdsteunen) en
breng de hoofdsteun omlaag.
22J0A0500C
28
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 31 of 380
HOOFDSTEUNEN (verwijderen)
Ga als volgt te werk om de hoofdsteunen
te verwijderen:
trek de hoofdsteunen tot hun
maximumhoogte uit;
druk op de knop A en mechanisme B
fig. 22 (voorste hoofdsteunen) of A en B
fig. 23 (achterste hoofdsteunen) aan
beide zijkanten van de twee steunen, en
verwijder de hoofdsteunen door ze
omhoog te trekken.
BELANGRIJK
15)De hoofdsteunen moeten zodanig
versteld worden dat het hoofd en niet de
nek er tegenaan steunt. Alleen op deze
manier oefenen ze hun beschermende
werking uit.
STUURWIEL
16) 17)
INSTELLINGEN
Het stuurwiel kan zowel omhoog als
omlaag versteld worden.
Om te verstellen, hendel A
fig. 24 (versies met stuur links) of
fig. 25 (versies met stuur rechts) omlaag
zetten in stand 1, het stuurwiel in de
meest geschikte stand zetten en op zijn
plaats vergrendelen door hendel A in
stand 2 te zetten.
23J0A0058C
24J0A0056C
29
Page 32 of 380

ELEKTRISCHE VERWARMING
STUURWIEL
(indien aanwezig)
Druk, met de startinrichting in de stand
MAR, op de knop
op het dashboard
fig. 26. Wanneer de functie ingeschakeld
wordt, gaat de led op de knop branden.
BELANGRIJK Als deze functie bij
afgezette motor wordt ingeschakeld
kan de accu leeglopen.
Auto Op Comfort (indien aanwezig)
Het elektrisch verwarmde stuurwiel
schakelt automatisch in wanneer de
motor gestart wordt en de
buitentemperatuur lager is dan 4,4 °C.
Deze functie kan worden in- of
uitgeschakeld via het menu van het
Uconnect™-systeem.
BELANGRIJK
16)De verstelling mag alleen bij
stilstaande auto en uitgeschakelde motor
gebeuren.
17)After-market werkzaamheden waarbij
wijzigingen van de stuurinrichting of de
stuurkolom betrokken zijn (bijv. bij
montage van een alarmsysteem) zijn ten
strengste verboden. Dergelijke
werkzaamheden kunnen de prestaties van
het systeem, de garantie en de veiligheid
in gevaar brengen waardoor de auto niet
meer aan de typegoedkeuring voldoet.
25J0A0522C26J0A0899C
30
WEGWIJS IN UW AUTO