Page 465 of 735

517
Rijden met uw auto
Bedienen van de
handgeschakelde transmissie• De handgeschakelde transmissie heeft
6 (zes) versnellingen vooruit.
Het schakelpatroon is aangebracht in
de pookknop. Alle vooruitversnellingen
zijn volledig gesynchroniseerd zodat
het schakelen naar een hogere of
lagere versnelling soepel verloopt.
• Trap het koppelingspedaal tijdens het schakelen geheel in en laat het
langzaam opkomen.
Wanneer uw auto is uitgerust met een
startknop, kunt u de motor niet starten
zonder het koppelingspedaal in te
trappen.
• Voordat de achteruitversnelling kan worden ingeschakeld, moet de
versnellingspook eerst in de vrijstand
worden gezet. De knop die zich direct
onder de pookknop bevindt, moet
omhoog worden getrokken om de
versnellingspook in de R (achteruit)
stand te kunnen zetten.
•
Zorg ervoor dat de auto volledig tot stilstand is gekomen voordat de R(achteruit) wordt ingeschakeld.
Laat de motor nooit met een toerentaldraaien dat in het rode gebied van detoerenteller ligt.
HANDGESCHAKELDE TRANSMISSIE (INDIEN VAN TOEPASSING)
OPMERKING
• Bij het terugschakelen van de vijfde naar de vierde versnellingmoet erop worden gelet dat de versnellingspook niet zo ver opzij
wordt gedrukt dat per ongeluk de tweede versnelling wordt
ingeschakeld. Hierdoor zou het motortoerental zo hoog kunnen
oplopen dat de naald van de toerenteller in het rode gebied
terecht zou kunnen komen. Dergelijke hoge toerentallen
kunnen ernstige motorschadeveroorzaken.
• Schakel niet meer dan 2 versnellingen tegelijk terug enschakel niet terug als de motor
met een hoog toerental draait(5.000 omw/min of meer). Terugschakelen onder dergelijke
omstandigheden kan schade aan de motor, de koppeling en de
transmissie veroorzaken.
ODM052010
De knop moet omhoog worden getrokken
als de versnellingspook wordt bediend.
De versnellingspook kan worden bediend
zonder de knop omhoog te trekken.
Page 466 of 735

Rijden met uw auto
18
5
• Bij zeer lage buitentemperaturen kan
het schakelen wat moeizamer gaan
zolang de transmissieolie nog koud is.
Dat is normaal en niet schadelijk voor
de transmissie.
• Als de auto geheel tot stilstand is gekomen en de 1e versnelling of de R
(achteruit) moeilijk ingeschakeld
kunnen worden, zet dan de
versnellingspook in de vrijstand en laat
de koppeling opkomen. Trap het
koppelingspedaal weer in en schakeel
vervolgens de 1e versnelling of de R
(achteruit) in.OPMERKING
• Laat, om vroegtijdige slijtage en
beschadiging van de koppeling tevoorkomen, uw voet tijdens hetrijden niet op het koppelings-
pedaal rusten. Gebruik de koppeling ook niet om de auto stil
te laten staan op een helling(bijvoorbeeld bij een
verkeerslicht, enz.).
• Laat tijdens het rijden uw hand niet op de versnellingspook
rusten omdat hierdoor voortijdigeslijtage aan de schakelvorken in
de transmissie op kan treden.
• Rijd, om mogelijke schade aan het koppelingssysteem te
voorkomen, niet weg in de 2e (tweede) versnelling, tenzij u
wegrijdt vanuit stilstand op eengladde weg.WAARSCHUWING
• Trek altijd de parkeerrem stevig aan en zet de motor af alvorens
de auto te verlaten. Zet de
transmissie vervolgens in de 1e
versnelling als de auto op een
vlakke ondergrond of opwaartse
helling staat, of schakel de
achteruitversnelling in als de
auto op een neerwaartse helling
staat. Als deze voorzorgsmaat-
regelen niet worden opgevolgd
kan de auto onverwacht en
plotseling in beweging komen.
• Als uw auto is uitgerust met een handgeschakelde transmissie en
niet is voorzien van een
contactslot, kan de auto in
beweging komen en een ernstig
ongeval veroorzaken als de
motor wordt gestart zonder dat
het koppelingspedaal wordt
ingetrapt terwijl de parkeerremvrij is en de selectiehendel niet instand N staat.
(Vervolg)
Page 467 of 735

519
Rijden met uw auto
Bedienen van de koppeling
Het koppelingspedaal moet geheel
worden ingetrapt alvorens de
versnellingspook te verplaatsen en moet
daarna weer langzaam worden
losgelaten. Het koppelingspedaal moet
tijdens het rijden altijd geheel zijn
losgelaten. Laat tijdens het rijden uw voet
niet op het koppelingspedaal rusten. Dat
veroorzaakt onnodige slijtage. Laat de
koppeling ook niet gedeeltelijk in
aangrijping komen om de auto op een
helling op zijn plaats te houden. Dat
veroorzaakt onnodige slijtage. Gebruik
de voetrem of de parkeerrem om de autoop een helling op zijn plaats te houden.
Trap het koppelingspedaal nietherhaaldelijk snel achter elkaar in.
Terugschakelen
Schakel in druk verkeer of bij het oprijden
van een steile helling terug voordat de
motor te hard moet werken. Door terug te
schakelen wordt de kans op afslaan
beperkt en kan beter worden
geaccelereerd wanneer u uw snelheid
weer op moet voeren. Als de auto op een
steile helling naar beneden rijdt, kan door
terug te schakelen een veilige snelheid
worden gehandhaafd en wordt
bovendien de levensduur van de
remmen verlengd.(Vervolg)
• Rem op een glad wegdek nietsnel af op de motor (schakelen
vanuit een hoge naar een lage
versnelling).
Anders kan de auto in een slip
raken en een ongeval
veroorzaken.
OPMERKING
Trap het koppelingspedaal volledig
in om het koppelingspedaal te
bedienen. Indien u de koppelingniet volledig intrapt, kan de
koppeling lawaai maken ofbeschadigd raken.
Page 468 of 735

Rijden met uw auto
20
5
Goede rijgewoonten
• Laat de auto nooit in zijn vrij een
helling af rijden. Dit is bijzonder
gevaarlijk. Laat de auto bij het afrijden
van een helling altijd in een versnellingstaan.
• Houd het rempedaal niet langdurig achter elkaar ingetrapt. Hierdoor
kunnen de remmen oververhit raken
en dienst gaan weigeren. Schakel in
plaats daarvan bij het afrijden van een
lange helling terug naar een lagere
versnelling. Hierdoor remt de auto af
op de motor.
• Vertraag de snelheid voordat u terugschakelt. Hiermee voorkomt u datde motor met een te hoog toerental
gaat draaien, hetgeen schadelijk kan
zijn voor de motor.
• Verlaag uw snelheid ook als u geconfronteerd wordt met zijwind. Dankunt u de auto beter onder controlehouden. • Zorg ervoor dat de auto volledig tot
stilstand is gekomen voordat de R
(achteruit) wordt ingeschakeld. Als dat
niet het geval is, kan de transmissie
beschadigd raken. Trap het
koppelingspedaal in, zet de
versnellingspook in de vrijstand, wacht
3 seconden en zet daarna de
versnellingspook in de R (achteruit).
• Wees vooral voorzichtig bij het rijden op een gladde ondergrond. Let in dat
geval vooral op bij het remmen,
gasgeven en schakelen. Op een glad
wegdek kan een abrupte
snelheidsverandering leiden tot verlies
van grip van de aangedreven wielen,
waardoor u de controle over uw auto
kunt verliezen.
WAARSCHUWING
• Draag altijd uw veiligheidsgordel! Bij een aanrijding lopen inzittenden die hun veiligheids-
gordel niet dragen een veel
grotere kans op ernstig letsel daninzittenden die hun veiligheids-
gordel wel dragen.
• Pas uw snelheid aan voordat u een bocht aansnijdt of gaat keren.
• Maak geen plotselinge stuurbewegingen bij het wisselen
van rijbaan of bij het nemen van
snelle, scherpe bochten.
• De kans dat de auto over de kop slaat wanneer u de macht over
het stuur verliest, is veel groter
bij hogere snelheden.
• Meestal verliest de bestuurder de macht over de auto wanneer twee
of meer wielen van de weg raken
en de bestuurder het stuuromgooit om de auto weer de wegop te sturen.
• Gooi het stuur niet om wanneer uw auto van de weg raakt. Minder
in plaats daarvan snelheid
voordat u de auto terug de weg
op stuurt.
• Houd u altijd aan de snelheidslimieten.
Page 469 of 735

521
Rijden met uw auto
Bediening automatische transmissie De uiterst efficiënte automatische
transmissie heeft 6 versnellingen vooruit
en 1 versnelling achteruit. De
verschillende versnellingen worden
automatisch ingeschakeld, welke
versnellingen er beschikbaar zijn, is
afhankelijk van de stand van deselectiehendel.
✽AANWIJZING
Het schakelen bij een nieuwe auto kan,
als de accukabels losgenomen zijn
geweest, de eerste paar keer wat
schokkerig verlopen. Dat is een normaal
verschijnsel en na een paar keer
schakelen zal de TCM (Transaxle
Control Module) of de PCM
(Powertrain Control Module) het
schakelgedrag aanpassen.
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (INDIEN VAN TOEPASSING)
ODM052011
++((OOppsscchhaakkeelleenn))
--((TTeerruuggsscchhaakkeelleenn))
Daarna kunt u de selectiehendel in een andere stand zetten.
Druk de vergrendelknop in tijdens het schakelen. Trap het rempedaal in en druk de knop in tijdens het schakelen. (Als de auto niet uitgerust
is met een schakelblokkeersysteem is het niet nodig het rempedaal in te trappen.
Geadviseerd wordt echter het rempedaal toch in te trappen om te voorkomen dat de auto
onbedoeld in beweging komt.
Page 470 of 735

Rijden met uw auto
22
5
Trap voor een soepele en veilige
bediening het rempedaal in bij hetoverschakelen van stand N naar een
vooruitversnelling of de achteruit- versnelling.Standen selectiehendel
De schakelstandindicator in het
instrumentenpaneel geeft, als het
contact in stand ON staat, aan in welkestand de selectiehendel staat.
P (parkeren)
Zorg ervoor dat de auto volledig tot
stilstand is gekomen voordat stand P
wordt ingeschakeld. In deze stand zijn de
transmissie en de voorwielen geblok-
keerd.
WAARSCHUWING
- Automatische transmissie
• Controleer altijd de omgeving rond de auto op de aanwezigheid
van anderen, in het bijzonder
kinderen, alvorens u detransmissie in stand D (Drive) of
R (Reverse) zet.
• Controleer altijd of stand P is ingeschakeld, trek de parkeerrem
volledig aan en zet de motor uit
voordat u de auto verlaat. Als
deze voorzorgsmaatregelen niet
worden opgevolgd kan de auto
onverwacht en plotseling in
beweging komen.
• Rem op een glad wegdek niet snel af op de motor (schakelen vanuit
een hoge naar een lage
versnelling).
Anders kan de auto in een slip
raken en een ongeval veroorzaken.
OPMERKING
• Geef, om schade aan de
transmissie te voorkomen, geengas wanneer stand R of een vande vooruitversnellingen is
ingeschakeld en het rempedaal ingetrapt is.
• Houd de auto bij stilstaan op een helling nooit op zijn plaats doorgas te geven. Gebruik de
bedrijfsrem of de parkeerrem.
• Schakel niet van stand N of P in stand D of R wanneer hetmotortoerental hoger is dan hetstationaire toerental.
Page 471 of 735

523
Rijden met uw auto
R (achteruit)
Gebruik deze stand om de auto achteruit
te rijden.
N (neutraal)
De wielen en de transmissie zijn niet
geblokkeerd. De auto zal zelfs op de
kleinste helling wegrollen tenzij de
parkeerrem wordt aangetrokken of het
rempedaal wordt ingetrapt.Stand D (drive)
Dit is de normale stand voor het rijden in
voorwaartse richting. De transmissie
schakelt automatisch tussen de 6
versnellingen vooruit voor een zo laag
mogelijk brandstofverbruik bij optimale
prestaties.
Trap voor extra vermogen tijdens
inhaalmanoeuvres of het beklimmen van
een steile helling het gaspedaal volledig
in (verder dan 80%) totdat een klikkend
geluid duidelijk maakt dat de kick-down
in werking is. Hierdoor zal de
automatische transmissie automatisch
de eerstvolgende lagere versnelling
kiezen.
✽ AANWIJZING
• Laat de auto helemaal tot stilstand komen alvorens de selectiehendel in of
stand D te zetten.
• Een klikkend geluid van het kick- downmechanisme bij het geheel
intrappen van het gaspedaal is
normaal.
OPMERKING
De transmissie kan beschadigd
raken wanneer u stand P tijdens het
rijden inschakelt.
OPMERKING
Laat de auto helemaal tot stilstandkomen alvorens de selectiehendelin of uit stand R te zetten. Anders
zou de transmissie kunnen beschadigen, behalve onder de
omstandigheden uitgelegd onder “Op eigen kracht lostrekken van de
auto” in dit hoofdstuk.
WAARSCHUWING
• Wanneer stand P tijdens het rijden wordt ingeschakeld,
blokkeren de aangedreven wielen
en raakt u de controle over deauto kwijt.
• Gebruik stand P niet in plaats van de parkeerrem. Zorg er altijd voordat de selectiehendel in stand Pstaat en dat de parkeerrem is
geactiveerd.
• Laat een kind nooit zonder toezicht achter in de auto.
WAARSCHUWING
Rijd niet met de selectiehendel in stand N (neutraal). Het afremmen op de motor werkt
dan niet, wat kan leiden tot een
ongeval.
Page 472 of 735

Rijden met uw auto
24
5
Sportstand
De sportstand kan vanuit stilstand of
tijdens het rijden worden ingeschakeld
door de selectiehendel vanuit stand D
(Drive) naar rechts te bewegen. Druk de
selectiehendel terug naar links om stand
D (Drive) weer in te schakelen.
In de sportstand verloopt het
overschakelen tussen de versnellingen
eenvoudig en snel door de
selectiehendel naar voren en naar
achteren te bewegen. In tegenstelling tot
een handgeschakelde transmissie, kan
in de sportstand geschakeld worden
terwijl het gaspedaal ingetrapt is. • Opschakelen (+) :
Druk de selectiehendel één keer naar
voren om één versnelling op te
schakelen.
• Terugschakelen (-): Trek de selectiehendel één keer naar
achteren om één versnelling terug te
schakelen.
✽AANWIJZING
• In de sportstand moet de bestuurder zelf opschakelen overeenkomstig de
rijomstandigheden en ervoor zorgen
dat het motortoerental beneden het
rode gebied blijft.
• In de sportstand kunnen alleen de zes (6) versnellingen vooruit gekozen
worden. Zet de selectiehendel in stand
R of P om de auto respectievelijk
achteruit te rijden of te blokkeren bij
het parkeren.
• In de sportstand wordt automatisch teruggeschakeld wanneer de auto
snelheid mindert. Als de auto tot
stilstand komt, wordt automatisch de
eerste versnelling ingeschakeld. (Vervolg)(Vervolg)
• Als in de sportstand het
motortoerental in het rode gebied
raakt, schakelt de transmissie
automatisch op.
• Om de voorgeschreven prestaties en veiligheid te waarborgen, wordt er
soms niet geschakeld wanneer de
selectiehendel wordt bediend.
• Druk de selectiehendel naar voren (+) bij het wegrijden op een glad wegdek.
Hierdoor schakelt de transmissie naar
de 2e versnelling, die beter geschikt is
voor het soepel wegrijden op een
gladde ondergrond. Trek de
selectiehendel naar achteren (-) om de
eerste versnelling weer in te
schakelen.
ODM052013
SSppoorrttssttaanndd
++((OOppsscchhaakkeelleenn))
--((TTeerruuggsscchhaakkeelleenn))