Page 177 of 284
1.3 MultiJet-versies met DPF
A. Vulopening motorolie – B. Motoroliepeilstok – C. Motorkoelvloeistof – D. Ruitensproeiervloeistof – E. Remvloeistof – F. Accu – G.
Stuurbekrachtigingsvloeistof
132)
40)
193F0V0189
175
Page 178 of 284
1.3 Multijet Euro 6 versies
A. Vulopening motorolie – B. Motoroliepeilstok – C. Motorkoelvloeistof – D. Ruitensproeiervloeistof – E. Remvloeistof – F. Accu – G.
Stuurbekrachtigingsvloeistof
132)
40)
194F0V0630
176
ONDERHOUD EN ZORG
Page 179 of 284
1.6 MultiJet-versies
A. Vulopening motorolie – B. Motoroliepeilstok – C. Motorkoelvloeistof – D. Ruitensproeiervloeistof – E. Remvloeistof – F. Accu – G.
Stuurbekrachtigingsvloeistof
132)
40)
195F0V0190
177
Page 180 of 284
1.6 Multijet Euro 6 versies
A. Vulopening motorolie – B. Motoroliepeilstok – C. Motorkoelvloeistof – D. Ruitensproeiervloeistof – E. Remvloeistof – F. Accu – G.
Stuurbekrachtigingsvloeistof
132)
40)
196F0V0615
178
ONDERHOUD EN ZORG
Page 181 of 284
2.0 MultiJet-versies
A. Vulopening motorolie – B. Motoroliepeilstok – C. Motorkoelvloeistof – D. Ruitensproeiervloeistof – E. Remvloeistof – F. Accu – G.
Stuurbekrachtigingsvloeistof
132)
40)
197F0V0160
179
Page 182 of 284
1.4 T-JET Natural Power-versies
A. Vulopening motorolie – B. Motoroliepeilstok – C. Motorkoelvloeistof – D. Ruitensproeiervloeistof – E. Remvloeistof – F. Accu – G.
Stuurbekrachtigingsvloeistof
132)
40)
198F0V0247
180
ONDERHOUD EN ZORG
Page 183 of 284

MOTOROLIE
Controleer, ongeveer enkele minuten
(ongeveer 5 minuten) na het uitzetten
van de motor, het oliepeil met het
voertuig op een horizontale
ondergrond.
Controleer of het peil zich tussen het
MIN- en MAX-teken bevindt op de
peilstok B fig. 190 - fig. 191 - fig. 192 -
fig. 193 - fig. 194 - fig. 195 - fig. 196
- fig. 197 - fig. 198.
Het verschil tussen de markeringen MIN
en MAX komt overeen met ongeveer 1
liter olie.
Wanneer het oliepeil dichtbij of onder
het MIN-teken komt, moet er olie
bijgevuld worden via de vulopening A
fig. 190 - fig. 191 - fig. 192 - fig. 193
- fig. 194 - fig. 195 - fig. 196 - fig. 197 -
fig. 198, tot aan het MAX-teken.
Het olieniveau mag nooit boven het
MAX-teken komen.
Motorolieverbruik
Gewoonlijk ligt het maximaal
motorolieverbruik op 400 gram per
1000 km.
Wanneer het voertuig nieuw is, moet de
motor ingereden worden. Daarom is
het motorolieverbruik pas stabiel na de
eerste 5.000 - 6.000 km.
BELANGRIJK Het olieverbruik hangt af
van de rijstijl en de omstandigheden
waaronder het voertuig wordt gebruikt.BELANGRIJK Laat na het bijvullen of
het verversen van motorolie de motor
enkele seconden draaien alvorens hem
uit te zetten en wacht enkele minuten
alvorens het oliepeil te controleren.
133)
41)
3)
MOTORKOELVLOEISTOF
Controleer het koelvloeistofniveau bij
koude motor. Het niveau moet tussen
het MIN- en MAX teken op het reservoir
staan. Als het peil laag is, schenk dan
langzaam een mengsel van 50%
gedemineraliseerd water en 50%
PARAFLU
UPvanPETRONAS
LUBRICANTSdoor de vulhals C fig.
190 - fig. 191 - fig. 192 - fig. 193 -
fig. 194 - fig. 195 - fig. 196 - fig. 197 -
fig. 198, tot de vloeistof het MAX-peil
benadert.
Het mengsel van 50% PARAFLU
UPen
50% gedemineraliseerd water
beschermt tegen bevriezing tot een
temperatuur van –35°C.Bij bijzonder extreme
klimaatomstandigheden wordt het
gebruik van een mengsel van
60% PARAFLU
UPen 40%
gedemineraliseerd water geadviseerd.
42)
134)
VLOEISTOF VOOR
RUITENSPROEIERS/
ACHTERRUITSPROEIER
Verwijder dop D fig. 190 - fig. 191 - fig.
192 - fig. 193 - fig. 194 - fig. 195 -
fig. 196 - fig. 197 - fig. 198 met de
speciale lip om vloeistof bij te vullen.
Gebruik een mengsel van de volgende
concentraties water en PETRONAS
DURANCE SC35-vloeistof:
30% PETRONAS DURANCE SC 35 en
70% water in de zomer.
50% PETRONAS DURANCE SC 35 en
50% water in de winter.
Gebruik bij temperaturen onder –20 °C
onverdunde PETRONAS DURANCE
SC 35-vloeistof.
Controleer het vloeistofpeil in het
reservoir.
Sluit de dop D door op het middelste
gedeelte te drukken.
135)
181
Page 184 of 284

REMVLOEISTOF
Draai de dop E fig. 190 - fig. 191 - fig.
192 - fig. 193 - fig. 194 - fig. 195 -
fig. 196 - fig. 197 - fig. 198 los en
controleer of de vloeistof in het reservoir
op het maximumpeil staat.
Het vloeistofniveau in het reservoir mag
niet boven het MAX-teken staan.
Gebruik de remvloeistof vermeld in de
tabel "Vloeistoffen en smeermiddelen"
(zie “Technische gegevens”).
Opmerking: Reinig zorgvuldig de
reservoirdop E en het omliggende
oppervlak.
Zorg er goed voor dat er geen
verontreinigingen in het reservoir
terechtkomen als de dop geopend
wordt.
Gebruik altijd een trechter met
ingebouwd filter met een zeef van 0,12
mm of minder.
BELANGRIJK Remvloeistof is
hygroscopisch (d.w.z. trekt water aan).
Daarom moet bij overwegend gebruik
van het voertuig in gebieden met grote
luchtvochtigheid, de vloeistof vaker
worden vervangen dan is aangegeven
in het “Geprogrammeerd
onderhoudsschema”.
43)
136) 137)
STUURBEKRACHTIGINGS-
VLOEISTOF
Controleer met het voertuig op een
vlakke ondergrond en een koude motor
of het oliepeil tussen het MIN- en
MAX-teken op het reservoir G staat fig.
190 - fig. 191 - fig. 192 - fig. 193 -
fig. 194 - fig. 195 - fig. 196 - fig. 197 -
fig. 198.
Het oliepeil mag boven het MAX-teken
komen wanneer de olie warm is.
Vul zo nodig olie bij met dezelfde
kenmerken als de olie waarmee het
systeem reeds is gevuld.
138)
4)
44)
VLOEISTOF
HYDRAULISCH SYSTEEM
COMFORT-MATIC- EN
DUALOGIC™-
VERSNELLINGSBAK
Om het oliepeil van de versnellingsbak
te controleren en de vloeistof van het
hydraulisch systeem van de koppeling
te controleren/verversen, gaat u naar
een Fiat Servicepunt.
5)
BELANGRIJK
132)Rook nooit tijdens het uitvoeren van
werkzaamheden in de motorruimte: er
kunnen ontvlambare gassen en dampen
vrijkomen die brand kunnen veroorzaken.
133)Wanneer de motor warm is,
voorzichtig zijn bij werkzaamheden in de
motorruimte om brandwonden te
voorkomen. Vergeet niet dat bij een warme
motor de ventilator onverwacht kan
inschakelen: kans op verwonding. Sjaals,
dassen of andere loszittende kleding
kunnen door de bewegende onderdelen
worden meegetrokken.
134)Het koelsysteem staat onder druk.
Vervang, indien nodig, de dop alleen met
een origineel exemplaar om de werking van
het systeem niet negatief te beïnvloeden.
Draai bij warme motor de dop van het
reservoir niet los: gevaar voor
brandwonden.
135)Rijd nooit met een leeg
ruitensproeiervloeistofreservoir:
ruitensproeiers zijn van fundamenteel
belang voor een goed zicht. Sommige in de
handel verkrijgbare
ruitensproeiervloeistoffen zijn licht
ontvlambaar. De motorruimte omvat warme
onderdelen die bij contact met de vloeistof
brand kunnen veroorzaken.
182
ONDERHOUD EN ZORG