Page 561 of 735
5 113
Rijden met uw auto
Verder verschijnt de melding "Auto Stop"
(Automatisch stoppen) op het LCD-
display (indien van toepassing).
✽AANWIJZING
Nadat de laatste keer de motor
automatisch uitgezet is, moet de
snelheid van de auto weer minstens 10
km/h bedragen.
✽AANWIJZING
Als u uw veiligheidsgordel losmaakt of
het bestuurdersportier (of de motorkap)
opent in de Auto Stop-modus, gebeurt
het volgende:
• Het ISG-systeem wordt gedeactiveerd (het lampje in de ISG OFF-knop gaat
branden). (Vervolg)(Vervolg)
• De melding "Auto Stop deactivated
Start manually" (Auto Stop
gedeactiveerd. Start manueel)
verschijnt op het LCD-display (indien
van toepassing).
ODM056056L/ODM056057L
■Type A
■Type B
ODM056050L/ODM056051L
■Type A
■Type B
ODM046752L
Page 562 of 735
Rijden met uw auto
114
5
Auto start
Motor starten vanuit Idle Stop-modus
• Trap het koppelingspedaal in wanneer
de selectiehendel in de stand N
(neutraal) staat.
• Er verschijnt een melding "Press brake pedal for Auto Start" (Druk rempedaal
in voor Auto Start) op het LCD-display
(indien van toepassing).
• De motor wordt gestart en het groene controlelampje AUTO STOP ( ) in
het instrumentenpaneel gaat uit.
De motor zal ook in de volgende
gevallen automatisch starten, zonderdat de bestuurder actie onderneemt:
- De aanjagersnelheid van het handbediende verwarmings- en
ventilatiesysteem staat in een hogere
stand dan 3 wanneer de
airconditioning is ingeschakeld.
- De aanjagersnelheid van het automatische verwarmings- en
ventilatiesysteem staat in een hogerestand dan stand 6 terwijl de
airconditioning is ingeschakeld.
- Als een bepaalde tijd is verstreken sinds het verwarmings- en
ventilatiesysteem is ingeschakeld.
- Wanneer de ontwaseming is ingeschakeld.
- Het vacu
Page 563 of 735
5 115
Rijden met uw auto
Voorwaarden voor de werking van het ISG-systeem
Het ISG-systeem werkt wanneer aande volgende voorwaarden wordtvoldaan:
- De bestuurder heeft de
veiligheidsgordel vastgemaakt.
- Het bestuurdersportier en de motorkap zijn gesloten.
- Het vacu
Page 564 of 735
Rijden met uw auto
116
5
ISG-systeem deactiveren
• Druk op de ISG OFF-knop als u het
ISG-systeem wilt deactiveren. Het lampje in de ISG OFF-knop gaat
branden en er wordt een melding "Auto
Stop OFF" weergegeven op het LCD-
display (indien van toepassing). • Als u opnieuw op de ISG OFF-knop
drukt, wordt het systeem geactiveerden gaat het lampje in de ISG OFF-knop uit. Storing ISG-systeem
Het systeem werkt mogelijk niet
wanneer:
Er een fout optreedt in de ISG- gerelateerde sensoren of het systeem.
ODM046752L
ODM056087L/ODM056088L
■ Type A
■Type B
ODM056115L
ODM056134L
Page 565 of 735

5 117
Rijden met uw auto
Het volgende gebeurt:
• Het gele controlelampje AUTO STOP( ) in het instrumentenpaneel zal
eerst 5 seconden knipperen en daarna
blijven branden.
• Het lampje in de ISG OFF-knop gaat branden.✽AANWIJZING
• Als het lampje in de ISG OFF-knop niet uitgaat wanneer u opnieuw op de
ISG OFF-knop drukt of als het ISG-
systeem continu niet goed blijft
werken, raden we u aan om zo snel
mogelijk contact op te nemen met een
officiële HYUNDAI-dealer.
• Wanneer het lampje in de ISG OFF- knop brandt, gaat het mogelijk uit
nadat u maximaal twee uur hebt
gereden met een snelheid van
ongeveer 80 km/h en de aanjagerknop
in een lagere stand dan stand 2 hebt
ingesteld. Als het lampje in de ISG
OFF-knop ondanks deze procedure
blijft branden, raden we u aan zo snel
mogelijk contact op te nemen met een
officiële HYUNDAI-dealer.WAARSCHUWING
Als de motor zich in de Idle Stop-
modus bevindt, kan hij weer
worden gestart zonder
tussenkomst van de bestuurder.
Schakel de motor uit door hetcontact in de stand LOCK/OFF te
zetten of de contactsleutel te
verwijderen alvorens de auto teverlaten of een handeling uit te
voeren in de motorruimte.
Page 566 of 735

Rijden met uw auto
118
5
Werking Actief ECO-systeem
Het Active ECO-systeem helpt het
brandstofverbruik te verlagen door de
werking van de motor en de transmissie
te regelen. Het brandstofverbruik is
afhankelijk van de rijgewoonten van de
bestuurder en de toestand van de weg. • Wanneer de toets Active ECO wordt
ingedrukt, gaat het controlelampje
ECO (groen) branden om aan te geven
dat het Active ECO-systeem in werking
is.
• Het Active ECO-systeem blijft ingeschakeld tot nogmaals op de toets
Active ECO wordt gedrukt. Als het
Active ECO-systeem is ingeschakeld,
zal het systeem niet worden
uitgeschakeld, zelfs niet als de motor
opnieuw wordt gestart.
Druk nogmaals op de toets Active
ECO om het systeem uit te schakelen.
• Wanneer het Active ECO-systeem wordt uitgeschakeld, wordt de normale
modus weer ingeschakeld.
Wanneer het Active ECO-systeem
wordt ingeschakeld:
• Het motorgeluid kan sterker worden.
• Kan de auto even iets inhouden.
• Kan de werking van de airconditioning worden beïnvloed. Begrenzing werking actief ECO- systeem: Indien onderstaande situaties zich
voordoen terwijl het actieve ECO-
systeem in werking is, wordt de werking
van het systeem begrensd, ook al wijzigthet controlelampje ECO niet.
• Wanneer de koelvloeistoftemperatuur
laag is:
Het systeem wordt begrensd totdat de
motor weer naar behoren presteert.
• Bij het oprijden van een helling: Het systeem wordt begrensd voor
meer vermogen bij het oprijden van de
helling, doordat het motorkoppel
beperkt is.
• In de sportstand: Het systeem wordt begrensd
overeenkomstig de ingeschakelde
versnelling.
• Wanneer het gaspedaal gedurende een paar seconden diep wordt
ingetrapt: het systeem wordt begrensd
omdat het vaststelt dat de bestuurder
de snelheid wil verhogen.(Benzinemotor)
ACTIEF ECO-SYSTEEM (INDIEN VAN TOEPASSING)
ONC057020L
Page 567 of 735

5 119
Rijden met uw auto
Het brandstofverbruik van uw auto is
voornamelijk afhankelijk van uw rijstijl, de
plaatsen waar u rijdt en de
omstandigheden waaronder u rijdt.
Al deze factoren zijn van invloed op het totale aantal kilometers dat u op een liter
brandstof kunt afleggen. Door de
onderstaande suggesties op te volgen,
verbruikt uw auto zo min mogelijk
brandstof en bespaart u geld op zowel de
brandstof als op reparaties enonderhoud:
• Rijd zo vloeiend mogelijk. Verhoog uwsnelheid geleidelijk. Rijd niet volgas
weg bij een verkeerslicht en houd uw
snelheid zo constant mogelijk. Sprint
niet van verkeerslicht naar
verkeerslicht. Pas uw snelheid zoveel
mogelijk aan aan de snelheid van de
overige verkeersdeelnemers zodat u
niet onnodig moet vertragen of
versnellen. Vermijd indien mogelijk
verkeersopstoppingen. Bewaar altijd
voldoende afstand tot uw voorligger,
zodat u onnodig remmen kunt
voorkomen. Dat beperkt tevens deslijtage aan het remsysteem. • Rijd niet harder dan nodig is. Hoe
harder u rijdt, hoe meer brandstof uw
auto verbruikt. Rijden met een
constante, niet al te hoge snelheid,
vooral op de snelweg, is een van de
meest effectieve manieren om
brandstof te besparen.
• Regel de snelheid niet met het rempedaal of het koppelingspedaal.
Dat verhoogt het brandstofverbruik en
kan tevens de slijtage aan deze
componenten bespoedigen. Verder
kan, als u uw voet tijdens het rijden op
het rempedaal laat rusten, het
remsysteem oververhit raken,
waardoor de remwerking in negatieve
zin beïnvloed kan worden, hetgeen
ernstige consequenties kan hebben.
• Zorg goed voor uw banden. Houd de bandenspanning op de geadviseerde
waarde. Een onjuiste bandenspanning,te hoog of te laag, leidt tot onnodige
bandenslijtage. Controleer de
bandenspanning minimaal een keerper maand. • Zorg ervoor dat de wielen goed
uitgelijnd zijn. Een onjuiste uitlijning
van de wielen kan het gevolg zijn van
het rijden tegen stoepranden of van
het met een te hoge snelheid rijden
over een weg met kuilen en hobbels.
Een onjuiste uitlijning zorgt voor eensnellere bandenslijtage en kan naast
een hoger brandstofverbruik ook nog
andere problemen veroorzaken.
• Houd uw auto in een goede conditie. Dat is essentieel voor een zo laag
mogelijk brandstofverbruik en zo laag
mogelijke onderhoudskosten.
Bij ongunstige gebruiksomstandig-
heden dient er vaker onderhoud te
worden uitgevoerd.
BRANDSTOFBESPARING
Page 568 of 735

Rijden met uw auto
120
5
• Houd uw auto schoon. Om optimaal
service aan uw auto te kunnen laten
uitvoeren, moet uw auto schoon zijn en
moeten materialen die corrosie
kunnen veroorzaken, verwijderd
worden. Het is vooral belangrijk
opeenhopingen van modder, vuil, ijs,
enz. aan de onderzijde van de auto te
voorkomen. Het extra gewicht van
dergelijke opeenhopingen verhoogt
het brandstofverbruik en het materiaal
kan corrosie veroorzaken omdat het
lang vochtig kan blijven.
• Houd uw auto zo licht mogelijk. Vervoer geen onnodig gewicht in uw auto. Hoe
zwaarder de auto, hoe hoger het
brandstofverbruik.
• Laat de motor niet langer stationair draaien dan nodig is. Als u ergens
moet wachten (en niet aan het verkeer
deelneemt), zet dan de motor uit en
start de motor pas weer als u weg wilt
rijden.
• Denk eraan dat u uw auto niet langdurig warm hoeft te laten draaien.
Laat de motor na het starten 10 - 20
seconden stationair draaien voordat u
een versnelling inschakelt. Bij zeer
lage buitentemperaturen kunt u deze
periode iets verlengen. • Laat de motor niet “bokken” of met een
hoog toerental draaien. Bokken is het
verschijnsel dat de motor onregelmatig
gaat draaien als u met een te lage
snelheid in een te hoge versnelling
gaat rijden. Schakel als dat gebeurt
terug naar een lagere versnelling. Bij
een te hoog toerental draait de motor
meer toeren dan goed voor hem is. Dat
kan worden voorkomen door te
schakelen bij de aanbevolensnelheden.
• Maak met beleid gebruik van de airconditioning. De airconditioning
wordt aangedreven door de motor,
waardoor het brandstofverbruiktoeneemt als de airconditioning
gebruikt wordt.
• Geopende ruiten verhogen bij hoge snelheid het brandstofverbruik.
• Het brandstofverbruik neemt toe bij zij- en tegenwind. Verminder onder dezeomstandigheden snelheid om het
brandstofverbruik enigszins te
beperken. Het in goede staat houden van uw auto is
van groot belang voor zowel de veiligheid
als het brandstofverbruik. Daarom
adviseren we u het systeem te laten
repareren door een officiële HYUNDAI-
dealer.
WAARSCHUWING
- Rijden met uitgezette
motor
Zet nooit de motor tijdens af om een helling af te rijden of tijdens het
rijden. Als de motor niet draait,
werken de stuurbekrachtiging en
de rembekrachtiging niet. Laat de
motor draaien en schakel terug
naar de juiste versnelling omoptimaal op de motor te kunnen
afremmen. Daarnaast kan het
uitzetten van de motor tijdens het
rijden het stuurslot (indien van
toepassing) inschakelen waardoor
de auto onbestuurbaar wordt,
hetgeen tot ernstig letsel kanleiden.