Page 89 of 284

INWERKINGTREDING VAN
HET SYSTEEM
Dit wordt aangegeven door het
knipperen van het lampje
op het
instrumentenpaneel, om de bestuurder
te waarschuwen dat de stabiliteit en
de grip van het voertuig kritiek zijn.
INSCHAKELING VAN HET
SYSTEEM
Het ESC-systeem wordt automatisch
ingeschakeld wanneer het voertuig
wordt gestart.
STORINGSMELDINGEN
In geval van een storing wordt het
ESC-systeem automatisch
uitgeschakeld, gaat het lampje
op
het instrumentenpaneel permanent
branden en verschijnt er een bericht op
het multifunctionele display (voor
bepaalde versies/markten) (zie de
paragraaf "Lampjes en berichten"). Ook
de led op de ASR OFF-knop gaat
branden. Neem zo snel mogelijk
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
HILL HOLDER-SYSTEEM
Dit systeem is een onderdeel van het
ESC-systeem en helpt de bestuurder bij
het wegrijden op hellingen. Het wordt
onder de volgende omstandigheden
automatisch geactiveerd:
opwaartse helling: als het voertuig
stilstaat op een opwaartse helling
van meer dan 5% met draaiende motor,
ingetrapt rempedaal en de
versnellingsbak in de vrijstand of met
ingeschakelde versnelling, met
uitzondering van de
achteruitversnelling;
neerwaartse helling: als het voertuig
stilstaat op een neerwaartse helling
van meer dan 5% met draaiende motor,
ingetrapt rempedaal en ingeschakelde
achteruitversnelling.
Tijdens het wegrijden houdt de
regeleenheid van het ESC-systeem de
wielen geremd, totdat het nodige
motorkoppel is bereikt om te kunnen
wegrijden, of in ieder geval maximaal
1,75 seconden, zodat de bestuurder de
tijd heeft om de rechtervoet van het
rempedaal naar het gaspedaal te
verplaatsen.
Als het voertuig na 1,75 seconden niet
is weggereden, schakelt het systeem
automatisch uit door geleidelijk de
remkracht te verminderen.
Tijdens het verminderen van de
remkracht is een geluid te horen dat
kenmerkend is voor de uitschakeling
van de rem, om aan te geven dat
het voertuig gaat bewegen.Storingsmeldingen
Systeemfouten worden aangegeven
door het aangaan van het lampje
op het instrumentenpaneel met het
digitale display en de weergave van
het lampje
op het
instrumentenpaneel met het
multifunctionele display (voor bepaalde
versies/markten, waar voorzien) (zie
de paragraaf "Lampjes en berichten").
BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem
is geen parkeerrem; verlaat daarom
nooit het voertuig zonder eerst de
handrem te hebben aangetrokken, de
motor te hebben afgezet en de eerste
versnelling te hebben ingeschakeld.
54) 55)
ASR-SYSTEEM (Antislip
Regulator)
Dit is een tractieregelsysteem dat iedere
keer als een of beide aandrijfwielen
slippen, automatisch ingrijpt.
Afhankelijk van de slipomstandigheden
kunnen twee verschillende
regelsystemen worden geactiveerd:
als beide aandrijfwielen doorslippen,
reduceert het ASR-systeem het
motorvermogen;
als slechts één aandrijfwiel doorslipt,
blokkeert het ASR-systeem
automatisch het doorslippende wiel.
87
Page 90 of 284

Het ASR-systeem is vooral handig
onder de volgende omstandigheden:
als het binnenste wiel in bochten
slipt door de dynamische verschillen in
de belading of als teveel wordt
versneld;
als teveel vermogen wordt
overgedragen naar de wielen, ook ten
opzichte van de toestand van het
wegdek;
versnelling op glad, besneeuwd of
bevroren wegdek;
bij gripverlies op een nat wegdek
(aquaplanning).
MSR-systeem (regeling van de
motoraandrijving)
Het systeem voorkomt dat de
aandrijfwielen mogelijk vergrendelen,
hetgeen kan gebeuren, bijvoorbeeld, als
het gaspedaal plotseling wordt
losgelaten of in het geval van een
plotseling naar een lagere versnelling
schakelen in omstandigheden van
slechte grip op de weg.In deze omstandigheden zou het
motorremeffect ervoor kunnen zorgen
dat de aandrijfwielen slippen, waardoor
het voertuig zijn stabiliteit verliest. Het
MSR-systeem grijpt in dergelijke
situaties in door het motorkoppel te
regelen om zo de stabiliteit te bewaren
en de veiligheid van het voertuig te
verhogen.
Inschakeling/uitschakeling van het
ASR-systeem
Het ASR-systeem wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de motor wordt
gestart.
Tijdens het rijden kan de ASR
uitgeschakeld en vervolgens weer
ingeschakeld worden door op de knop
fig. 99 op het dashboard te drukken.
De uitschakeling wordt aangegeven
door het aangaan van het lampje
op
het instrumentenpaneel en de
weergave van een speciaal bericht op
het multifunctionele display, waar
voorzien.
Als het ASR wordt uitgeschakeld tijdens
het rijden, wordt het automatisch
opnieuw ingeschakeld wanneer het
voertuig opnieuw wordt gestart.Wanneer met sneeuwkettingen wordt
gereden, kan het handig zijn om het
ASR uit te schakelen: onder deze
omstandigheden levert het doorslippen
van de aandrijfwielen bij het wegrijden
immers meer trekkracht op.
STORINGSMELDINGEN
In geval van een storing wordt het
ASR-systeem automatisch
uitgeschakeld en gaat het lampje
op
het instrumentenpaneel permanent
branden en verschijnt er een bericht op
het multifunctionele display (zie
"Lampjes en berichten"). Neem in dit
geval zo snel mogelijk contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
99F0V0576
88
VEILIGHEID
Page 91 of 284

BELANGRIJK
54)Neem nooit onnodige en
onverantwoorde risico's, ook al is het
voertuig voorzien van het ESC-systeem.
Uw rijstijl moet altijd aangepast zijn aan de
conditie van het wegdek, het zicht en het
verkeer. De bestuurder is altijd
verantwoordelijk voor de verkeersveiligheid.
55)Voor een goede werking van de ESC-
en ASR-systemen is het van groot belang
dat de banden van alle wielen van hetzelfde
merk en type zijn, dat ze in perfecte staat
verkeren en, vooral, dat ze van het
aanbevolen type en de juiste maat zijn.
BESCHERMINGS-
SYSTEMEN
INZITTENDEN
De belangrijkste veiligheidsuitrusting
van het voertuig omvat de volgende
beschermingssystemen:
veiligheidsgordels;
SBR-systeem (Seat Belt Reminder);
hoofdsteunen;
kinderzitjes;
frontairbags en zijairbags.
Lees de informatie vermeld op de
volgende pagina's uiterst aandachtig
door. Het is van fundamenteel belang
dat de beschermingssystemen op
de juiste manier gebruikt worden om
het maximaal mogelijke
veiligheidsniveau voor de bestuurder en
de passagiers te garanderen.
VEILIGHEIDS-
GORDELS
GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
Alle stoelen van het voertuig zijn
uitgerust met veiligheidsgordels met
drie verankeringspunten en een
oprolautomaat. Het mechanisme van
de oprolautomaat werkt door
vergrendeling van de gordel wanneer er
heftig geremd wordt of door een
sterke deceleratie wegens een botsing.
Zo kan de gordel vrij schuiven en kan
hij zich aanpassen aan het lichaam van
de inzittende. In het geval van een
ongeval, zal de gordel geblokkeerd
worden waardoor het risico van impact
binnenin het interieur en het naar buiten
geslingerd worden van een persoon
beperkt worden. De bestuurder moet
zich aan alle plaatselijke wettelijke
voorschriften met betrekking tot de
verplichting en de manier waarop de
gordel wordt gebruikt houden en moet
er ook voor zorgen dat andere
inzittenden van het voertuig deze
voorschriften naleven.
Maak de veiligheidsgordels altijd vast
alvorens weg te rijden.
De veiligheidsgordel moet omgelegd
worden terwijl men goed rechtop, met
de rug tegen de rugleuning zit.
89
Page 92 of 284

Pak, om de gordel om te leggen, de
gesp A fig. 100 en steek deze in de
sluiting B, totdat de klik van het
vergrendelen wordt gehoord.
Als tijdens het uittrekken de gordel blijft
blokkeren, laat hem dan een stukje
teruglopen en trek hem vervolgens
langzaam uit.
Druk, om de gordel los te maken, op
knop C. Begeleid de gordel tijdens het
teruglopen met de hand, zodat hij
niet draait.
56) 57)
De oprolautomaat kan blokkeren als het
voertuig op een steile helling staat: dit
is volkomen normaal. Bovendien
blokkeert de oprolautomaat als de
gordel snel word uitgetrokken of bij
hard remmen, botsingen en bochten
die op hoge snelheid worden genomen.Alle achterstoelen (voor Doblò-/Doblò
Combi-versies) zijn uitgerust met
driepuntsveiligheidsgordels met
oprolautomaat.
De veiligheidsgordels achter (Doblò-/
Doblò Combi-versies) moeten
gedragen worden zoals afgebeeld in fig.
101 - fig. 102.BELANGRIJK De rugleuning is correct
vergrendeld als de rode streep op de
hendels A fig. 103 voor het neerklappen
van de rugleuning onzichtbaar is. Deze
rode streep geeft aan dat de rugleuning
niet is vergrendeld.
BELANGRIJK Na het terugzetten van
de achterstoelen (voor Doblò-/Doblò
Combi-versies) in hun normale stand,
de veiligheidsgordels correct plaatsen
zodat ze klaar zijn voor gebruik.
58)
HOOGTE VAN DE
VEILIGHEIDSGORDEL
INSTELLEN
59) 60)
De hoogte van de veiligheidsgordel kan
met de regeling op de middenstijl op
verschillende standen worden
afgesteld.
100F0V0023
101F0V0126
102F0V0197
103F0V0127
90
VEILIGHEID
Page 93 of 284

Stel de hoogte van de veiligheidsgordel
altijd zodanig af dat hij de persoon die
hem draagt goed past: deze
voorzorgsmaatregel kan het risico op
letsel in geval van een aanrijding
aanzienlijk beperken.
De gordel is goed afgesteld als hij
halverwege tussen de nek en het
uiteinde van de schouder ligt.
BELANGRIJK
56)Druk nooit op knop C fig. 100tijdens
het rijden.
57)Vergeet niet dat achterpassagiers die
hun veiligheidsgordel niet om hebben,
in geval van een ernstige botsing, niet
alleen zichzelf, maar ook de voorpassagiers
in gevaar brengen.
58)Controleer of de rugleuning aan beide
zijden goed is vergrendeld (rode strepen
B onzichtbaar) om te voorkomen dat de
rugleuning bij bruusk remmen naar voren
kan klappen en zo de inzittenden kan
verwonden.
59)De hoogte van de veiligheidsgordels
mag alleen ingesteld worden bij stilstaande
auto.
60)Controleer na het afstellen van de
hoogte altijd of de regeling vergrendeld is in
een van de van te voren ingestelde
standen. Om dit te doen, de regeling
omlaag duwen tot het bevestigingspunt in
één van de mogelijke standen blokkeert.
SBR-SYSTEEM
Dit systeem bestaat uit een akoestisch
waarschuwingssignaal dat, tegelijk
met de knipperende lampjes
op het
instrumentenpaneel, de bestuurder
en de passagier voorin waarschuwt
wanneer hun veiligheidsgordel niet
is omgelegd.
Bij sommige versies is ook een paneel
met een waarschuwingszoemer en
knipperende lampjes (ter vervanging
voor het lampje op het
instrumentenpaneel) boven de
achteruitkijkspiegel voorzien fig. 104,
dat de passagiers voorin en achterin
waarschuwt wanneer hun
veiligheidsgordel niet is omgelegd.
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk om dit geluidssignaal
permanent te laten uitschakelen.De zoemer kan te allen tijde via het
Setup-menu opnieuw worden
ingeschakeld (zie paragraaf
"Menuopties" in het hoofdstuk
“Kennismaking met de auto”).
De lampjes fig. 104 kunnen rood of
groen en werken als volgt:
1 = linker voorstoel (toestand
bestuurder voor versies met stuur links)
2 = rechter voorstoel (toestand
passagier voor versies met stuur links);
3 = linker achterstoel tweede rij
(passagier);
4 = centrale achterstoel tweede rij
(passagier);
5 = rechter achterstoel tweede rij
(passagier);
6 = linker achterstoel derde rij
(passagier);
7 = rechter achterstoel derde rij
(passagier).
104F0V0635
91
Page 94 of 284

VOORSTOELEN
(waarschuwingslampje
Bestuurder
Als de bestuurder de enige inzittende is
en de gordel niet is omgelegd, dan
wordt bij het overschrijden van 20 km/u
of wanneer langer dan 5 seconden
met een snelheid van 10 à 20 km/u
wordt gereden een zoemercyclus
(voorstoelen) gestart, met een 6
seconden durend geluidssignaal
gevolgd door een extra biep van 90
seconden. Het waarschuwingslampje
gaat branden. De lampjes blijven
continu branden aan het einde van de
cyclus tot de motor is afgezet. Het
waarschuwingsgeluidssignaal houdt
meteen op wanneer de bestuurder zijn
gordel omlegt en het lampje wordt
groen. De waarschuwingscyclus
(akoestisch en visueel) wordt herhaald
zoals hiervoor is beschreven en het
rode lampje gaat knipperen als de
veiligheidsgordel tijdens het rijden wordt
losgemaakt.Passagier
Een gelijkaardige oplossing is van
toepassing voor de passagier voorin,
met het verschil dat het lampje groen
wordt en dat het waarschuwingssignaal
wordt afgebroken wanneer de
passagier uit de auto stapt.
Als op beide voorstoelen de
veiligheidsgordel tijdens het rijden
worden losgemaakt, heeft het
geluidssignaal betrekking op de laatste
handeling en werken beide lampjes
onafhankelijk voor elke stoel.
ACHTERBANK
(waarschuwingslampjes
3—4—5—6—7)
De waarschuwingscyclus treedt alleen
in werking als een veiligheidsgordel
wordt losgemaakt (rood knipperend
lampje). In deze omstandigheid gaat het
lampje dat aangeeft dat de
veiligheidsgordel is losgemaakt rood
knipperen gedurende circa 30
seconden. Er klinkt ook een
geluidssignaal.Voor elke
veiligheidsgordel die wordt losgemaakt
wordt een apart visueel signaal (rood
knipperend lampje) ingeschakeld.
Het lampje wordt groen als de
betreffende veiligheidsgordel weer
wordt omgelegd.De waarschuwingslampjes voor de
achterbank doven ongeveer 30
seconden na het laatste signaal als de
veiligheidsgordels voorin worden
omgelegd, ongeacht de status van de
veiligheidsgordel (rood of groen).
Alle waarschuwingslampjes gaan
branden als de status van minstens één
gordel verandert van vastgemaakt
naar losgemaakt of andersom.
92
VEILIGHEID
1 = bestuurder en
2=
passagier)
Page 95 of 284

GORDELSPANNERS
Voor een nog doeltreffender
bescherming zijn de veiligheidsgordels
van de voorstoelen voorzien van
gordelspanners. Bij een heftige frontale
of zijdelingse botsing, trekken de
gordelspanners de gordel enige
centimeters aan. Op die manier worden
de inzittenden veel beter op hun plaats
gehouden en wordt de voorwaartse
beweging ingeperkt.
Het is duidelijk dat de gordelspanners
geactiveerd zijn wanneer de gordel niet
meer teruggetrokken wordt in het
oprolmechanisme.
Tijdens de activering van de
gordelspanner kan er wat rook
afgegeven worden. Deze rook is niet
schadelijk en impliceert geen
brandgevaar.
De gordelspanner vereist geen
onderhoud of smering. Elke
verandering van de oorspronkelijke
conditie zal de werking ervan
benadelen. Als de gordelspanner door
uitzonderlijke natuurlijke gebeurtenissen
(bijv. overstromingen, vloedgolven
enz.) met water en/of modder in
contact is geweest, neem dan contact
op met het Fiat Servicenetwerk om
hem te laten vervangen.BELANGRIJK Voor een maximale
bescherming door de gordelspanners
moet de veiligheidsgordel zo worden
omgelegd dat hij goed op borst en
bekken aansluit.
61)
17)
KRACHTBEGRENZERS
(voor bepaalde versies/markten)
Voor een nog betere bescherming van
de inzittenden bij een ongeval, zijn
de oprolautomaten van de
veiligheidsgordels van de voor- en
achterstoelen voorzien van een
krachtbegrenzer (voor bepaalde
versies/markten, waar voorzien) die bij
een frontale aanrijding de piekbelasting
op de borst en schouders beperkt.ALGEMENE
WAARSCHUWINGEN
VOOR HET GEBRUIK VAN
DE
VEILIGHEIDSGORDELS
Ook zwangere vrouwen moeten de
veiligheidsgordel omleggen: voor
zwangere vrouwen en het ongeboren
kind wordt het risico op verwondingen
bij een ongeval fors ingeperkt als de
gordel wordt gedragen. Natuurlijk
moeten zwangere vrouwen wel het
onderste deel van de gordel lager
omleggen, zodat de gordel over het
bekken en onder de buik komt (zie fig.
105).
Naar gelang de zwangerschap verder
gevorderd is, moet de bestuurder zowel
de stoel als het stuurwiel zodanig
verstellen dat volledige controle over
het voertuig mogelijk is (pedalen en
stuurwiel moeten gemakkelijk
bereikbaar zijn). De maximale speling
tussen de buik en het stuurwiel moet
aangehouden worden.
93
Page 96 of 284

BELANGRIJK Zorg dat de gordelband
nooit gedraaid is. Het bovenste
gordelgedeelte moet over de schouder
en schuin over de borst liggen. Het
onderste gordelgedeelte moet op het
bekken aansluiten(zoals aangegeven in
fig. 106) en dus niet over de buik van
de passagier liggen. Steek nooit
voorwerpen (wasknijpers, klemmen
enz.) tussen de gordel en het lichaam
van de inzittende.
62)
Het demonteren of aanpassen van
onderdelen van de veiligheidsgordel of
gordelspanner is ten strengste
verboden. Werkzaamheden aan deze
onderdelen moeten worden uitgevoerd
door gekwalificeerd en bevoegd
personeel. Wendt u altijd tot het Fiat
Servicenetwerk.
BELANGRIJK Vervoer nooit kinderen
op de schoot van inzittenden met
één veiligheidsgordel voor beiden fig.
107. Bevestig geen andere voorwerpen
aan het lichaam.
63)
ONDERHOUD VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
Volg voor het juiste onderhoud van de
veiligheidsgordels de volgende
aanwijzingen zorgvuldig op:
zorg er altijd voor dat de gordel
goed uitgetrokken en niet gedraaid is;
controleer ook of de oprolautomaat niet
haperend werkt;
controleer de werking van de
veiligheidsgordel als volgt: maak de
gordel vast en trek hard aan de gordel;
vervang de gordels na een ongeval,
ook al lijken ze niet beschadigd.
Vervang de gordels ook altijd als de
gordelspanners werden geactiveerd.
zorg dat er geen vocht in de
oprolautomaat komt: de goede werking
ervan is alleen gegarandeerd als ze
droog blijven;
vervang de gordels als ze sporen
van slijtage of beschadiging vertonen.
BELANGRIJK
61)De gordelspanner is voor éénmalig
gebruik bestemd. Nadat ze in werking zijn
getreden moeten ze bij het Fiat
Servicenetwerk vervangen worden.
62)Voor optimale veiligheid moet de
rugleuning rechtop gezet worden, moet
men goed tegen de rugleuning aanzitten en
moet de gordel goed aansluiten op de
borst en het bekken. Draag altijd
veiligheidsgordels, zowel voor- als achterin!
Rijden zonder veiligheidsgordels doet bij
een ongeval het risico op ernstige
verwondingen toenemen en kan zelfs de
dood tot gevolg hebben.
105F0V0106
106F0V0107
107F0V0108
94
VEILIGHEID