Page 505 of 735

557
Rijden met uw auto
Het ESC-systeem (Electronic Stability Control) is een elektronisch systeem dat
ontworpen is om de auto onderongunstige omstandigheden beter onder
controle te kunnen houden. Het systeem
is geen vervanging voor een veilig
rijgedrag. Zaken als snelheid, conditie
van de weg en stuurcommando’s van de
bestuurder hebben invloed op de mate
waarin het ESC verlies van controle over
de auto kan voorkomen. Het blijft te allen
tijde de verantwoordelijkheid van debestuurder de snelheid aan te passen
aan de omstandigheden en te zorgen
voor een juiste veiligheidsmarge.
In dat geval is een tikkend geluid hoorbaar in het remsysteem en kan het
rempedaal gaan trillen. Dit is normaal.
Het betekent dat het ESC in werking isgetreden.
✽AANWIJZING
Na het starten van de motor en het
wegrijden kan er in de motorruimte een
klikkend geluid hoorbaar zijn. Dat is
normaal en geeft aan dat het ESC op de
juiste manier werkt.
Werking voertuigstabiliteitsregeling
Voertuigstabiliteitsregeling ingeschakeld • Als het contact in stand ONwordt gezet, gaan de controlelampjes ESC en ESC
OFF gedurende ongeveer 3
seconden branden, waarna
de voertuigstabiliteitsregeling
wordt ingeschakeld.
• Houd, om de voertuig- stabiliteitsregeling uit te
schakelen, de schakelaarESC OFF ten minste 0,5
seconden ingedrukt nadat het
contact in stand ON is gezet.(Het controlelampje ESC
OFF gaat branden.) Druk op
de schakelaar ESC OFF om
de voertuigstabiliteitsregeling
in te schakelen (hetcontrolelampje ESC OFFdooft).
• Tijdens het starten van de motor is mogelijk een zacht
tikkend geluid hoorbaar. Dit isde automatische
zelfdiagnosefunctie van de
voertuigstabiliteitsregeling en
duidt niet op een storing. In werking
Als de voertuigstabiliteits-
regeling in werking treedt, gaathet controlelampje ESCknipperen.
• Als de voertuigstabiliteits-regeling werkt, voelt u
mogelijk lichte trillingen in de
auto. Dit wordt veroorzaakt
door het aansturen van de
remmen en is normaal.
• Tijdens het wegrijden op een modderige of gladde weg
neemt het motortoerental
mogelijk niet toe, ook al trapt
u het gaspedaal volledig in.
Dit dient om de stabiliteit en
tractie van de auto tebehouden en duidt niet op
een probleem.
-
Page 506 of 735

Rijden met uw auto
58
5
Voertuigstabiliteitsregeling
uitschakelen
Voertuigstabiliteitsregeling uitgeschakeld
Deze auto heeft 2
verschillende modi waarin de
voertuigstabiliteitsregeling is
uitgeschakeld.
Als de motor uit wordt gezet
wanneer de
voertuigstabiliteitsregeling is
uitgeschakeld, blijft de
voertuigstabiliteitsregeling
uitgeschakeld. Pas wanneer de
motor opnieuw wordt gestart,zal de
voertuigstabiliteitsregeling
automatisch weer worden
ingeschakeld. •
Voertuigstabiliteitsregeling
uitgeschakeld 1
Druk, om de voertuigstabiliteitsregeling
uit te schakelen, de toets ESC OFF
(ESC OFF ) kort in (controlelampje
ESC OFF (ESC OFF ) gaat
branden). In deze modus werkt hetmotorregelsysteem niet.
Dat betekent dat de anti-
doorslipregeling niet werkt. Alleen de
remfunctieregeling werkt.
• Voertuigstabiliteitsregeling
uitgeschakeld 2 Houd, om de
voertuigstabiliteitsregeling uit te
schakelen, de toets ESC OFF (ESC
OFF ) ten minste 3 seconden
ingedrukt. Het controlelampje ESC
OFF (ESC OFF ) gaat branden en
de waarschuwingszoemer ESC OFF
klinkt. In deze modus werken hetmotorregelsysteem en de
remfunctieregeling niet. Dat betekent
dat de voertuigstabiliteitsregeling niet
langer werkt.
Controlelampje
Als het contact in stand ON wordt gezet,
gaat het controlelampje branden. Als hetsysteem in orde is dooft het lampje na
enige tijd weer.
Het controlelampje ESC knippert als het
ESC werkt of gaat branden als het ESC
niet in werking treedt. Het controlelampje ESC OFF gaat
branden als het ESC wordt
uitgeschakeld met de schakelaar.
■ESC Controlelampje
■ ESC OFF Controlelampje
Page 507 of 735

559
Rijden met uw auto
Voertuigstabiliteitsregelinguitschakelen
Tijdens het rijden
• Het verdient aanbeveling om de voertuigstabiliteitsregeling waar
mogelijk ingeschakeld te houden.
• Schakel de voertuigstabiliteitsregeling tijdens het rijden alleen uit als u op een
vlakke weg rijdt.
✽AANWIJZING
• Schakel de voertuigstabiliteitsregeling uit (controlelampje ESC OFF brandt)
als de auto op een rollenbank getest
wordt. Als dat niet gebeurt, kan het
toerental van de wielen mogelijk niet
verhoogd worden, waardoor een
foutieve diagnose zou kunnen worden
gesteld.
• Het uitschakelen van de voertuigstabiliteitsregeling heeft geen
gevolgen voor een correcte werking
van het ABS en het remsysteem.
WAARSCHUWING
De voertuigstabiliteitsregeling is
slechts een hulpmiddel bij het
rijden. Pas op bochtige en gladde
wegen uw rijsnelheid aan. Rijd
voorzichtig en probeer niet te
accelereren als het controlelampje
ESP knippert of als u op een gladdeweg rijdt.
WAARSCHUWING
Druk nooit op de schakelaar
ESC OFF als de voertuig
-stabiliteitsregeling in werking is (contr olelampje ESC knippert). Als
het systeem in dat geval toch wordt
uitgeschakeld, kan de auto gaanslippen.
OPMERKING
Als er banden en/of velgen met een
verschillende maat onder de autogemonteerd zijn, kan dat dewerking van het ESC in negatieve
zin beïnvloeden. Zorg er daarom voor dat als de banden onder uw
auto vervangen moeten worden, zedezelfde maat hebben als de
originele banden.
Page 508 of 735

Rijden met uw auto
60
5
Vehicle stability management
(VSM) (indien van toepassing)
Dit systeem zorgt voor nog meer stabiliteit en een betere stuurreactie bij
het rijden op een glad wegdek of
wanneer de auto tijdens het remmen een
verschil in weerstand waarneemt tussen
de rechter- en linkerwielen.
Werking VSM
Als het VSM in werking is:
• Het controlelampje ESC ( )
(Electronic Stability Control) zal knipperen.
• Het stuurwiel kan verdraaid worden.
Als het Vehicle Stability Management
werkt, voelt u mogelijk lichte trillingen in
de auto. Dit wordt veroorzaakt door het
aansturen van de remmen en is normaal.
Het VSM werkt niet wanneer:
• Op een hellend wegdek wordt gereden, bijvoorbeeld helling op of helling af
• Achteruit wordt gereden
• Het controlelampje ESC OFF ( ) in het instrumentenpaneel blijft branden
• Het controlelampje EPS (Elektrische
stuurbekrachtiging) in het
instrumentenpaneel blijft branden
VSM uitschakelen
Als u op de toets ESC OFF drukt om het
ESC uit te schakelen, wordt ook het VSM
uitgeschakeld en gaat het controlelampje
ESC OFF ( ) branden.
Druk nogmaals op de toets om het VSM
weer in te schakelen. Het controlelampjeESC OFF dooft.
Controlelampje Storing
Zelfs wanneer u de toets ESC OFF niet
indrukt, wordt het VSM mogelijk
uitgeschakeld. Dit geeft aan dat er
ergens in de EPS (elektrische
stuurbekrachtiging) of het VSM-systeem
een storing is waargenomen. Laat, als
het controlelampje ESC ( ) of het
waarschuwingslampje EPS blijft
branden, We adviseren u contact op te
nemen met een officiële HYUNDAI-
dealer.
✽AANWIJZING
• Het VSM dient in werking te treden bij een snelheid van ten minste 15
km/h bij het nemen van bochten.
• Het VSM dient in werking te treden bij een snelheid van ten minste 30
km/h wanneer de auto remt op een
split-mu-weg. Een split-mu-weg is een
weg waarbij de wrijvingscoëfficiënt
voor de wielen (links en rechts)
verschillend is.
WAARSCHUWING
• Het Vehicle Stability Management -systeem is geen vervanging
voor een veilig rijgedrag en dient
slechts als hulpmiddel. Het is de
verantwoordelijkheid van de
bestuurder om altijd de snelheid
en de afstand tot de voorligger in
de gaten te houden. Houd het
stuurwiel tijdens het rijden stevig
vast.
• Uw auto dient naar de wens van de bestuurder te werken, ook
wanneer deze met VSM is
uitgerust. Neem altijd de normale
voorzorgsmaatregelen in acht enpas uw snelheid altijd aan aan de
omstandigheden, zoals slechtweer en een glad wegdek.
• Als er banden en/of velgen met een verschillende maat onder de
auto gemonteerd zijn, kan dat de
werking van het VSM in negatieve
zin beïnvloeden. Zorg er daarom
voor dat als de banden onder uw
auto vervangen moeten worden,
banden worden gebruikt die
dezelfde maat hebben als deoriginele banden.
Page 509 of 735

561
Rijden met uw auto
Trailer Stability Assist (TSA)
(indien van toepassing)
De Trailer Stability Assist werkt op
dezelfde manier als de elektronische
stabiliteitsregeling. De Trailer Stability
Assist probeert de auto en de aanhangerte stabiliseren als de aanhanger
uitbreekt of begint te slingeren. Het
uitbreken of slingeren van een
aanhanger kan verschillende oorzaken
hebben. Het slingeren gebeurt meestal
bij hogere rijsnelheden, maar het risico is
het grootst bij zijwind, windstoten en/ofonjuiste belading.
Oorzaken van slingeren: - Hoge snelheid- Harde zijwind
- Te zware of onjuist verdeelde lading- Plotselinge uitwijkmanoeuvres
- Oneffenheden in het wegdekDe Trailer Stability Assist houdt de
stabiliteit van de auto en de aanhanger
constant in de gaten. Als de Trailer
Stability Assist signaleert dat de
aanhanger begint te slingeren, worden
automatisch de voorwielen van de autoafgeremd om de combinatie te
stabiliseren. Als dat niet voldoende is,
worden alle wielen automatisch
afgeremd en wordt het motorvermogen
voor zover nodig verminderd. Zodra de
stabiliteit van de combinatie is hersteld,
stopt de werking van de Trailer StabilityAssist.
Hill-start Assist Control (HAC)
(indien van toepassing)
Een auto heeft de neiging om achteruit te
rijden als u wegrijdt op een helling. De
Hill-start Assist Control (HAC) voorkomt
dat de auto dan achteruitrijdt, doordat de
remmen automatisch ongeveer 2
seconden bediend worden. De remmen
worden weer gelost wanneer het
gaspedaal ingetrapt wordt of na
ongeveer 2 seconden.
✽AANWIJZING
• De HAC werkt niet wanneer de selectiehendel in stand P of N staat.
• De HAC wordt wel geactiveerd wanneer het ESC-systeem
uitgeschakeld is, maar niet wanneer
er een storing in het ESC-systeem is
opgetreden.
WAARSCHUWING
De HAC werkt maar ongeveer 2
seconden. Trap dus altijd hetgaspedaal in wanneer de auto in
beweging komt.
Page 510 of 735

Rijden met uw auto
62
5
Noodstopsignaal
(Emergency Stop Signal-ESS)
(indien van toepassing) Het Emergency Stop Signal-systeem
waarschuwt achteropkomendebestuurders door het remlicht te laten
knipperen wanneer de auto plotseling
sterk afremt. Het systeem wordt
geactiveerd als:
• De auto plotseling afremt (rijsnelheid is
hoger dan 55 km/h en de deceleratie
van de auto is groter dan 7 m/s 2
)
• Het ABS in werking treedt Het lampje stopt met knipperen
wanneer de rijsnelheid lager is dan 40
km/h en het ABS wordt gedeactiveerd
of de auto niet meer sterk afremt. In
plaats daarvan gaan de
alarmknipperlichten automatisch
branden. In plaats daarvan gaan de
alarmknipperlichten automatisch
branden.
De alarmknipperlichten doven
wanneer de rijsnelheid hoger is dan 10
km/h zodra de auto weer begint te
rijden. De alarmknipperlichten doven
ook wanneer de auto langere tijd met
een lage snelheid rijdt. U kunt de
lichten uitschakelen door de
schakelaar van de alarmknipperlichten
in te drukken. Downhill Brake Control (DBC)
(indien van toepassing) ❈
Dit onderdeel wijkt mogelijk af van de afbeelding.
De Downhill Brake Control (DBC)
ondersteunt de bestuurder bij het afrijden
van een steile helling, zonder dat debestuurder het rempedaal hoeft in te
trappen. De DBC vertraagt de auto tot
minder dan 10 km/h, zodat de bestuurderalleen maar de auto hoeft te besturen.
De DBC is standaard uitgeschakeld
wanneer het contact ingeschakeld wordt.
U kunt DBC in- of uitschakelen met de toetsOPMERKING
Het ESS-systeem werkt niet wanneer de alarmknipperlichten al zijn ingeschakeld.
ONC056016
Page 511 of 735

563
Rijden met uw auto
✽AANWIJZING
• Het DBC-systeem wordt niet geactiveerd in stand P.
• Het DBC-systeem wordt mogelijk niet
geactiveerd als het ESC- (of BAS)
systeem wordt geactiveerd.
• Wanneer het DBC-systeem wordt geactiveerd, kunnen de remmen
geluid maken of trillen.
• De remlichten gaan branden als het DBC-systeem wordt geactiveerd.
• Op een erg steile helling wordt het DBC-systeem mogelijk niet
gedeactiveerd, ondanks dat het
rempedaal of het gaspedaal wordt
ingetrapt.
• Schakel het DBC-systeem op normale
wegen altijd uit. Het DBC-systeem
kan vanuit de stand-bymodus
geactiveerd worden bij abrupte
stuurbewegingen of het rijden over
een drempel.
• In auto's met handgeschakelde transmissie kan het DBC-systeem bij
rijden in de 3e versnelling (of hoger)
geactiveerd worden en ervoor zorgen
dat de motor afslaat. Schakel het
DBC-systeem niet in als u in de 3e
versnelling (of hoger) rijdt.
WAARSCHUWING
Als het gele controlelampje van het DBC-systeem gaat branden, is het
systeem oververhit of is er een storing opgetreden. De DBC kan niet worden
geactiveerd. Als het gele controlelampje DBC blijft branden, zelfs nadat het
DBC-systeem is afgekoeld, raden we u aan het systeem te laten controleren
door een officiële HYUNDAI-dealer.
ModusControlela mpjeOmschrijving
Stand-byGroen lampje brandt
Druk de toets DBC in wanneer de rijsnelheid lager is dan 40
km/h. Het DBC-systeem wordt ingeschakeld in de stand-
bymodus.
Het systeem blijft in de stand-bymodus wanneer de
rijsnelheid lager is dan 60 km/h.
GeactiveerdGroen lampjeknippert
In de stand-bymodus, wordt het DBC-systeem automatisch
geactiveerd wanneer:
• De hellingshoek groter is dan een bepaald percentage.
• Het rem- of gaspedaal niet wordt ingetrapt.
UITGroen lampje is uitHet DBC-systeem wordt uitgeschakeld wanneer:
• De toets DBC opnieuw wordt ingedrukt.
• De rijsnelheid hoger is dan 60 km/h.
Tijdelijk
gedeactiveerdGroen lampje brandt
Als het DBC-systeem is geactiveerd, zal het tijdelijk worden
gedeactiveerd wanneer:
• De helling niet steil genoeg is.
• Het rem- of gaspedaal wordt ingetrapt. Als deze
omstandigheden niet meer aanwezig zijn, wordt het DBC-
systeem automatisch opnieuw geactiveerd.
Page 512 of 735

Rijden met uw auto
64
5
Goede remgewoonten • Controleer na het parkeren of de
parkeerrem gedeactiveerd is en het
controlelampje voor de parkeerrem uit
is alvorens weg te rijden.
• Als u met de auto door plassen rijdt, worden de remmen nat. Ook als de
auto gewassen is, kunnen de remmen
nat geworden zijn. Het rijden met natte
remmen kan gevaarlijk zijn! De
remweg van uw auto wordt langer als
de remmen nat zijn. Ook kan de autotijdens het remmen naar één kant
trekken als de remmen nat zijn. U kunt de remmen drogen door het
rempedaal tijdens het rijden licht in te
trappen. Als de remmen droog zijn,
werkt het remsysteem weer normaal.Als het remsysteem echter na het
drogen niet normaal werkt, breng dan
de auto op een veilige plaats totstilstand en neem contact op met een
officiële HYUNDAI-dealer. • Zet de transmissie tijdens het afrijden
van een helling niet in de vrijstand. Dit
is bijzonder gevaarlijk. Rijd met een
ingeschakelde versnelling, gebruik hetremsysteem om de snelheid te
verlagen en schakel vervolgens een
lagere versnelling in. Door tevens opde motor af te remmen, kunt u de
snelheid op een veilige manier
verlagen.
• Houd het rempedaal niet langdurig achter elkaar ingetrapt. Als u tijdens
het rijden het rempedaal ingetrapt
houdt, kan dat gevaar opleveren omdat
het remsysteem hierdoor oververhit
kan raken, waardoor de remwerking
minder wordt. Verder resulteert het
ingetrapt houden van het remsysteem
voor extra slijtage aan onderdelen vanhet remsysteem.
WAARSCHUWING
• Trek bij het verlaten of parkeren van de auto altijd de parkeerrem
aan en zet de transmissie in
stand P. Indien de parkeerrem
niet is aangetrokken en detransmissie niet in stand P is
gezet, kan de auto onbedoeld in
beweging komen waardoor u ofanderen letsel kunnen oplopen.
• Bij het parkeren van de auto moet altijd de parkeerrem worden
geactiveerd om te voorkomen dat
de auto zich onbedoeld in
beweging zet, waardoor de
inzittenden of voetgangers letselop zouden kunnen lopen.