Page 65 of 231
Opbergen63Verwijder de cranksteunen uit de
crankuitsparingen.
Aanpassen van het
draagsysteem aan de fiets
Stel met de draaiknop op de cran‐
kuitsparing de verstelbare crankeen‐ heid ruwweg in op de uitstekende
crank.
Als de fiets rechte cranks heeft, de
crankunit volledig uitdraaien
(stand 5).
Als de fiets gebogen cranks heeft, de
crankunit volledig indraaien (stand 1).
Druk op de ontgrendelingspal en trek
de wieluitsparingen uit.
Druk de ontgrendelingspal op de
spanbandhouder in en verwijder de
houder.
Page 66 of 231
64OpbergenFiets gereedmaken voor
bevestiging
Let op
De maximale breedte voor het
pedaal is 38,3 mm en de maximale
diepte is 14,4 mm.
Draai het linker pedaal (zonder
kettingtandwiel) verticaal omlaag. Het
pedaal op de linker crank moet hori‐
zontaal staan.
Het voorwiel van de voorste fiets
moet naar links wijzen.
Het voorwiel van de achterste fiets
moet naar rechts wijzen.
Vastmaken fiets aan
draagsysteem
Plaats de fiets erop. De crank moet nu in de opening van de crankuitsparing
geplaatst worden zoals weergegeven in de illustratie.
Voorzichtig
Zorg ervoor dat het pedaal het
oppervlak van het fietsenrek niet
raakt. Anders zou het crankstel
van de fiets tijdens vervoer
beschadigd kunnen raken.
Crankbevestiging van boven af in de
buitenste rail van de crankhouder
steken en zo ver mogelijk omlaag‐
schuiven.
Page 67 of 231

Opbergen65Bevestig de crank door aan de beves‐
tigingsschroef op de cranksteun te
draaien.
Plaats de wieluitsparingen zodanig
dat de fiets ongeveer horizontaal
staat. De afstand tussen pedalen en
achterklep moet nu minimaal 5 cm
bedragen.
Beide fietsbanden moeten in de
wieluitsparingen staan.
Voorzichtig
Zorg dat u de wielhouders zo ver
als nodig is naar buiten trekt zodat beide fietsbanden in de houders
kunnen worden geplaatst. Anders
wordt horizontaal monteren van
de fiets niet verzekerd. Het nege‐
ren hiervan kan leiden tot schade
aan de fietswielen als gevolg van
hete uitlaatgassen.
Lijn de fiets in lengterichting uit ten
opzichte van het voertuig: Draai de
pedaalsteun enigszins los.
Plaats de fiets rechtop met behulp
van de draaiknop op de cran‐
kuitsparing.
Wanneer de twee fietsen elkaar in de weg staan, kan de onderlinge plaat‐
sing van de fietsen worden aange‐ past door de wielhouders en de draai‐
greep op de crankhouder bij te stellen
totdat de fietsen elkaar niet meer
raken. Zorg voor voldoende vrije
ruimte tot de auto.
Draai de bevestigingsschroef voor de
pedaallagersteun met de hand vast
tot de maximale stand.
Beide fietswielen met spanbanden aan de wielhouders vastmaken.
Controleer of de fiets goed vast staat.
Page 68 of 231
66OpbergenVoorzichtig
Zorg dat de ruimte tussen de fiets
en de auto minstens 5 cm is.
Stuurstang zo nodig losdraaien en opzij zwenken.
De instellingen van de wieluitsparin‐gen en op de draaiknop op de cran‐kuitsparing moeten voor elke fiets
worden genoteerd en bewaard. Een
juiste afstelling vooraf zal het
opnieuw bevestigen van de fiets
vergemakkelijken.
Let op
Er wordt aangeraden om een waar‐
schuwing bij de achterste fiets te bevestigen voor beter zicht.
Verwijderen fiets van
draagsysteem
Maak de spanbandhouders van beide fietsbanden los.
Houd de fiets vast, maak de bevesti‐
gingsschroef voor de pedaallager‐
steun los en til de lagersteun op om
deze te verwijderen.
Inschuiven draagsysteem
achterzijde
Druk de houders van de pedaalcrank
in de uitsparing van de pedaalcrank
zoals op de afbeelding wordt
getoond.
Page 69 of 231
Opbergen67
Plaats de spanbandhouder en trek
deze stevig omlaag, zo ver als moge‐ lijk is.
Druk de ontgrendelingshendel in en
schuif de wieluitsparingen volledig in tot ze niet verder meer gaan.
Maak de vergrendelingspal op de
diagonale steun los en klap beide crankuitsparingen omlaag.
9 Waarschuwing
Gevaar voor beknelling.
Zwenk eerst de rechter pal ( 1) naar
voren en vervolgens de linker pal ( 2)
totdat ze in hun uitsparingen geklikt
kunnen worden.
Page 70 of 231
68OpbergenSpanhefboom naar beneden duwen
en beide lampsteunen uit de houders
trekken.
Klap de lamphouders tegen de
achterzijden van de achterlichten.
Plaats eerst het voorste ( 1), en
daarna het achterste achterlicht ( 2) in
de uitsparingen en duw ze zo ver
mogelijk omlaag. Druk om beschadi‐
ging te voorkomen de kabels volledig
in alle geleidingen.
De kentekenplaathouder omhoog‐
trekken en naar beneden vouwen in
horizontale positie.
Open de achterklep.
Zet de ontgrendelingshendel omhoog en houd deze vast. Het systeem een
beetje heffen en in de bumper duwen
tot het vastzit.
De ontgrendelingshendel moet naar
zijn beginstand terugkeren.9 Waarschuwing
De hulp van een werkplaats inroe‐
pen, als het systeem niet goed kan
worden uitgeschoven.
Page 71 of 231
Opbergen69Bagageruimte
Opbergvakken in de
bagageruimte
Aan weerszijden van de bagageruim‐ tevloer.
Bagageruimte-afdekking
Leg niets op de hoedenplank.
Afdekking sluiten
De afdekking van de bagageruimte
met behulp van de hendel in de rich‐
ting van de achterkant van de auto
trekken en de bevestigingen in de
haakjes aan weerszijden van de
bagageruimte aanbrengen.
Afdekking openen
Bagagerolhoes uit de zijdelingse
houders nemen. De afdekking rolt
automatisch op.
Afdekking wegnemen
Bagageruimte-afdekking openen.
Huis aan weerszijde van de rolhoes
naar het midden van het voertuig trek‐ ken, rolhoes optillen en verwijderen
uit de zijgeleiders.
Montage in omgekeerde volgorde.
Page 72 of 231
70OpbergenVloerafdekking
bagageruimte
Open het vloeropbergvak achter door
de hendel van de vloerafdekplaat
omhoog te trekken.
Afhankelijk van de versie, beide
hefbomen op de vloerafdekplaat naar
de hendel drukken en afdekplaat bij
de hendel omhoog trekken voor
toegang tot het vloeropbergvak
achter.Indien aanwezig, haak aan de boven‐ kant van de achterklepopening
hangen.
Voorzichtig
Gebruik de haak alleen voor het ophangen van de vloerafdekplaat
en de in hoogte verstelbare afdek‐ king.
Voorzichtig
Laat geen voorwerpen boven de
bovenkant van het opbergvak
bagageruimte uitsteken, om