Page 33 of 284

GROOTLICHT
Duw, met de draaischakelaar in stand
, de hendel naar voren naar het
dashboard (stabiele stand). Het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden. Door
de hendel naar het stuurwiel te trekken,
wordt het grootlicht uitgeschakeld en
het dimlicht ingeschakeld.
GROOTLICHTSIGNAAL
Trek voor het grootlichtsignaal de
hendel naar het stuurwiel (instabiele
stand). Het
controlelampje op het
instrumentenpaneel gaat branden.
RICHTINGAANWIJZERS
Zet de hendel in de (stabiele) stand fig.
57:
omhoog (stand 1): inschakeling
rechter richtingaanwijzer;
omlaag (stand 2): inschakeling linker
richtingaanwijzer.
Het lampje
ofgaat op het
instrumentenpaneel knipperen.
De richtingaanwijzers schakelen
automatisch uit als het voertuig weer
rechtdoor rijdt.
Wanneer de dagrijlichten zijn
ingeschakeld (voor bepaalde versies/
markten, waar voorzien) en de
richtingaanwijzers worden
ingeschakeld, gaat het desbetreffende
dagrijlicht uit (D.R.L.)."Rijbaanwisselfunctie"
Zet, als u het verwisselen van rijstrook
wilt aangeven, drukt u de linkerhendel
korter dan een halve seconde lichtjes in
de gewenste stand. De
richtingaanwijzer aan de gekozen kant
knippert vijf keer en wordt vervolgens
automatisch uitgeschakeld.
MISTLAMPEN
(voor bepaalde versies/markten)
Druk op knop
om de lampen in te
schakelen. Het waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel gaat
branden.
Wanneer de mistlampen branden, gaat
ook het stadslicht branden, terwijl de
dagverlichting uit gaat onafhankelijk van
de stand van de draaischakelaar.
Druk nogmaals op de knop om de
lichten uit te schakelen.MISTACHTERLICHTEN
Druk op de knop
met ingeschakeld
dimlicht of ingeschakelde mistlampen
voor om de mistachterlichten in te
schakelen. Het waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel gaat
branden.
Druk nogmaals op de knop om de
lichten uit te schakelen, of schakel het
dimlicht of de mistlampen voor uit (voor
bepaalde versies/markten).
"FOLLOW ME HOME"
SYSTEEM
Met dit systeem kan de ruimte vóór het
voertuig gedurende een vooringestelde
tijd verlicht worden.
57F0V051658F0V0507
31
Page 34 of 284

Inschakeling
Trek, met de contactsleutel in de stand
STOP of verwijderd, de hendel binnen
2 minuten na het afzetten van de motor
naar het stuurwiel en doe dat meerdere
keren.
Elke keer dat de hendel wordt bediend,
blijft de verlichting 30 seconden langer
branden, tot een maximum van 210
seconden; hierna wordt de verlichting
automatisch uitgeschakeld.
Zolang de functie is ingeschakeld,
brandt het lampje
op het
instrumentenpaneel en wordt het
bijbehorende bericht op het display
weergegeven (zie de paragraaf
“Lampjes en berichten”).
Het controlelampje gaat branden
wanneer de hendel bediend wordt en
blijft branden totdat de functie
automatisch wordt uitgeschakeld.
Telkens als de hendel wordt bediend,
wordt uitsluitend de inschakeltijd van de
verlichting verlengd.
Uitschakelen
Houd de hendel langer dan 2 seconden
naar het stuurwiel getrokken.
BELANGRIJK
27)De dagrijlichten zijn een alternatief voor
het dimlicht in landen waar dit tijdens het
rijden overdag verplicht is, en zijn tevens
toegestaan in landen waar dit niet verplicht
is. De dagrijlichten mogen het dimlicht
niet vervangen tijdens het rijden in het
donker of in tunnels. Het gebruik van de
dagrijlichten wordt geregeld door de
wegenverkeerswetgeving van het land
waar u rijdt. Neem de wettelijke
voorschriften in acht.
INTERIEUR-
VERLICHTING
PLAFONDVERLICHTING
VOOR-/ACHTERIN MET
BEWEEGBAAR
LAMPENGLAS
(Voor bepaalde versies/markten)
Het licht gaat geleidelijk branden of
bereikt de volledige lichtsterkte
onmiddellijk nadat er op de zijkanten is
gedrukt.
Bij de versies Doblò Cargo, is de
plafondverlichting voorin alleen
aangesloten op de voorportieren.
Bij de versies Doblò/Doblò Combi is de
plafondverlichting voor- en achterin
(indien aanwezig) aangesloten op de
voorportieren en de zijschuifdeuren.
59F0V0055
32
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 35 of 284

PLAFONDVERLICHTING
MET SPOTS
(voor bepaalde versies/markten)
Bij de versies Doblò Cargo, is de
plafondverlichting voorin alleen
aangesloten op de voorportieren.
Bij de versies Doblò/Doblò Combi is de
plafondverlichting aangesloten op de
voorportieren en de zijschuifdeuren.
De schakelaar A fig. 60 wordt gebruikt
om de plafondverlichting aan en uit
te schakelen.
Met schakelaar A in de middelste stand
gaan de lampjes C en D aan/uit bij het
openen/sluiten van de portieren.
Met schakelaar A links ingedrukt zijn de
lampjes C en D altijd uit.
Met schakelaar A rechts ingedrukt
blijven de lampjes C en D altijd
ingeschakeld.
De verlichting gaat geleidelijk aan/uit.
Met schakelaar B wordt de
spotlichtfunctie bediend; als de
plafondverlichting uit is, gaan de spots
op de volgende manier branden:
links ingedrukt: het lampje C gaat
aan;
rechts ingedrukt: het lampje D gaat
aan.WAARSCHUWING Controleer alvorens
het voertuig te verlaten of beide
schakelaars in de middelste stand
staan; wanneer de portieren worden
gesloten, gaan de lampjes uit, om
te voorkomen dat de accu ontlaadt. Als
de schakelaar in de ingeschakelde
stand is blijven staan, wordt de
plafondverlichting in ieder geval 15
minuten na het uitzetten van de motor
automatisch uitgeschakeld.
PLAFONDVERLICHTING
ACHTERIN MET
VERWIJDERBARE
TOORTS
(voor Cargo-versies, indien aanwezig)
De verwijderbare plafondverlichting
is niet aangesloten op de portieren:
deze kan alleen handmatig in-/
uitgeschakeld worden door op de
schakelaar A fig. 61 te drukken, met de
contactsleutel in de stand MAR.Schakelaar A kan drie standen
aannemen:
als de schakelaar in het midden
staat, is de verlichting altijd uit;
met de schakelaar omhoog (stand
1), is het licht altijd aan;
met de schakelaar omlaag (stand 2 -
AUTO OFF), is het licht altijd uit.
Voor Cargoversies met
vaste ruit
Het licht wordt automatisch
ingeschakeld als de zijschuifdeuren en
de openslaande achterdeuren/
achterklep geopend worden en
uitgeschakeld wanneer deze gesloten
worden.
Druk op schakelaar A fig. 61 om de
verlichting aan of uit te schakelen met
gesloten portieren.
60F0V0056
61F0V0173
33
Page 36 of 284

Schakelaar A kan drie standen
aannemen:
met de schakelaar in de middelste
stand, gaat de verlichting aan wanneer
er een achterdeur wordt geopend;
met de schakelaar naar boven
(stand 1), is de verlichting altijd aan;
met de schakelaar naar beneden
(stand 2 - AUTO OFF), is de verlichting
altijd uit.
ZAKLAMPFUNCTIE
(voor Cargo-versies, indien aanwezig)
Deze bevindt zich rechts in de
laadruimte. Het is een verwijderbare
elektrische zaklamp.
Om de verwijderbare zaklamp A fig. 62
te gebruiken, druk op knop B en
verwijder de zaklamp in de richting
aangetoond door het pijltje. Druk dan
op schakelaar C om de verlichting in/uit
te schakelen.
Wanneer de verwijderbare lamp in de
vaste houder zit, wordt de batterij voor
de elektrische zaklamp automatisch
opgeladen.Voor Cargoversies met vaste ruit
Bij stilstaand voertuig en de
contactsleutel naar STOP gedraaid of
verwijderd, wordt de plafondverlichting
maximaal 15 minuten opgeladen.
RUITENWISSERS/
ACHTERRUITWISSER
IN HET KORT
Met de rechter hendel fig. 63 worden
de ruitenwisser/-sproeier en de
achterruitwisser en -sproeier bediend
(voor bepaalde versies/markten,
indien voorzien).
RUITENWISSER/
-SPROEIER
Functioneert alleen met de
contactsleutel in de stand MAR.
Draaischakelaar A fig. 63 heeft vier
verschillende standen:
ruitenwisser voorruit uit.
intermitterende werking.
continue langzame werking.
continue snelle werking.
Zet de hendel omhoog (onstabiele
stand) om de tijdelijke snelle wisstand in
te schakelen. Bij het loslaten keert de
hendel terug naar de beginstand en
wordt de werking van de ruitenwissers
automatisch afgebroken.
Met de draaischakelaar A fig. 63 in de
stand
, wordt de wissnelheid
automatisch aan de rijsnelheid
aangepast.
62F0V0174
34
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 37 of 284

Bij ingeschakelde ruitenwissers, wordt
bij het inschakelen van de
achteruitversnelling, ook de ruitenwisser
van de achterruit automatisch
geactiveerd.
3) 4)
"Intelligente" wis-/wasfunctie
(Voor bepaalde versies/markten)
Trek de hendel naar het stuur (instabiele
stand) om de ruitensproeier in te
schakelen.
Als de hendel langer dan een halve
seconde wordt aangetrokken, dan
worden in één beweging de
ruitenwissers en -sproeiers
ingeschakeld.
Als de hendel wordt losgelaten, stopt
de ruitenwisser na drie slagen.
Na circa 6 seconden volgt nog een
extra reinigingsslag.ACHTERRUITWISSER/-
SPROEIER
(Voor bepaalde versies/markten)
Werkt alleen met de contactsleutel in
de stand MAR.
Inschakeling
Draai de draaischakelaar naar
om
de ruitenwisser achterruit in te
schakelen:
met de intermitterende modus
wanneer de ruitenwisser voorruit niet
functioneert;
met de synchrone modus (op halve
snelheid van de ruitenwisser voorruit)
wanneer de ruitenwisser voorruit
functioneert;
met de continue modus wanneer de
bediening in de achteruitversnelling
geactiveerd wordt.
Wanneer de ruitenwisser voorruit en de
achteruitversnelling geactiveerd zijn,
zal de ruitenwisser van de achterruit
continu werken.Door de hendel in de richting van het
dashboard te duwen (instabiele stand),
wordt de sproeier van de achterruit
ingeschakeld. Als de hendel ten minste
een halve seconde in deze stand wordt
gehouden, dan wordt ook de
ruitenwisser van de achterruit
ingeschakeld. Door de hendel los te
laten, wordt de intelligente wis-/
wasfunctie ingeschakeld, net als voor
de ruitenwisser van de voorruit.
Uitschakelen
De functie wordt uitgeschakeld zodra
de hendel wordt losgelaten.
5)
KOPLAMPSPROEIERS
(voor bepaalde versies/markten)
Ze worden ingeschakeld als het
dimlicht brandt en de ruitenwisser
wordt ingeschakeld.
BELANGRIJK Controleer regelmatig de
werking van de sproeier en of hij
schoon is.
6)
63F0V0517
35
Page 38 of 284

BELANGRIJK
3)Gebruik de ruitenwisser van de voorruit
nooit om opgehoopte sneeuw of ijs van
de voorruit te verwijderen. Onder dergelijke
omstandigheden kan de ruitenwisser van
de voorruit onderworpen worden aan
overmatige belasting en kan de
motorbeveiligingsschakelaar ingrijpen en
de werking gedurende enkele seconden
belemmeren. Als hierna de ruitenwissers
niet meer werken (ook niet na de sleutel te
hebben gedraaid en de motor opnieuw
te hebben gestart), neem dan contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
4)Schakel de ruitenwissers niet met van de
ruit opgeheven ruitenwisserbladen in.
5)Gebruik de achterruitwisser nooit om
opgehoopte sneeuw of ijs te verwijderen.
Onder dergelijke omstandigheden kan
de ruitenwisser van de achterruit
onderworpen worden aan overmatige
belasting en kan de
motorbeveiligingsschakelaar ingrijpen en de
werking gedurende enkele seconden
belemmeren. Als de werking niet hersteld
wordt, neem dan contact op met een
Fiat-dealer.
6)De koplampsproeier werkt niet als het
vloeistofpeil in het reservoir lager is dan 1,6
liter.
36
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 39 of 284
VERWARMING EN VENTILATIE
.
BEDIENINGSELEMENTEN
.
64F0V0503
37
Page 40 of 284
A: instellingsknop luchttemperatuur (mengsel warme/koude lucht)
B: inschakelingsknop ventilator
C: draaiknop luchtverdeling
luchtstroom uit roosters in het midden en aan de zijkant
warme luchtstroom naar de voeten en het koel houden van het gezicht (tweezonefunctie)
snellere opwarming van het interieur;
gelijktijdige opwarming van het interieur en ontwaseming van de voorruit
ontwaseming en ontdooiing van voorruit en de voorste zijruiten.
D: aan/uit knop interne luchtrecirculatie
E: achterruit- en spiegelverwarming ON/OFF-schakelaar (voor bepaalde versies/markten)
38
KENNISMAKING MET DE AUTO