Page 169 of 231

Verzorging van de auto167deze met een afdekkap worden afge‐
sloten en moet de ventilatie bij de
minpool worden geopend.
Uitsluitend accu's gebruiken waarbij
de zekeringenkast boven de accu kan worden gemonteerd.
Vervang bij auto's met een AGM-accu
(Absorptive Glass Mat) de accu door
een andere AGM-accu.
U kunt een AGM-accu herkennen aan
het label op de accu. Wij bevelen het
gebruik aan van een originele Opel-
accu.
Let op
Als u een andere AGM-accu
gebruikt dan de originele Opel accu
is het mogelijk dat het Stop/Start-
systeem slechter presteert.
Het wordt geadviseerd de accu door
een werkplaats te laten vervangen.
Stop/Start-systeem 3 128.
Accu opladen9 Waarschuwing
Bij auto's met een stop-startsys‐
teem moet u ervoor zorgen dat het oplaadvermogen geen 14,6 volt
overschrijdt wanneer u een accu-
oplader gebruikt. Anders kan de
accu beschadigd raken.
Starthulp gebruiken 3 199.
Waarschuwingssticker
Betekenis van de symbolen:
● Geen vonken, open vuur en niet roken.
● Altijd een veiligheidsbril dragen. Explosieve gassen kunnen
aanleiding geven tot blindheid of
letsel.
● Houd de accu buiten het bereik van kinderen.
● De accu bevat zwavelzuur dat aanleiding kan geven tot blind‐
heid of ernstige brandwonden.
Page 170 of 231

168Verzorging van de auto● Zie de gebruikershandleidingvoor meer informatie.
● Er kan explosief gas aanwezig zijn in de buurt van de accu.
Dieselbrandstoffilter
Bij elke olieverversingsbeurt water‐
resten aftappen.
Opvangbak onder het filterhuis plaat‐
sen. Aftapplug met een geschikte
schroevendraaier linksom draaien
om het water af te tappen.
Het filter is afgetapt zodra er diesel‐
brandstof uit de opening stroomt.
Aftapplug rechtsom weer vast‐
draaien.
Bij uitgeschakelde motor, contactslot
op ON zetten, ongeveer 5 seconden
wachten en sleutel op LOCK zetten
om op te voeren. Deze handeling minimaal 3 keer bij uitgeschakelde
motor verrichten, opdat er geen lucht
in de brandstofleiding komt.
Dieselbrandstoffilter met kortere
tussenpozen controleren als de auto
wordt gebruikt in extreme omstandig‐ heden.
Als er water in het dieselbrandstoffil‐
ter zit, brandt controlelampje U op de
instrumentengroep 3 91. Water
onmiddellijk aftappen.Dieselbrandstofsysteem
ontluchten
Na het leegrijden van de brandstof‐
tank moet het dieselbrandstofsys‐
teem worden ontlucht. Het contact
driemaal 15 seconden per keer
inschakelen. Motor vervolgens maxi‐
maal 40 seconden starten. Als de
motor niet start, ten minste
10 seconden wachten alvorens u een
nieuwe poging doet. Slaat de motor
niet aan, dan de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Page 171 of 231

Verzorging van de auto169Wisserblad vervangen
Wisserbladen voorruit
Wisserarm optillen, borgclip blijven
indrukken en wisserblad losmaken.
Maak het ruitenwisserblad in een
lichte hoek vast aan de ruitenwisser‐
arm en druk het in tot het vastklikt.
Laat de ruitenwisserarm voorzichtig
zakken.
Gloeilamp vervangen
Ontsteking uitschakelen en desbe‐
treffende schakelaar uitschakelen of
portieren sluiten.
Nieuwe gloeilamp alleen aan fitting vastpakken! Het glas van de gloei‐
lamp niet met blote handen aanraken.
Bij vervangen altijd hetzelfde type
gloeilamp gebruiken.
Vervang de gloeilampen van de
koplampen vanuit de motorruimte.
Lampcontrole
Schakel het contact in na het vervan‐ gen van een lamp en bedien en
controleer de lichten.
Koplampen Koplamp verwijderen
Om te lamp te vervangen moet eerst
de koplampunit worden verwijderd.
1. Contact en koplampschakelaar uitschakelen.
2. De motorkap openen, de 11 bevestigingen losmaken en de
radiateurafdekking verwijderen.
3. De 3 bouten verwijderen en de koplamp uitnemen.
4. Stiftjes van de kabelboomstekker indrukken en de koplampbedra‐
ding loskoppelen.
5. De koplampunit verwijderen.
Om de koplampunit te monteren volgt u dezelfde procedure als die voor het
verwijderen, maar in omgekeerde volgorde. Ervoor zorgen dat de
Page 172 of 231

170Verzorging van de autocentreerpen op een lijn ligt met het
huis. Bouten of bevestigingen niet te
vast aandraaien.
Halogeenkoplampen
Halogeenkoplampen A
kunnen van
xenonkoplampen B worden onder‐
scheiden door het verschillende lens‐ ontwerp.
Dimlicht en grootlicht
De halogeenkoplampen hebben
afzonderlijke systemen voor groot‐
licht 1 (binnenste gloeilampen) en
dimlicht 2 (buitenste gloeilampen).
1. Koplamp compleet demonteren 3 169.
2. Koplampkap verwijderen.
3. Klemveer van de lamp losmaken en lamp uit het reflectorhuis
halen.
4. Bij het plaatsen van een nieuwe lamp de nokken goed in de uitspa‐ringen op de reflector laten vallen.
5. Klemveer van de lamp vastmaken
en koplampkap opnieuw aanbren‐ gen.
6. Koplampunit opnieuw monteren.
Richtingaanwijzers vooraan
1. Koplamp compleet demonteren 3 169.
2. Lamphouder linksom draaien en lamphouder uit de lampunit
nemen.
3. Gloeilamp linksom duwen en draaien om deze uit de lamphou‐
der los te nemen.
4. Nieuwe lamp in de lamphouder duwen en deze rechtsom draaien.
Page 173 of 231
Verzorging van de auto1715.Lamphouder opnieuw in de lamp‐
unit aanbrengen door deze
rechtsom te draaien.
6. Koplampunit opnieuw monteren.
Zijmarkeringslichten
1. Koplamp compleet demonteren 3 169.
2. Koplampkap verwijderen en lamphouder (naast grootlicht‐
lamp) uit de lampunit nemen.
3. Lamp uit de lamphouder verwijde‐
ren door deze er recht uit te trek‐
ken.
4. Nieuwe gloeilamp erin steken. Een pluisvrije doek gebruiken omde lamp vast te houden.
5. Lamphouder opnieuw in de lamp‐
unit aanbrengen en koplampkapopnieuw aanbrengen.
6. Koplampunit opnieuw monteren.
Xenonkoplampen
Xenonkoplampen A
kunnen van halo‐
geenkoplampen B worden onder‐
scheiden door het verschillende lens‐ ontwerp.
Dimlicht en grootlicht9 Gevaar
Xenonkoplampen werken met een
zeer hoge elektrische spanning.
Niet aanraken. Gloeilampen door
een werkplaats laten vervangen.
Richtingaanwijzers vooraan
1. Koplamp compleet demonteren 3 169.
2. Lamphouder linksom draaien en lamphouder uit de lampunit
nemen.
Page 174 of 231

172Verzorging van de auto3. Gloeilamp linksom duwen endraaien om deze uit de lamphou‐
der los te nemen.
4. Nieuwe lamp in de lamphouder duwen en deze rechtsom draaien.
5. Lamphouder opnieuw in de lamp‐
unit aanbrengen door deze
rechtsom te draaien.
6. Koplampunit opnieuw monteren.
Zijmarkeringslichten
1. Koplamp compleet demonteren 3 169.
2. Lamphouder linksom draaien en lamphouder uit de lampunit
nemen.
3. Lamp uit de lamphouder verwijde‐
ren door deze er recht uit te trek‐
ken.
4. Nieuwe gloeilamp erin steken. Een pluisvrije doek gebruiken om
de lamp vast te houden.
5. Lamphouder opnieuw in de lamp‐
unit aanbrengen door deze
rechtsom te draaien.
6. Koplampunit opnieuw monteren.
Mistlampen1. De 2 schroeven van het paneel aan de onderkant van de auto
onder de mistlampen voor
demonteren en het paneel verwij‐
deren.
2. Kabelboomstekker loskoppelen van lamphouder en lamphouder
linksom draaien.
3. Lamphouder uit lampunit verwij‐ deren, lamp linksom draaien enuit de lamphouder verwijderen.
4. Nieuwe lamp in de lamphouder steken en deze rechtsom draaien.
5. Lamphouder opnieuw in de lamp‐
unit aanbrengen en kabelboom‐
stekker opnieuw aansluiten.
6. Paneel aan de onderkant van het voertuig opnieuw monteren met
behulp van de eerder gedemon‐
teerde 2 schroeven.
Page 175 of 231

Verzorging van de auto173Achterlichten
Achterremlichten, achterlichten, richtingaanwijzers,
achteruitrijlichten en
mistachterlicht
1. Achterklep openen en de 2 schroeven en lampunit verwij‐
deren.
2. Lamphouder verwijderen door deze linksom te draaien.
3. Lamp uit de lamphouder verwijde‐
ren door de lamp erin te duwen en deze linksom te draaien.
4. Nieuwe lamp in lamphouder steken.
5. Lamphouder weer in lamphuisaanbrengen. Lamphouder
rechtsom goed vastdraaien.
6. Lamp compleet vervangen door de nokken op de lamp compleet inde bijbehorende openingen te
geleiden.
7. De eerder verwijderde 2 schroeven opnieuw aanbren‐
gen en de achterklep sluiten.
Zijrichtingaanwijzers
1. Met behulp van een geschikte schroevendraaier, de lamp uit de
vleugel wrikken.
2. Lamphouder linksom draaien.
3. Lamp uit de lampunit verwijderen door de lamp recht uit de lamp‐
houder te trekken.
4. Nieuwe lamp in de lamphouder steken door deze erin te duwen en
de lamphouder rechtsom te
draaien.
5. Lampunit terug in het gat duwen.
Page 176 of 231
174Verzorging van de autoDerde remlicht
Gloeilampen door een werkplaats
laten vervangen.
Kentekenverlichting
1. De 4 schroeven (pijl) losnemen en
de lampafdekking verwijderen.
2. Lamphouder uit de lampunit verwijderen door deze linksom tedraaien.
3. Lamp er recht uit de lamphouder trekken.
4. Nieuwe gloeilamp plaatsen.
5. Lamphouder opnieuw in lampunit monteren. Lamphouder rechtsom
draaien en ervoor zorgen dat
deze vastzit.
6. Lampafdekking opnieuw aanbrengen met behulp van de
eerder losgenomen 4 schroeven.
Binnenverlichting
Leeslampen voor
1. Met behulp van een geschikte schroevendraaier, de lens van de
lamp uit de dakconsole wrikken.
2. Lamp verwijderen.
3. Nieuwe gloeilamp plaatsen.
4. De lens van de lamp opnieuw in de dakconsole aanbrengen.
Leeslampen achter
1. Met behulp van een geschikte schroevendraaier, de lens van de
lamp uit de dakconsole wrikken.
2. Lamp verwijderen.
3. Nieuwe gloeilamp plaatsen.
4. De lens van de lamp opnieuw in de dakconsole aanbrengen.