Page 161 of 364

159
508_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijadviezen
Houd u altijd aan de verkeersregels en let
onder alle omstandigheden goed op.
Richt uw aandacht op het verkeer en houd
uw handen op het stuur wiel, zodat u snel kunt
reageren op onverwachte situaties.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een
pauze in.
Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en
houd meer afstand tot uw voorligger.Rijd nooit met aangetrokken handrem -
Kans op oververhitting en beschadiging
van het remsysteem!
Parkeer uw auto niet en zet uw auto
niet met draaiende motor stil op een
plaats waar brandbaar materiaal (droog
gras, afgevallen blad,
...) in contact kan
komen met het warme uitlaatsysteem -
Kans op brand!
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter. Als u uw auto
met draaiende motor moet verlaten,
trek dan de handrem aan en zet de
versnellingsbak in de neutraalstand of
in de stand N of P , afhankelijk van het
type versnellingsbak.
Rijden op een
overstroomde weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen.
Belangrijk!Bent u genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
-
k
ijk of het water niet meer dan 15 cm
diep is, houd daarbij rekening met golven
die door andere weggebruikers kunnen
worden veroorzaakt,
-
s
chakel het Stop & Start-systeem uit,
-
r
ijd zo langzaam mogelijk zonder de motor
te laten afslaan. Rijd in elk geval niet
sneller dan 10 km/h,
-
z
et de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte
achter u hebt gelaten, rem dan, zodra de
verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren
licht af om de remschijven en remblokken te
drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
6
Rijden
Page 162 of 364

160
508_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Bij het trekken van een aanhanger
Gewichtsverdeling
F Verdeel het gewicht in de caravan/aanhanger gelijkmatig, plaats zware
voor werpen zo dicht mogelijk bij de as en
houd u aan de toegestane kogeldruk.
Door een geringere luchtdichtheid nemen
de prestaties van de motor af als men op
grotere hoogte boven de zeespiegel komt.
Trek boven de 1000 m 10% van het maximale
aanhangergewicht af en herhaal dit voor elke
volgende 1000 m.
Zijwind
F Houd er rekening mee dat de zijwindgevoeligheid van de auto groter is.
Koeling
Het trekken van een aanhanger op
een helling veroorzaakt een hogere
koelvloeistoftemperatuur.
De koelventilator wordt elektrisch bediend en is
niet afhankelijk van het motortoerental.
F
P
as uw snelheid aan om het toerental te
beperken.
Het maximale aanhangergewicht is
afhankelijk van het hellingspercentage en de
buitentemperatuur.
Let in elk geval goed op de aanwijzing van de
koelvloeistoftemperatuurmeter.
F
A
ls het waarschuwingslampje
van de koelvloeistoftemperatuur
gaat branden in combinatie met
het waarschuwingslampje STOP ,
stop dan zo snel mogelijk en zet
de motor af.
Remmen
Het trekken van een aanhanger verlengt de
remweg.
Vermijd langdurig gebruik van de remmen om te
voorkomen dat de remmen oververhit raken. In dat
geval is het raadzaam om op de motor af te remmen.
Banden
F Controleer de bandenspanning van de auto en de aanhanger en breng deze indien
nodig op de juiste waarde.
Verlichting
F Controleer de verlichting van de aanhanger en de hoogteverstelling van de koplampen
van uw auto.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de hoogteverstelling van
de koplampen.
De parkeerhulp wordt automatisch
uitgeschakeld als bij het aankoppelen
van een aanhanger een originele
PEUGEOT-trekhaak wordt gebruikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de gewichten
van uw auto (en aanhangergewichten
indien van toepassing voor uw auto).
Rijden
Page 163 of 364
161
508_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Starten - afzetten van de motor met de sleutel met afstandsbediening
De parkeerrem moet zijn
aangetrokken.
Starten
Contactslot
Laat bij temperaturen onder de -23°C
de motor vier minuten stationair
draaien. Dit is belangrijk voor de goede
werking en de levensduur van de motor
en de versnellingsbak van uw auto.
Zet de versnellingshendel in de neutraalstand.
1.
Stand
Stop.
2.
S
tand
Contact .
3.
Stand
Starten . F
Z
et bij een auto met een
handgeschakelde versnellingsbak de
versnellingshendel in de neutraalstand en
trap het koppelingspedaal volledig in. F
Z
et bij een auto met een automatische
transmissie de selectiehendel in de
stand N of P en trap het rempedaal volledig
in.
6
Rijden
Page 164 of 364
162
508_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
In bepaalde gevallen moet u veel kracht
uitoefenen om het stuur wiel te kunnen
draaien (bijvoorbeeld als de wielen
tegen het trottoir aan liggen).
F
S
teek de sleutel in het contactslot.
H
et systeem herkent de code van de
startblokkering.
F
O
ntgrendel het stuurslot door gelijktijdig
aan het stuur wiel en de sleutel te draaien. F
D
raai bij een auto met een benzinemotor
de sleutel in de stand 3 om de startmotor
te activeren; geef daarbij geen gas. Laat de
sleutel los zodra de motor is aangeslagen. F
D
raai bij een auto meet een dieselmotor de
sleutel in de stand 2 , Contact, om de motor
te laten voorgloeien.
F
Z
et, zodra dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel is
gedoofd, de sleutel in de stand 3
om de startmotor te activeren;
geef daarbij geen gas. Laat de
sleutel los zodra de motor is
aangeslagen.
Rijden
Page 165 of 364

163
508_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Als de motor niet onmiddellijk aanslaat, zet
dan het contact uit.
Wacht enige tijd alvorens opnieuw te
starten. Als na enkele startpogingen de
motor nog steeds niet is aangeslagen,
probeer dan niet langer de motor te
starten: de startmotor en de motor zouden
beschadigd kunnen raken.
Neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Onder winterse omstandigheden kan
het voorgloeien langer duren.
Als de motor warm is, gaat het
verklikkerlampje niet branden.Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten
giftige uitlaatgassen uit, zoals
koolmonoxide. Kans op (dodelijke)
vergiftiging.
Om de goede werking en de levensduur
van de mechanische onderdelen van
de motor en de versnellingsbak van uw
auto te garanderen moet u bij zeer koud
weer (temperaturen lager dan -23°C) de
motor gedurende 4 minuten stationair
laten draaien alvorens weg te rijden.
Laat bij gematigde temperaturen de
motor niet stationair warmdraaien, maar
rijd direct weg zonder de motor veel
toeren te laten maken.
6
Rijden
Page 166 of 364

164
508_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Afzetten
Zet het contact pas uit als de auto
volledig stilstaat. Zet de wielen voor het afzetten van
de motor in de rechtuitstand om het
ontgrendelen van het stuurslot te
vergemakkelijken.Neem bij het verlaten van de auto de
sleutel mee en vergrendel de portieren.
F
C
ontroleer of de parkeerrem goed is
aangetrokken, zeker als de auto op een
helling staat.
●
Bij een handbediende parkeerrem
moet de hendel zijn aangetrokken.
● Bij een elektrische parkeerrem m oet het verklikkerlampje van de
hendel branden. Bij het afzetten van de motor is de
rembekrachtiging niet meer actief.Vergeten van de sleutel
Als de sleutel niet uit het contactslot wordt
gehaald, klinkt een geluidssignaal bij het
openen van het bestuurdersportier.
Hang geen zware voor werpen aan de
sleutel: dit kan namelijk storingen aan
het contactslot veroorzaken.
F
Z
et de auto stil.
F
D
raai de sleutel linksom in de stand 1
(Stop) .
F
V
er wijder de sleutel uit het contactslot.
F
D
raai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuur wiel tot het blokkeert.
Rijden
Page 167 of 364

165
508_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Bij zeer lage temperaturen wordt
bij auto's met een dieselmotor de
motor pas na het doven van het
verklikkerlampje "Voorgloeien" gestart.
Als dit verklikkerlampje gaat branden
nadat u op de knop "START/STOP"
hebt gedrukt, moet u het rempedaal of
het koppelingspedaal ingetrapt houden
tot het verklikkerlampje dooft en mag
u niet nogmaals op de knop " S TA R T/
STOP " drukken voordat de motor is
aangeslagen.
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor
niet afgezet.
Afzetten
F Zet de auto stil.
F
Druk op de knop " START/STOP"
ter wijl de elektronische sleutel zich
in het interieur van de auto bevindt.
De motor wordt afgezet en het stuurslot wordt
vergrendeld.
Stand Contact (accessoires)
De elektronische sleutel bevindt zich in het
interieur van de auto. Druk, zonder een pedaal
in te trappen, op de knop "START/STOP"
om het contact aan of af te zetten en zo de
verschillende uitrustingselementen te activeren.Als aan een van de voor waarden voor het starten
niet wordt voldaan, wordt ter herinnering een
melding op het display van het instrumentenpaneel
weergegeven. In sommige gevallen moet het
stuur wiel heen en weer worden bewogen ter wijl
de knop "START/STOP" wordt ingedrukt om het
stuurslot te ontgrendelen; u wordt hiervan via een
melding op de hoogte gebracht.
F De elektronische sleutel bevindt zich in het interieur van de auto. Trap het
rempedaal in (auto's met automatische
transmissie) of trap het koppelingspedaal
volledig in (auto's met handgeschakelde
versnellingsbak) en houd het pedaal
ingetrapt tot de motor is gestart.
Starten
F Druk op de knop " START/STOP".
Starten - afzetten van de motor met de
elektronische sleutel (Keyless entry and start)
F Het stuurslot wordt ontgrendeld en de
motor wordt bijna direct gestart. Wanneer u de accessoirestand te lang
gebruikt, wordt automatisch de eco-
mode ingeschakeld om te voorkomen
dat de accu ontladen raakt.
6
Rijden
Page 168 of 364

166
508_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Noodprocedure voor het starten
met de elektronische sleutel
Als de elektronische sleutel zich in het
detectiegebied bevindt en uw auto niet start als
u op de knop "START/STOP" drukt:
F
Open het klepje onder de knop "START/STOP".F Steek de elektronische sleutel in de houder A .F Druk op de knop "START/STOP".
Als de motor draait, kunt u de
elektronische sleutel verwijderen en het
klepje sluiten.
Noodprocedure voor het afzetten van
de motor met de elektronische sleutel
In noodgevallen kan de motor geforceerd
worden afgezet door de knop "START/STOP"
ongeveer drie seconden ingedrukt te houden.
In dat geval wordt het stuurslot ingeschakeld
zodra de auto stilstaat.
Als de elektronische sleutel zich niet meer
in het detectiegebied bevindt op het moment
dat de motor moet worden afgezet, wordt een
melding weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
F
H
oud de knop "START/STOP" ongeveer
drie seconden ingedrukt als u de motor
geforceerd wilt afzetten (let op: zonder
de sleutel kan de motor niet meer gestart
wo r d e n).
Tijdens het gebruik van de auto moet
de elektronische sleutel zich in het
interieur bevinden.
Als de elektronische sleutel niet
wordt herkend
Als de elektronische sleutel zich niet meer in
het detectiegebied bevindt als u een portier
sluit of wanneer u (op een later moment)
de motor wilt afzetten, wordt een melding
weergegeven op het instrumentenpaneel.
F
H
oud de knop "START/STOP"
ongeveer drie seconden
ingedrukt als u de motor
geforceerd wilt afzetten.
Rijden