Page 193 of 231

Verzorging van de auto191
De wettelijk toegestane minimumpro‐
fieldiepte (1,6 mm) is bereikt wanneer het profiel tot aan één van de slijtage- indicatoren
(TWI = Tread Wear Indicator) is afge‐ sleten. De positie van de slijtage-indi‐
catoren wordt aangeduid door merk‐
tekens op de zijwand van de band.
Is de slijtage voor groter dan achter,
dan de voorbanden omwisselen met
de achterbanden. De draairichting
van de wielen moet dezelfde als voor‐ heen zijn.
Banden verouderen ook wanneer er
niet mee gereden wordt. Wij raden u
aan de banden om de 6 jaar te
vervangen.
Van banden- en velgmaat
veranderen
Bij het gebruik van banden met een
andere bandenmaat dan af fabriek
gemonteerd, moeten mogelijk de
snelheidsmeter en de voorgeschre‐
ven bandenspanning geherprogram‐
meerd worden en moeten er eventu‐
eel andere aanpassingen aan de auto
worden verricht.
Na montage van banden met een
andere bandenmaat de sticker met
de bandenspanning laten vervangen.9 Waarschuwing
Het gebruik van ongeschikte
banden of velgen kan tot ongeluk‐ ken leiden en maakt de typegoed‐keuring van het voertuig ongeldig.
Bij het monteren van andersoortige
velgen moet u wellicht ook andere
wielmoeren gebruiken. Wij raden u
aan een werkplaats te raadplegen.
Wieldoppen
Gebruik wieldoppen en banden die
door de fabriek voor de desbetref‐
fende auto zijn goedgekeurd en daar‐
mee aan alle eisen voor de desbe‐
treffende combinatie van wielen en
banden voldoen.
Indien geen wieldoppen en banden
worden gebruikt die door de fabriek
zijn goedgekeurd, mogen de banden
niet voorzien zijn van een velgbe‐
schermingsrand.
Wieldoppen mogen de koeling van de remmen niet belemmeren.9 Waarschuwing
Het gebruik van ongeschikte
banden of wieldoppen kan tot plot‐
seling drukverlies leiden met
ongelukken als mogelijk gevolg.
Page 194 of 231

192Verzorging van de autoSneeuwkettingen
Sneeuwkettingen zijn alleen toege‐
staan op de vooras.
Deze symmetrisch op de banden
aanbrengen zodat deze rondom goed passen.
9 Waarschuwing
Beschadigingen kunnen een klap‐
band veroorzaken.
Speciale sneeuwkettingen zijn alleen
toegestaan wanneer ze ontworpen
zijn met een roterende kettingband op
het loopvlak van de banden, geen
kettingschakels op de binnenzijden
van de wielen en wanneer de
kettingen niet meer dan 12 mm aan
het loopvlak van de banden toevoe‐
gen. Voor meer informatie m.b.t. het
juiste gebruik van sneeuwkettingen
voor de bandenmaat kunt u contact
opnemen met een gespecialiseerde
auto-onderdelendealer of een fabri‐
kant van sneeuwkettingen. Sneeuw‐
kettingen zijn alleen toegestaan bij
banden met de maten 235/60 R17 en 235/55 R18.Algemeen
Het gebruik van sneeuwkettingen op
een compact reservewiel is niet
toegestaan.
Bandenreparatieset
Lichte beschadigingen van de loop‐
vlakken en de zijwanden van de
banden kunnen met de bandenrepa‐
ratieset worden verholpen.
Vreemde voorwerpen niet uit de
banden verwijderen.
Beschadigingen die groter zijn dan
4 mm of die in de bandwang dichtbij
de velg zitten, kunnen niet met de
bandenreparatieset worden verhol‐
pen.
Bij modellen met een bandenrepara‐
tieset zijn er wellicht geen krik en een
boordset aanwezig.
Boordgereedschap 3 184.
Compact reservewiel 3 198.9 Waarschuwing
Niet sneller rijden dan 80 km/u.
Niet langdurig gebruiken.
Bestuurbaarheid en rijeigen‐
schappen worden mogelijk nade‐
lig beïnvloed.
Bij bandenpech:
Elektrische handrem 3 145 aantrek‐
ken, eerste versnelling, achteruitver‐
snelling of P inschakelen.
De bandenreparatieset zit in een
opbergvak onder de vloerafdekplaat
van de bagageruimte.
Achterklep openen om de bandenre‐
paratieset uit te nemen.
Page 195 of 231

Verzorging van de auto193Trek de hendel van de vloerafdek‐
plaat omhoog 3 70.
Boordgereedschap 3 184.Voorzichtig
Laat geen voorwerpen boven de
bovenkant van het opbergvak
bagageruimte uitsteken, om
schade aan het opbergvak en de
vloer van de bagageruimte te
voorkomen.
1. Vulslang voor afdichtmiddel 1 en
de stekker 2 loskoppelen.
2. Ventieldop van defecte band losschroeven.
Schroef de vulslang voor het
afdichtmiddel op het ventiel.
3. Sluit de stekker aan op de 12 V- aansluiting. Alle accessoires vanandere 12 V-aansluitingen
loskoppelen.
4. Ontsteking inschakelen. Om te voorkomen dat de accu leegraakt,
is het raadzaam de motor te laten draaien.
5. Keuzeschakelaar linksom in de stand afdichtmiddel + air draaien.
6. Bandenreparatieset met knop on/
off inschakelen. Het afdichtmiddel
stroomt de band in.
Bij het leeglopen van het pak
afdichtmiddel verschijnt er gedu‐
rende korte tijd een hoge druk‐
waarde op de manometer.
Daarna begint de druk te dalen.
Al het afdichtmiddel wordt in de
band gepompt. Daarna wordt de
band opgepompt.
7. Band met de manometer op de aanbevolen bandenspanning
zetten. De voorgeschreven
bandenspanning moet binnen
10 minuten worden bereikt
3 217 . Schakel de compressor uit
Page 196 of 231

194Verzorging van de autowanneer de juiste bandenspan‐
ning is bereikt.
Wordt de voorgeschreven bandenspanning niet binnen
10 minuten bereikt, dan de
bandenreparatieset verwijderen.
De auto één wielomwenteling
verplaatsen. De bandenreparatie‐ set weer aansluiten en het vulpro‐
ces 10 minuten lang voortzetten.
Wordt de voorgeschreven bandenspanning dan nog niet
bereikt, dan is de band te ernstig
beschadigd. De hulp van een
werkplaats inroepen.
Laat eventueel de te hoge
bandenspanning af via de knop
naast de manometer.
Compressor niet langer dan
10 minuten achtereen laten
werken.
8. Bandenreparatieset losmaken en ventieldop weer plaatsen.
9. Eventueel vrijgekomen afdicht‐ middel met een doek verwijderen.
10. Het op het pak met afdichtmiddel aanwezige etiket met de maxi‐
maal toelaatbare snelheid in het
gezichtsveld van de bestuurder
aanbrengen.
11. De rit onmiddellijk voortzetten, zodat het afdichtmiddel zich
gelijkmatig in de band kan
verspreiden. Na ongeveer 10 km
rijden (uiterlijk na 10 minuten)
stoppen en de bandenspanning
controleren.
Een eventueel iets gedaalde
bandenspanning corrigeren.
Procedure herhalen totdat de
bandenspanning niet meer
afneemt.
Bij een daling in de bandenspan‐
ning van meer dan 68 kPa
(0,68 bar), de auto niet meer
gebruiken. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.
12. Bandenspanning corrigeren door de luchtslang van de compressor
(pijlen) rechtstreeks op het ventiel
schroeven.
Page 197 of 231

Verzorging van de auto195
13. Keuzeschakelaar rechtsom in destand air only draaien. Compres‐
sor inschakelen om alleen lucht bij
te vullen.
Let op
De rijeigenschappen van de
herstelde band worden sterk beïn‐
vloed, laat deze band daarom
vervangen.
Bij abnormale geluiden of sterke
verhitting van de compressor, deze
minimaal 30 minuten lang uitscha‐
kelen.
Let op de vervaldatum van de set.
Na deze datum is niet meer gega‐
randeerd dat het middel nog goed
afdicht. Let op de bewaarinstructies
op het blik met afdichtmiddel.
Gebruikt blik met afdichtmiddel
vervangen. Verwijder het blik met
afdichtmiddel door de vul- en lucht‐
slang voor het afdichtmiddel los te
maken, het blik uit de behuizing te
schuiven en de slang van het blik te
schroeven. Voer het blik volgens de
desbetreffende wettelijke voorschrif‐ ten af.
De bijgeleverde accessoire-adapter
kan worden gebruikt om andere
voorwerpen,bijv. voetballen, lucht‐
bedden, opblaasbare bootjes enz.,
op te pompen. De adapter bevindt
zich aan de onderkant van de
bandenreparatieset.
Wiel verwisselen
Sommige auto's hebben in plaats van
een reservewiel een bandenrepara‐
tieset 3 192.De onderstaande voorbereidingen
treffen en de instructies opvolgen:
● Auto op een vlakke, stevige en slipvrije ondergrond parkeren.
Voorwielen in de rechtuitstand
draaien.
● Elektrische handrem 3 145
aantrekken, eerste versnelling, achteruitversnelling of P inscha‐
kelen.
● Reservewiel verwijderen 3 198.
● Vervang nooit meer dan één wiel
tegelijk.
● Het wiel blokkeren dat diagonaal tegenover het te verwisselen wielis gemonteerd. Dit kan door voor
en achter het wiel wiggen of hier‐
mee vergelijkbare voorwerpen
aan te brengen.
● Gebruik de krik alleen om een wiel te wisselen in geval van
bandenpech en niet voor de jaar‐
lijkse montage van winter- of
zomerbanden.
● De maximale werkbelasting (900 kg) van de krik niet over‐
schrijden.
Page 198 of 231

196Verzorging van de auto● Bij een zachte ondergrond, eenstevige plank (max. 1 cm dik)
onder de krik leggen.
● Het voertuig niet meer omhoog‐ brengen dan noodzakelijk is om
een wiel te verwisselen.
● In de op te krikken auto mogen zich geen personen of dieren
bevinden.
● Nooit onder een opgekrikte auto kruipen.
● Opgekrikte auto niet starten.
● Maak de wielmoeren en de schroefdraad schoon alvorens
het wiel te monteren.9 Waarschuwing
Vet de wielbout, de wielmoer en
de conus van de wielmoer niet in.
1. Wieldop verwijderen.
2. Plaats de wielsleutel stevig op de wielmoer en draai elke moer een
hele slag linksom los.
3. De locatie van de voorste en achterste krikpunten wordt
aangegeven door inkepingen in
de onderrand van het voertuig
onder de portieren.
4. Voor het plaatsen van de krik de juiste hoogte instellen door hand‐
matig aan het oog te draaien.
Krik zodanig bij het kriksteunpunt
in de buurt van het desbetreffende
wiel plaatsen dat de krikklauw om de verticale onderkant sluit. Erop
letten dat de krik goed onder het
kriksteunpunt staat.
De krikvoet moet loodrecht en
slipvast onder het steunpunt op
de grond staan.
Page 199 of 231

Verzorging van de auto197
5. Wielsleutel aan oog van schroef‐draadstang bevestigen en sleutel
rechtsom draaien om auto op te
krikken.
Staat de krikvoetrand bij het
opkrikken niet loodrecht onder het steunpunt, de auto onmiddellijk
voorzichtig laten zakken en de
krik herplaatsen. Het voertuig
omhoogbrengen totdat het wiel
juist van de grond is.
6. Wielmoeren geheel losdraaien en
met een doek schoonvegen.
Schroefdraden niet invetten. De
wielmoeren ergens leggen waar
ze niet vuil kunnen worden.
7. Wiel verwisselen. Opmerkingen over het reservewiel 3 198.
8. De wielmoeren aanbrengen en lichtjes met de hand linksom vast‐draaien totdat het wiel tegen de
naaf zit.
9. De sleutel linksom draaien en het voertuig op de grond laten
zakken.
10. Wielsleutel aanbrengen, let er hierbij op dat deze stevig vastzit
en de wielmoeren kruislings
aanhalen. Het aanhaalmoment
bedraagt 140 Nm.
11. Het vervangen wiel 3 198 en het
boordgereedschap 3 184 opber‐
gen.
12. Bandenspanning op de gemon‐ teerde band zo spoedig mogelijk
controleren.
Defecte band laten vervangen en
compact reservewiel onmiddellijk
door een volwaardig wiel vervangen.
Kriksteunpunt voor hefplatform
De positie van de achterste arm van
het hefplatform centraal onder de
uitsparing van de dorpel.
Page 200 of 231

198Verzorging van de auto
De positie van de voorste arm van het
hefplatform centraal onder de uitspa‐
ring van de dorpel.
Reservewiel
Compact reservewiel
Sommige auto’s hebben in plaats van een reservewiel een bandenrepara‐
tieset.
Het noodwiel mag alleen op uw voer‐
tuig worden gebruikt.
Bij het aanbrengen van een reserve‐
wiel met een andere maat dan de
andere wielen kan het wiel worden
beschouwd als een tijdelijk reserve‐
wiel en gelden de betreffende maxi‐
mumsnelheden, zelfs als dit niet door een label wordt aangegeven. Raad‐
pleeg een werkplaats voor informatie
over de geldende maximumsnelheid.
Bij gebruik van het compacte reser‐
vewiel wordt het rijgedrag wellicht
slechter, met name bij winterbanden.
Defecte band zo snel mogelijk laten
vervangen en wiel laten balanceren
en op de auto laten monteren.Voorzichtig
Is het gemonteerde reservewiel
kleiner dan de andere wielen of
wordt het gebruikt in combinatie
met winterbanden, dan kunnen de
rijeigenschappen negatief worden
beïnvloed. Defecte band zo spoe‐
dig mogelijk laten vervangen.
Het compacte reservewiel zit onder
de vloerbedekking in de bagage‐ ruimte en zit vast met een schroef‐
borg.
Beide hefbomen op de vloerafdek‐
king naar de hendel duwen en afdek‐ plaat aan de hendel omhoog trekken.
Haak aan de bovenkant van de
achterklepopening hangen.
Boordgereedschap 3 184.
De borg losnemen door deze linksom
te draaien. Compact reservewiel uit
de uitsparing voor het reservewiel
nemen.