Page 153 of 284

zet het wiel verticaal en leg de
gemonteerde adapter op de binnenkant
van de velg, gebruik vervolgens de
bijgeleverde bouten om het wiel aan de
adapter te bevestigen, met behulp
van de inbussleutel voor de wielmoeren
G fig. 180. Haal de bouten aan met
de sleutel om het wiel te verwijderen.
OPMERKING Gebruik de beschermtas
voor het reservewiel om de lichtmetalen
velg van het wiel te beschermen.
controleer of het vervangen wiel
correct in zijn zitting onder de
bodemplaat is geplaatst (het
hefsysteem is voorzien van een
vangkoppeling die als eindaanslag
fungeert, onjuiste plaatsing kan
de veiligheid in gevaar brengen);
berg de krik en de andere
gereedschappen op in de
gereedschapstas;
leg de gereedschapstas terug op
zijn plaats onder de linker stoel
(Cargo-versies) of, zet de onderkant
van de tas tegen het zijpaneel, in de
laadruimte aan de rechter achterkant
(Doblò/Doblò Combi-versies).
BELANGRIJK
121)Het reservewiel (indien aanwezig) is
specifiek voor uw voertuig. Gebruik het
daarom niet voor andere modellen.
Monteer ook geen reservewielen van
andere modellen op uw voertuig. Gebruik
het reservewiel alleen in noodgevallen.
Gebruik van het reservewiel moet worden
beperkt tot het noodzakelijke minimum.
122)Gebruik de alarmknipperlichten,
de gevarendriehoek enz., om te laten zien
dat uw voertuig stilstaat. Alle inzittenden
moeten het voertuig auto verlaten, vooral
als het zwaar beladen is, en uit de buurt
van gevaarlijk verkeer wachten tot het wiel
is verwisseld. Als het voertuig op een
helling of oneffen ondergrond staat, wiggen
of andere geschikte voorwerpen achter
de wielen leggen om te zorgen dat het
voertuig op zijn plaats blijft staan. Zorg
ervoor dat het verwisselde wiel zo snel
mogelijk wordt gerepareerd en
gemonteerd. Smeer de schroefdraad van
de wielbouten niet met vet voordat ze
gemonteerd worden: ze kunnen hierdoor
losraken.
178F0V0214
179F0V0215
G
180F0V0216
151
Page 154 of 284

123)Gebruik de krik uitsluitend voor het
verwisselen van een wiel van de auto
waarbij de krik geleverd is of voor auto’s
van hetzelfde model. Gebruik de krik niet
voor andere doeleinden, zoals het
opkrikken van andere modellen. Gebruik de
krik nooit om reparaties onder het voertuig
te verrichten. Door een verkeerde plaatsing
van de krik, kan het voertuig van de krik
vallen. Gebruik de krik niet voor zwaardere
lasten dan is aangegeven op het plaatje
op de krik.
124)Als het wieldeksel niet goed
gemonteerd is, kan het tijdens het rijden
losraken. Voer nooit werkzaamheden
aan het ventiel uit. Steek nooit
gereedschap tussen de velg en de band.
Controleer regelmatig de spanning van
zowel de banden als het ruimtebesparende
reservewiel, in overeenstemming met de
spanningswaarden die zijn aangegeven in
het hoofdstuk “Technische gegevens”.FIX&GO
AUTOMATIC-KIT
125) 126)
37)
BESCHRIJVING
De Fix&Go snelle bandenreparatiekit fig.
181 bevindt zich in de bagageruimte,
in een specifieke doos, en omvat:
een busje 4 met afdichtmiddel,
voorzien van: een transparante
vulleiding voor het inspuiten van het
afdichtmiddel 4 en een sticker 3 met
daarop het opschrift “Max. 80 km/h”
die na reparatie van de band op een
goed zichtbare plaats moet worden
aangebracht (bijv. op het dashboard);
een compressor 2;
een folder met aanwijzingen voor het
gebruik van de kit;REPARATIE VAN BANDEN
EN DRUK
HERSTELPROCEDURE
Ga als volgt te werk:
stop de auto op een plek die niet
gevaarlijk is voor het verkeer en waar
de procedure op veilige wijze
uitgevoerd kan worden. De grond moet
zo mogelijk vlak en voldoende compact
zijn;
zet de motor af, schakel de
noodknipperlichten en de parkeerrem
in;
trek het reflecterende veiligheidsvest
aan voordat u uit de auto stapt (houd
u in elk geval aan de wettelijke
voorschriften van het land waarin u
rijdt);
181F0V0700
182F0V0701
152
NOODGEVALLEN
Page 155 of 284

Plaats het busje 1 met afdichtmiddel
in de daarvoor bestemde ruimte in de
compressor 2 en druk het hard omlaag
fig. 181. Verwijder de sticker met de
indicatie van de snelheid 3 en plak deze
op een duidelijk zichtbare plaats fig.
185;
doe de handschoenen aan;
verwijder de dop van het ventiel van
de lekke band en sluit de transparante
leiding voor de afdichtingsvloeistof 4
aan en maak deze goed vast fig. 181.
Indien een busje van 250 mm aanwezig
is, is de behuizing van de transparante
leiding voorzien van een verwijderbare
ring om het uitnemen te
vergemakkelijken. Zorg ervoor dat de
AAN-UIT-knop 5 fig. 183 in de uit-stand
staat (knop niet ingedrukt);
steek de stekker 6 fig. 182 in het
12V-stopcontact van het voertuig
en start de motor;
schakel de compressor in door te
drukken op de AAN-UIT-knop 5 fig.
183. Zodra de in het Instructieboek of
het daarvoor bestemde label vermelde
spanning op de meter 7 verschijnt,
schakel de compressor dan weer uit
met de AAN-UIT-knop 5;
verwijder het busje 1 van de
compressor door op knop 8 te drukken
en het busje 1 voorzichtig omhoog te
trekken fig. 184.Als de meter 7 fig. 183 een spanning
van minder dan 1,8 bar / 26 psi
weergeeft 15 minuten nadat de
compressor ingeschakeld werd,
schakel dan de compressor uit,
ontkoppel de vulleiding 4 van het ventiel
van de band en verwijder het busje 1
van de compressor fig. 184.
Verplaats het voertuig circa 10 m voor
een betere verdeling van het
afdichtmiddel; stop het voertuig op een
veilige wijze, schakel de handrem in
en herstel de spanning met de zwarte
vulleiding 9 fig. 186 tot de vereiste
waarde is bereikt. Als ook dan na 15
minuten de spanning minder dan 1,8
bar / 26 psi is, rij dan niet verder, maar
neem contact op met het
Servicenetwerk.Na ongeveer 8 km / 5 mijl gereden te
hebben, het voertuig op een veilige
en geschikte plaats zetten, met de
handrem ingeschakeld. Neem de
compressor en herstel de spanning met
de zwarte vulleiding 9 fig. 186.
Als de weergegeven spanning hoger
dan 1,8 bar / 26 psi is, herstel dan
de spanning en rij voorzichtig zo snel
mogelijk naar een dealer van het
Servicenetwerk. Als ook dan na 15
minuten de spanning minder dan 1,8
bar / 26 psi is, rij dan niet verder, maar
neem contact op met het
Servicenetwerk.
183F0V0702
184F0V0703
153
Page 156 of 284

OPPOMPEN
Ga als volgt te werk:
stop het voertuig op een veilige
manier, zoals hierboven beschreven, en
schakel de handrem in;
neem de zwarte vulleiding 9 fig. 186
uit en schroef deze stevig op het ventiel
van de band. Volg de aanwijzingen in
fig. 182 en fig. 186.
Druk op de ontluchtingsknop 10 fig.
183 om eventuele overmatige
bandenspanning weg te nemen.
VERVANGING
FILTERELEMENT
Ga als volgt te werk:
gebruik alleen originele Fix&Go-
busjes die kunnen worden aangeschaft
bij het Servicenetwerk.
om het busje 1 te verwijderen fig.
181, druk op de knop 8 fig. 184 en trek
het omhoog.
BELANGRIJK
125)De informatie die vereist is door het
voorschrift dat van toepassing is, staat
vermeld op het etiket van de verpakking
van de Fix&Go kit. Lees het etiket op
het busje vóór gebruik, vermijd oneigenlijk
gebruik. De kit dient gebruikt te worden
door volwassenen en mag niet gebruikt
worden door kinderen.
126)BELANGRIJK: Overschrijd de snelheid
van 80 km/h niet. Vermijd abrupt
accelereren of remmen. De Fix&Go-kit
voorziet in een tijdelijke reparatie, daarom
moet de band zo snel mogelijk onderzocht
en gerepareerd worden door een
specialist. Alvorens de kit te gebruiken,
controleren of de band niet buitensporig
beschadigd is en dat de velg in goede
conditie is, gebruik de kit anders niet en bel
pechverhelping. Verwijder vreemde
voorwerpen niet uit de band. Laat de
compressor niet langer dan 20 minuten
achter elkaar aan staan -
oververhittingsgevaar.
BELANGRIJK
37)Het afdichtmiddel werkt bij
buitentemperaturen tussen -40°C en
+55°C. Het afdichtmiddel heeft een
houdbaarheidsdatum. Banden met een
beschadiging van het bandoppervlak
tot een maximale diameter van 6
mm kunnen hersteld worden. Toon het
busje en het etiket aan het personeel dat
de band zal behandelen die hersteld werd
met de bandenreparatiekit.
185F0V0704
186F0V0705
154
NOODGEVALLEN
Page 157 of 284

NOODSTART
Ga onmiddellijk naar het Fiat
Servicenetwerk als het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel vast blijft branden.
STARTEN MET
HULPACCU
Als de accu leeg is, kan de motor
gestart worden met een hulpaccu met
dezelfde of een iets hogere capaciteit
dan de lege accu.
Ga als volgt te werk om het voertuig te
startenfig. 187:
verbind de plusklemmen (+ teken bij
de klem) van de beide accu's met
een geschikte startkabel;
sluit met een tweede startkabel de
minklem (–) van de hulpaccu aan op
een massapunt
op de motor of
de versnellingsbak van het voertuig dat
gestart moet worden;
start de motor;
verwijder als de motor gestart is, de
kabels in de omgekeerde volgorde.
Als de motor na enkele pogingen niet
start, blijf dan niet proberen maar neem
contact op met het dichtstbijzijnde
Fiat Servicepunt.BELANGRIJK Verbind de minklemmen
van de twee accu’s niet rechtstreeks
met elkaar: eventuele vonken kunnen
het explosieve gas ontsteken dat uit de
accu kan ontsnappen. Als de hulpaccu
in een andere auto is geïnstalleerd,
moet accidenteel contact tussen de
metalen delen van beide auto's
vermeden worden.
38)
127)
ROLLEND STARTEN
Probeer de motor nooit te starten door
de auto te duwen, te slepen of van
een helling af te laten rijden. Op die
manier kan brandstof in de katalysator
terechtkomen die hierdoor
onherstelbaar beschadigd wordt.BELANGRIJK Denk eraan dat de
rembekrachtiging en de elektrische
stuurbekrachtiging niet werken tot de
motor gestart is, dus zal er meer kracht
nodig zijn om het rempedaal of het
stuurwiel te bedienen.
BELANGRIJK
38)Gebruik nooit een accusnellader om de
motor in een noodgeval te starten,
aangezien deze de elektronische systemen
van het voertuig kan beschadigen, met
name de regeleenheden van de ontsteking
en de inspuiting.
BELANGRIJK
127)Deze procedure moet uitgevoerd
worden door gekwalificeerd personeel
aangezien onjuiste handelingen kunnen
leiden tot zeer sterke elektrische
ontladingen. Bovendien is accuvloeistof
giftig en corrosief: vermijd contact met huid
en ogen. Houd open vuur uit de buurt van
de accu. Rook niet. Veroorzaak geen
vonken.
187F0V0147
155
Page 158 of 284

AFSLUITSYSTEEM
BRANDS-
TOFTOEVOER
Deze grijpt bij een botsing in en
veroorzaakt het volgende:
onderbreking van de
brandstoftoevoer met afzetten van de
motor als gevolg;
automatische ontgrendeling van de
portieren;
inschakeling van de
binnenverlichting;
inschakeling van de
alarmknipperlichten (om de lichten uit te
schakelen op de betreffende knop op
het dashboard drukken).
128)
Wanneer het systeem wordt
ingeschakeld, verschijnt bij sommige
versies op het display het bericht
“Afsluiter van de brandstoftoevoer, zie
instructieboek".
Controleer zorgvuldig op
brandstoflekkage, bijvoorbeeld in de
motorruimte, onder het voertuig of in de
buurt van de tank.
Draai na een botsing de contactsleutel
naar STOP om te voorkomen dat de
accu leegloopt.De volgende procedure moet
uitgevoerd worden om de correcte
werking van het voertuig te herstellen:
daai de contactsleutel naar de stand
MAR.
schakel de richtingaanwijzer rechts
in;
schakel de richtingaanwijzer rechts
uit;
schakel de richtingaanwijzer links in;
schakel de richtingaanwijzer links
uit;
schakel de richtingaanwijzer rechts
in;
schakel de richtingaanwijzer rechts
uit;
schakel de richtingaanwijzer links in;
schakel de richtingaanwijzer links
uit;
draai de contactsleutel op STOP.
Natural Power versies
In het geval de auto betrokken raakt bij
een botsing, wordt de benzine- en
injectortoevoer onmiddellijk afgesloten,
waardoor de motor afslaat en,
dientengevolge, de
veiligheidmagneetklep dichtgaat.
BELANGRIJK
128)Als na een botsing een brandstoflucht
wordt geroken of lekkage van het
brandstoftoevoersysteem wordt
geconstateerd, dan mag het systeem niet
opnieuw ingeschakeld worden om brand
te voorkomen.
156
NOODGEVALLEN
Page 159 of 284

HET VOERTUIG
OPKRIKKEN
Als het voertuig opgekrikt moet
worden, ga dan naar een werkplaats
van het Fiat Servicenetwerk die is
uitgerust met een garagekrik of een
hefbrug.
SLEPEN VAN HET
VOERTUIG
Het bij het voertuig geleverd sleepoog
bevindt zich in de gereedschapstas
achter de rugleuning van de linkerstoel
(Cargo-versies) of in de bagageruimte
(Doblò / Doblò Combi-versies).
BEVESTIGING VAN HET
SLEEPOOG
Ga als volgt te werk:
verwijder dop A fig. 188-fig. 189;
neem het sleepoog B uit de
gereedschapstas;
schroef het oog helemaal op de pen
met schroefdraad aan de voor- of
achterzijde.
129) 130) 131)
39)
Versies met COMFORT-MATIC- of
DUALOGIC™-versnellingsbak
Verzeker u ervan dat de versnellingsbak
in de vrijstand (N) staat (door te
controleren of het voertuig door te
duwen verplaatst kan worden) en ga
vervolgens te werk zoals bij een
voertuig met handgeschakelde
versnellingsbak.
Sleep de auto niet als de
versnellingspook niet in de vrijstand kan
worden gezet, maar neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
188F0V0050
189F0V0051
157
Page 160 of 284

BELANGRIJK
129)Alvorens te slepen, moet de
contactsleutel op MAR en vervolgens op
STOP worden gezet, zonder de sleutel
uit het contactslot te nemen. Als de sleutel
uit het contactslot wordt genomen, wordt
automatisch het stuurslot ingeschakeld
waardoor het voertuig niet kan worden
bestuurd.
130)Maak voor de montage van het
sleepoog de schroefdraad zorgvuldig
schoon. Controleer of het sleepoog
volledig op de schroefdraadpen is gedraaid
alvorens het voertuig te slepen. Start de
motor niet wanneer het voertuig wordt
gesleept.
131)Vergeet niet dat tijdens het slepen
meer kracht op het rempedaal moet
worden uitgeoefend om te remmen,
aangezien de rembekrachtiging geen
ondersteuning biedt. Gebruik voor het
slepen geen soepele kabels en vermijd
bruuske bewegingen. Zorg tijdens het
slepen dat er geen onderdelen door de
sleepverbinding kunnen worden
beschadigd. Bij het slepen van de auto
moet men zich aan de
wegenverkeerswetgeving houden, zowel
voor de trekhaak als voor het slepen zelf.
Start de motor niet wanneer het voertuig
wordt gesleept.
BELANGRIJK
39)Gebruik de sleepogen voor en achter
alleen voor noodgevallen op de weg. Het is
toegestaan de auto over korte afstanden
te slepen m.b.v. geschikte middelen
conform de verkeerswetgeving (starre
stang), om de auto over de weg te
verplaatsen om hem gebruiksklaar te
maken voor het slepen of voor transport
met takelwagen. Sleepogen MOGEN NIET
worden gebruikt om voertuigen off-road
(onverharde wegen) te slepen of waar
hindernissen zijn en/of voor het slepen met
kabels of andere niet-starre hulpmiddelen.
In overeenstemming met bovengenoemde
voorwaarden, moeten er voor het slepen
twee voertuigen worden gebruikt (een
slepend en een gesleept voertuig), die zich
beide zo veel mogelijk op één lijn
bevinden.
158
NOODGEVALLEN