Page 104 of 735
Verlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-146• Energiebesparingsfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-146
• Follow me home-functie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-146
• Intelligente bochtverlichting. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-146
• Bediening verlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-147
• Wisselen tussen links en rechts rijdend verkeer (Europa) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-149
• Werking grootlicht. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-150
• High Beam Assist . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-151
• Richtingaanwijzers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-153
• Mistlamp v
Page 213 of 735

Kenmerken van uw auto
112
4
Controlelampje
richtingaanwijzers
Dit lampje gaat knipperen:
• Als u de richtingaanwijzers inschakelt.
In de volgende gevallen zit er mogelijk
een storing in het
richtingaanwijzersysteem. In dat geval
adviseren we u de auto te laten
controleren door een officiële HYUNDAI-
dealer.
- Het controlelampje richtingaanwijzersknippert niet, maar blijft branden.
- Het controlelampje knippert sneller dan normaal.
- Het controlelampje richtingaanwijzers knippert helemaal niet.
Controlelampje dimlicht
(indien van toepassing)
Dit lampje gaat branden:
• Als het dimlicht wordt ingeschakeld.
Controlelampje grootlicht
Dit lampje gaat branden:
• Als het dimlicht is ingeschakeld en wordt overgeschakeld op grootlicht.
• Bij het geven van een lichtsignaal door de richtingaanwijzerhendel naar u toe
te bewegen.
Controlelampje High Beam
Assist
(indien van toepassing)
Dit lampje gaat branden:
• Als het grootlicht is ingeschakeld terwijl de lichtschakelaar in de stand AUTO staat.
• Als uw auto tegenliggers of voorliggers detecteert, zal het High Beam Assist-
systeem het grootlicht automatisch
overschakelen naar dimlicht.
Zie voor meer informatie "High BeamAssist" in hoofdstuk 4.
Controlelampje verlichting AAN
Dit lampje gaat branden:
• Als de parkeerverlichting of het dim- /grootlicht wordt ingeschakeld.
Controlelampje mistlampen
vóór
(indien van toepassing)
Dit lampje gaat branden:
• Als de mistlampen vóór worden ingeschakeld.
Controlelampje
mistachterlicht
(indien van toepassing)
Dit lampje gaat branden:
• Als het mistachterlicht wordt ingeschakeld.
Page 252 of 735

4 151
Kenmerken van uw auto
High Beam Assist
(indien van toepassing) De High Beam Assist is een systeem dat
automatisch het koplampbereik aanpast
(wisselt tussen grootlicht en dimlicht)
overeenkomstig de helderheid van
andere auto's en wegomstandigheden.Werking
1. Zet de lichtschakelaar in de standAUTO.
2. Beweeg de hendel van u af om het grootlicht in te schakelen.
Het controlelampje van de High Beam
Assist ( ) gaat branden.
3. De High Beam Assist wordt ingeschakeld wanneer de rijsnelheidhoger is dan 45 km/h.
• Wanneer u de hendel van u af beweegt terwijl de High Beam Assist
in werking is, wordt de High Beam
Assist uitgeschakeld en blijft het
grootlicht onafgebroken branden. Het
controlelampje van de High Beam
Assist ( ) dooft.
• Wanneer u de hendel naar u toe trekt terwijl de High Beam Assist in
werking is, wordt de High Beam
Assist uitgeschakeld.
4. Wanneer de lichtschakelaar in de stand koplampen wordt gezet, wordt
de High Beam Assist uitgeschakeld
en blijft het dimlicht onafgebroken
branden. In de volgende gevallen wordt van
grootlicht overgeschakeld op dimlicht.
- Wanneer de High Beam Assist is
uitgeschakeld.
- Wanneer de lichtschakelaar niet in de stand AUTO staat.
- Wanneer de koplampen van een tegemoetkomend voertuig worden gesignaleerd.
- Wanneer de achterlichten van een voorligger worden gesignaleerd.
- Wanneer de omgeving helder genoeg is, is het grootlicht niet nodig.
- Wanneer straatlantaarns of andere verlichting worden gesignaleerd.
- Wanneer de rijsnelheid lager is dan 35 km/h.
ODM046805L
Page 253 of 735

Kenmerken van uw auto
152
4
Waarschuwingslampje en -melding
Wanneer het Smart High Beam Assist-
systeem niet goed werkt, wordt de
waarschuwingsmelding gedurende
enkele seconden weergegeven.
Nadat de melding is verdwenen, gaat het
hoofdwaarschuwingslampje branden. Weadviseren u het systeem te laten
controleren door een officiële HYUNDAI-
dealer.
■ Type A
■Type B
ODM046655L/ODM046656L
ODM046748
OPMERKING
Het systeem werkt onder de
volgende omstandigheden mogelijk niet goed.
• De verlichting van een tegemoetkomende auto ofvoorligger wordt niet
gesignaleerd omdat de lamp beschadigd, verborgen, enz. is.
• De lamp van een tegemoetkomende auto ofvoorligger is bedekt met stof,
sneeuw of water.
• De verlichting van een tegemoetkomende auto of
voorligger wordt nietgesignaleerd door uitlaatgassen,rook, mist, sneeuw, enz.
• De voorruit is bedekt met vuil, ijs of stof, is beslagen of is
beschadigd.
• Er is een lamp met een vergelijkbare vorm als de lampen
van een voorligger aanwezig.
• Het zicht is slecht door mist, zware regenval of sneeuw.
• Wanneer een koplamp niet gerepareerd of vervangen is dooreen officiële dealer.
(Vervolg)
(Vervolg)• Wanneer een koplamp niet juist is afgesteld.
• Wanneer op een smalle bochtige weg of slechte weg wordt
gereden.
• Wanneer heuvelop of -af wordt gereden.
• Wanneer slechts een deel van de voorligger zichtbaar is op eenkruising of een bochtige weg.
• Wanneer er een verkeerslicht, reflecterend bord, knipperlicht ofspiegel aanwezig is.
• Wanneer de wegomstandigheden slecht zijn, bijvoorbeeld doordatde weg nat is of bedekt is met
sneeuw.
• Wanneer de koplampen van de voorligger uitgeschakeld, maar
de mistlampen ingeschakeld zijn.
• Wanneer een auto plotseling opduikt uit een bocht.
• Wanneer de auto scheef hangt door een lekke band of doordathij gesleept wordt.
• Wanneer het waarschuwingslampje LDWS(Lane Departure Warning-
systeem) brandt (indien van toepassing).
Page 254 of 735

4 153
Kenmerken van uw auto
Richtingaanwijzers
Om de richtingaanwijzers te laten
werken, moet het contact in stand ON
staan. Beweeg de combischakelaaromhoog of omlaag (A) om de
richtingaanwijzers in te schakelen. De
groene, pijlvormige controlelampjes op
het instrumentenpaneel geven aan welke
richtingaanwijzer in werking is. Na het
nemen van de bocht, worden de lampjes
automatisch uitgeschakeld. Zet de
combischakelaar handmatig terug in de
middenstand als de richtingaanwijzers
na een bocht blijven knipperen.Beweeg de combischakelaar gedeeltelijk
naar beneden of naar boven en houd
hem vast (B) om een wisseling van
rijstrook aan te geven. Als u de
combischakelaar loslaat, keert deze
weer terug naar zijn oorspronkelijke
positie.
Wanneer een controlelampje blijft
branden, niet knippert of abnormaal
knippert, kunnen één of meer lampen
doorgebrand zijn en dienen deze
vervangen te worden.
ODMECO2026
WAARSCHUWING
• Plaats geen accessoires of stickers op de voorruit en tint
deze niet.
• Laat de voorruit vervangen door een officiële dealer.
• Verwijder geen onderdelen die bij de High Beam Assist horen en
beschadig deze niet.
• Zorg ervoor dat er geen water in de High Beam Assist-unit
terechtkomt.
• Plaats geen voorwerpen op het dashboard die licht reflecteren,
zoals spiegels, wit papier, enz.
Het systeem werkt mogelijk niet
goed wanneer zonlicht wordt
gereflecteerd.
• Soms werkt het High Beam Assist-systeem mogelijk niet
goed. Controleer voor uw veiligheid altijd de
wegomstandigheden. Als hetsysteem niet normaal werkt,wissel dan handmatig tussen
groot- en dimlicht.