Page 249 of 364
247
508_nl_Chap08_en-cas-de-pannes_ed01-2016
Achteruitrijlicht (achterklep)
F Open de achterklep en verwijder vervolgens het afdekplaatje.
F
N
eem de stekker van de lamp los.
F
V
er wijder de bevestigingsmoer van de
lamp. F
V er wijder de lamp voorzichtig via de
buitenzijde van de auto.
F
V
erwijder het afdichtschuim.F
D raai de lamphouder een kwart
omwenteling en vervang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
8
Storingen verhelpen
Page 250 of 364
248
508_nl_Chap08_en-cas-de-pannes_ed01-2016
Derde remlicht (LED's)
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Kentekenplaatverlichting
F Steek een kleine schroevendraaier in een van de buitenste gaten van het lampglas.
F
D
uw de schroevendraaier naar buiten om
het lampglas los te maken.
F
N
eem de stekker van de lamp los.
F
V
erwijder het lampglas.
F
T
rek de lamp uit de lamphouder en vervang
de lamp.
Storingen verhelpen
Page 251 of 364

249
508_nl_Chap08_en-cas-de-pannes_ed01-2016
Zekeringen vervangenIn het geval van een storing in een bepaalde functie kunt u de desbetreffende defecte zekering vervangen volgens de onderstaande procedure.
De tang voor het verwijderen van zekeringen
bevindt zich in het dashboardkastje.
Toegang tot het gereedschap
Voordat u een zekering vervangt, dient u de
oorzaak van de storing op te sporen en te
(laten) verhelpen.
F
U k
unt aan de draad van een zekering zien
of deze defect is.
Vervangen van een zekering
Goed Defect
F
G
ebruik de speciale tang om de zekering
uit de zekeringkast te verwijderen.
F
V
ervang een defecte zekering altijd door
een zekering met dezelfde stroomsterkte.
F
S
electeer de zekering aan de hand van
het nummer op de zekeringkast, de op de
zekering aangegeven stroomsterkte en het
onderstaande overzicht. PEUGEOT is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het monteren
van extra accessoires die niet door
aanbevolen en geleverd worden,
en niet volgens de voorschriften
van PEUGEOT zijn gemonteerd. Dit
geldt met name als het gezamenlijke
stroomverbruik van de extra
accessoires meer dan 10
milliampère
bedraagt.
Montage van elektrische
accessoires
Bij het ontwerp van het elektrische
circuit van uw auto is reeds rekening
gehouden met de montage van zowel de
standaarduitrusting als eventuele opties.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voordat u andere
elektrische voorzieningen of accessoires in
de auto monteert of laat monteren.
8
Storingen verhelpen
Page 252 of 364
250
508_nl_Chap08_en-cas-de-pannes_ed01-2016
Zekeringen
dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde
van het dashboard (linkerzijde).
Toegang tot de zekeringen
F Open het uitklapbare paneel; u moet daarbij een zekere weerstand overwinnen. Zekering
n r. Ampère
(A) Functies
F6 A of B 15Autoradio.
F8 3Inbraakalarm.
F13 10A a n s t e ke r vó ó r.
F14 1012V-aansluiting vóór.
F16 3Plafonnier achter, kaartleeslampen achter.
F17 3Plafonnier vóór, make-upspiegel.
F28 A of B 15Autoradio.
F30 20Ruitenwisser achter.
F32 10Audioversterker.
Storingen verhelpen
Page 253 of 364
251
508_nl_Chap08_en-cas-de-pannes_ed01-2016
ZekeringN° Ampère
(A) Functies
F3 15
Paneel ruitbediening in bestuurdersportier, 12V-aansluiting achterzitplaatsen.
F41512V-aansluiting bagageruimte.
F5 30Elektrisch bedienbare ruiten achter met eentrapsbediening.
F6 30Elektrisch bedienbare ruiten vóór met eentrapsbediening.
F11 20Servicecentrale trekhaakaansluiting.
F12 20Audioversterker.
F15 20Blinderingspaneel panoramadak (SW en RXH BlueHDi).
F16 5Paneel ruitbediening in bestuurdersportier.
Zekeringen achter het
dashboardkastje
8
Storingen verhelpen
Page 254 of 364
252
508_nl_Chap08_en-cas-de-pannes_ed01-2016
Zekeringen motorruimte
Toegang tot de zekeringen
F Maak het deksel los.
F V ervang de zekering (zie de
desbetreffende paragraaf).
F
S
luit na het vervangen van de zekering
zorgvuldig het deksel voor een goede
afdichting van de zekeringkast. Zekering
N° Ampère
(A) Functies
F20 15Ruitensproeierpomp voor en achter.
F21 20Pomp koplampsproeiers.
F22 15Claxon.
F23 15Grootlicht rechts.
F24 15Grootlicht links.
De zekeringkast bevindt zich onder de
motorkap, naast de accu.
Storingen verhelpen
Page 255 of 364

253
508_nl_Chap08_en-cas-de-pannes_ed01-2016
12V- ac c u
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.De accu bevindt zich in de motorruimte.
Toegang tot de accu:
F
o
pen de motorkap via de hendel in
het interieur en gebruik vervolgens de
veiligheidshaak aan de buitenzijde,
F
v
erwijder de kunststof afdekkap voor
toegang tot de pluspool,
F
m
aak indien nodig de zekeringkast los om
de accu te kunnen verwijderen.
Toegang tot de accu
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu voor het starten van de motor met behulp van startkabels en voor het laden van een lege accu.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat u
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend uit in een
goed geventileerde ruimte, ver van open vuur of
vonken veroorzakende bronnen, om elk risico
van brand- of explosiegevaar uit te sluiten.
Was uw handen als de werkzaamheden
beëindigd zijn.Accu's bevatten giftige stoffen zoals
zwavelzuur en lood.
Ze moeten worden ver werkt conform
de regelgeving en mogen in geen geval
met het huishoudelijke afval worden
weggegooid.
Breng de gebruikte batterijen en accu's
naar een speciaal inzamelpunt.
Algemeen
12V-loodaccu
Het aanduwen om de motor te starten
is bij een auto met een automatische
transmissie niet toegestaan.
8
Storingen verhelpen
Page 256 of 364

254
508_nl_Chap08_en-cas-de-pannes_ed01-2016
Een aantal functies, waaronder
het Stop & Start-systeem, is niet
beschikbaar als de laadtoestand van de
accu onvoldoende is.
F
S
luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van
de auto met de lege accu.
F
S
tart de motor van de auto met de
hulpaccu en laat deze gedurende enkele
minuten draaien.
F
S
tel de startmotor in werking van de auto
met de lege accu en laat de motor draaien.
A
ls de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een
nieuwe poging te doen.
Als de accu van uw auto ontladen is, kan
de motor worden gestart met een hulpaccu
(externe accu of een accu van een andere
auto) en startkabels of een startbooster.
Starten van de motor met
een hulpaccu en startkabels
Start de motor nooit door een acculader
aan te sluiten.
Gebruik nooit een startbooster van 24
V
o f h o g e r.
Controleer eerst of de nominale
spanning van de hulpaccu 12 V
bedraagt en of de capaciteit van de
hulpaccu minimaal gelijk is aan die van
de ontladen accu.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(autoradio, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg ervoor dat de startkabels zich
niet in de buurt van bewegende delen
van de motor (ventilateur, riem enz.)
bevinden.
Koppel de pluspool (+) van de accu niet
los ter wijl de motor draait. F
B
eweeg, indien uw auto hiermee is
uitgerust, het kunststof kapje van de
pluspool (+) omhoog.
F
S
luit de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de ontladen accu A (bij het gebogen
metalen gedeelte) en vervolgens op de
pluspool (+) van de hulpaccu B of de
startbooster.
F
S
luit de groene of zwarte kabel aan op
de minpool (-) van de hulpaccu B of de
startbooster (of op het massapunt van de
auto met de hulpaccu). F
W
acht tot de motor stationair draait en
neem dan de kabels in omgekeerde
volgorde los.
F
B
reng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
F
L
aat de motor minimaal 30 minuten
draaien, rijdend of stilstaand, om het
laadniveau van de accu op een correct peil
te krijgen.
Storingen verhelpen