Page 545 of 735

597
Rijden met uw auto
Wisselen van rijstrook
• Een auto die vanuit een aangrenzenderijstrook invoegt, kan pas door de
sensor worden herkend wanneer hij
zich binnen het detectiebereik van de
sensor bevindt.
• De sensor signaleert mogelijk niet direct dat een auto plotseling invoegt.
Let altijd op het verkeer en de weg- en
rijomstandigheden.
• Wanneer een langzamer voertuig invoegt, neemt uw snelheid mogelijk af
om de afstand tot de voorligger aan tehouden.
• Wanneer een sneller voertuig invoegt, accelereert uw auto mogelijk tot deingestelde snelheid.
Herkennen van voertuigen
Sommige voertuigen in uw rijstrook
kunnen niet door de sensor worden
herkend :
- Smalle voertuigen, zoals motorfietsenof fietsen
- Voertuigen die naar een zijde overhellen
- Langzaam rijdende of plotseling afremmende voertuigen
- Stilstaande voertuigen
- Voertuigen met een smalle achterzijde, zoals aanhangers zonder belading Een voorligger kan in de volgende
gevallen niet goed door de sensor
worden herkend:
- Wanneer de auto aan de voorzijde
omhoog wijst als gevolg van
overbelading van de bagageruimte
- Terwijl het stuurwiel wordt bediend
- Wanneer u naar een zijde van de rijstrook rijdt
- Wanneer u op een smalle rijstrook of in bochten rijdt
Trap indien nodig het rempedaal of gaspedaal in.
OUM054043LOUM054045L
Page 546 of 735
Rijden met uw auto
98
5
• Mogelijk accelereert uw auto wanneer
een voorligger verdwijnt.
• Rijd voorzichtig wanneer u wordt gewaarschuwd dat uw voorligger niet
wordt gesignaleerd. • Wanneer er voertuigen stilstaan en uw
voorligger naar de naastliggende
rijstrook opschuift, wees dan
voorzichtig wanneer uw auto in
beweging komt, omdat het stilstaande
voertuig voor u mogelijk niet wordt
herkend. • Pas altijd op voor voetgangers
wanneer uw auto een bepaalde
afstand tot uw voorligger aanhoudt.
OUM054047LOUM054044LOUM054046L
Page 547 of 735

599
Rijden met uw auto
• Let altijd op auto's die hoger zijn ofauto's met lading die aan de
achterzijde van de auto uitsteekt.
ODM055053
WAARSCHUWING
Neem bij het gebruik van de Smart
Cruise Control de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht:
• Wanneer een noodstop noodzakelijk is, moet u het
rempedaal intrappen. De auto kanniet in alle noodsituaties tot
stilstand worden gebracht door
het Smart Cruise Control-systeem.
• Houd een veilige afstand aan overeenkomstig dewegomstandigheden en de
rijsnelheid. Als de afstand tot de
voorligger tijdens het rijden met
hoge snelheden te klein wordt,
kan een ernstige aanrijding het
gevolg zijn.
• Zorg dat u voldoende remafstand hebt en decelereer indien nodig door het rempedaal in te trappen.
• Het Smart Cruise Control- systeem kan een stilstaande auto,
voetgangers of een
tegemoetkomende auto niet
herkennen. Wees voorzichtig en
kijk altijd vooruit om te
voorkomen dat zich onverwachte
en plotselinge situaties voordoen.
(Vervolg)(Vervolg)
• Voorliggers die regelmatig vanrijstrook wisselen zorgen mogelijk
voor een vertraging in de reactie
van het systeem of zorgen er
mogelijk voor dat het systeem op
een voertuig reageert dat eigenlijk
in een aangrenzende rijstrook
rijdt. Rijd altijd voorzichtig om
onverwachte en plotselinge
situaties te voorkomen.
• Let altijd op de geselecteerde snelheid en de afstand tot de
voorligger.
• Let altijd goed op de rijomstandigheden en regel uw
rijsnelheid, aangezien het Smart
Cruise Control-systeem
ingewikkelde rijsituaties mogelijkniet herkent.
OPMERKING
Het Smart Cruise Control-systeem
werkt mogelijk tijdelijk niet door:
• Elektrische interferentie• Een gewijzigde wielophanging • Verschillen in bandenslijtage of bandenspanning
• Het monteren van andere soorten banden
Page 548 of 735

Rijden met uw auto
100
5
Het Blind Spot Detection-systeem (BSD)
maakt gebruik van een radarsensor om
de bestuurder te waarschuwen.
Het systeem bewaakt het gedeelte
achter de auto en levert informatie aan
de bestuurder. (1) BSD (Blind Spot Detection)
Het detectiebereik is afhankelijk van
de rijsnelheid.
Als uw auto sneller rijdt dan de
andere voertuigen, waarschuwt hetsysteem u niet.
(2) LCA (Lane Change Assist) Als er een voertuig met hoge
snelheid nadert, waarschuwt hetsysteem u.
(3) RCTA (Rear Cross Traffic Alert) Als uw auto achteruit rijdt en de
sensor een naderend voertuig van
links of rechts signaleert, waarschuwthet systeem u.
BLIND SPOT DETECTION-SYSTEEM (BSD) (INDIEN VAN TOEPASSING)
ODM056122L
Dode hoek-gebied
Naderen met hoge snelheid
WAARSCHUWING
• Houd tijdens het rijden altijd de wegomstandigheden in de gaten,
zelfs wanneer het Blind SpotDetection-systeem (BSD) in
werking is. Zo bent u voorbereid
op onverwachte situaties.
• Het Blind Spot Detection- systeem (BSD) is een aanvullend
systeem dat u helpt. Vertrouw
niet blindelings op het systeem.
Let voor uw eigen veiligheid altijdgoed op tijdens het rijden.
• Het Blind Spot Detection- systeem (BSD) is geen
vervanging voor een juist en
veilig rijgedrag. Rijd altijd veilig
en wees voorzichtig bij het
wisselen van rijstrook of
achteruitrijden. Het Blind SpotDetection-systeem (BSD)
signaleert mogelijk niet alleobjecten naast de auto.
Page 549 of 735
5 101
Rijden met uw auto
BSD (Blind Spot Detection)/LCA
(Lane Change Assist)
(indien van toepassing)
Werking
Inschakelen:
Druk op de BSD (LCA)-schakelaar terwijl
het contact in stand ON staat. Het
controlelampje in de schakelaar gaat
branden. Als de rijsnelheid hoger wordt
dan 30 km/h wordt het systeem
geactiveerd.Uitschakelen:
Druk nogmaals op de BSD (LCA)-
schakelaar. Het controlelampje in de
schakelaar gaat uit. Schakel het systeem
met behulp van de schakelaar uit
wanneer het systeem niet in gebruik is.
✽AANWIJZING
• Als de motor wordt uitgezet en weer wordt gestart, keert het BSD-systeem
terug naar de vorige status.
• Als het systeem wordt ingeschakeld, brandt er gedurende 3 seconden een
waarschuwingslampje in de
buitenspiegel.
Type waarschuwing
Het systeem wordt geactiveerd als:
1. Het systeem is ingeschakeld.
2. De rijsnelheid is hoger dan ongeveer 30 km/h.
3. Er worden voertuigen achter de auto gesignaleerd.
ODM056125
Page 550 of 735

Rijden met uw auto
102
5
Eerste waarschuwing
Als er een auto wordt gedetecteerd
binnen de grenzen die door het systeemzijn gesteld, zal er een
waarschuwingslampje gaan branden in
de buitenspiegel. Als het gesignaleerde
voertuig zich niet in het
waarschuwingsbereik bevindt, verdwijnt
de waarschuwing overeenkomstig de
rijomstandigheden. Tweede waarschuwing
De tweede waarschuwing wordt
geactiveerd als:
1. De eerste waarschuwing is gegeven.
2. De richtingaanwijzer knippert om aan
te geven dat er van rijstrook wordt
gewisseld.
Als de tweede waarschuwing wordt
gegeven, zal er een
waarschuwingslampje gaan knipperen in
de buitenspiegel en zal een alarm tehoren zijn.
Als u de richtingaanwijzer uitzet, stopt de
tweede waarschuwing. De tweede waarschuwing wordt mogelijk
geactiveerd.
• Inschakelen van het alarm:
Ga naar de modus
Gebruikersinstellingen →Selecteer
BSD op het LCD-display.
• Uitschakelen van het alarm: Ga naar de modus
Gebruikersinstellingen →Deselecteer
BSD op het LCD-display.
✽AANWIJZING
De alarmfunctie helpt de bestuurder te
waarschuwen. Deactiveer deze functie
alleen als dat noodzakelijk is.ODM056130
■ Links
■ Rechts
ONC055010
■ Links
■ Rechts
Page 551 of 735

5 103
Rijden met uw auto
Detectiesensor
De sensoren bevinden zich in de
achterbumper. Om het systeem goed te kunnen laten
werken, moet de achterbumper te allentijde schoon zijn.
Waarschuwingsmelding
• Deze waarschuwingsmeldingverschijnt mogelijk als:
- Er vuil op de achterbumper aanwezig
is.
- Er hangt een aanhanger of fietsendrager achter de auto.
- Als er in buitengebieden gereden wordt met weinig verkeer of in open
terrein met grote lege stukken.
- Bij hevige sneeuw of regen.
Het lampje in de schakelaar dooft en het
systeem wordt automatisch
uitgeschakeld. Als de melding wordt weergegeven
omdat er vuil op de achterbumper
aanwezig is, moet dit vuil worden
verwijderd. Als u na het verwijderen van
het vuil ongeveer 10 minuten rijdt, werkt
het systeem weer normaal. Als het
systeem niet normaal werkt nadat het
vuil verwijderd is of als er geen sprake is
van een van bovenstaande situaties,
adviseren we u het systeem te laten
controleren door een officiële HYUNDAI-
dealer.
ODM056069LODM056117L
Page 552 of 735

Rijden met uw auto
104
5
Als er een probleem in het BSD-systeem
aanwezig is, wordt er een
waarschuwingsmelding weergegeven en
gaat het lampje in de schakelaar uit. Het
systeem wordt automatisch
uitgeschakeld. We adviseren u de auto telaten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer. RCTA (Rear Cross Traffic Alert)
Als uw auto achteruit een parkeervak
uitrijdt en de sensor een naderend
voertuig van links of rechts signaleert,
waarschuwt het systeem u.
Werking
Inschakelen: Ga naar de modus
Gebruikersinstellingen (Driving Assist)
en selecteer RCTA (Rear Cross Traffic
Alert) in het LCD-display. (
Zie "LCD-
display" in hoofdstuk 4 voor meer
informatie. ) Het systeem wordt
automatisch ingeschakeld en in de
stand-bymodus gezet om te worden
geactiveerd. Het systeem wordt
geactiveerd als de rijsnelheid lager isdan 10 km/h en de selectiehendel in
stand R (achteruit) staat.
✽AANWIJZING
Het detectiebereik van de RCTA (Rear
Cross Traffic Alert) is ongeveer 0,5 - 20m.
Een voertuig wordt gesignaleerd als de
rijsnelheid van dat voertuig 4 - 36 km/h
is in het detectiebereik. Het
detectiebereik kan echter worden
beïnvloed door de omstandigheden. Let
altijd op de omgeving.■ Type A■Type B
ODM056070L/ODM056071L