Page 241 of 379

ACCU OPLADEN
BELANGRIJK De procedure voor het
opladen van de accu is uitsluitend
bedoeld ter informatie. Geadviseerd
wordt contact op te nemen met het Fiat
Servicenetwerk om deze
werkzaamheden te laten uitvoeren.
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens één minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen. Wanneer de elektrische
voeding naar de accu weer wordt
aangesloten, controleren of de
contactsleutel in de stand STOP staat
en of het bestuurdersportier gesloten is.
Het verdient aanbeveling de accu
langzaam en met een laag amperage
gedurende ongeveer 24 uur op te
laden. De accu langer opladen, kan de
accu beschadigen.
174) 175)
ZONDER START&STOP
SYSTEEM
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
❒maak de minklem los van de accu;
❒sluit de kabels van de acculader aan
op de accupolen; let daarbij op de
polariteit;
❒schakel de acculader in;
❒schakel na het opladen eerst de
acculader uit alvorens de accu los te
koppelen;
❒sluit de minklem aan op de accu.
MET START&STOP
SYSTEEM
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
❒maak de stekker A van de
accusensor C op de minpool D van
de accu los (door op de knop B
te drukken);
❒sluit de pluskabel van de acculader
aan op de plusklem E van de accu
en de minkabel op de klem van
de sensor F zoals aangegeven in fig.
232;
❒schakel de acculader in;
❒schakel na het opladen de acculader
uit;❒sluit na de acculader te hebben
afgekoppeld de stekker A weer aan
op de sensor C aan zoals
aangegeven in fig. 232.
BELANGRIJK
174) Accuvloeistof is giftig en
corrosief: vermijd contact met
huid en ogen. Het opladen van de
accu moet worden uitgevoerd in
een goed geventileerde ruimte,
ver van open vuur en vonken:
brand- en ontploffingsgevaar.
232F1A0219
237
Page 242 of 379
175) Probeer nooit een bevroren
accu op te laden: laat de accu
eerst ontdooien om ontploffing
ervan te voorkomen. Als de accu
bevroren is geweest, moet door
vakbekwaam personeel worden
gecontroleerd of de cellen niet
beschadigd zijn en of de
behuizing geen scheuren
vertoont, waardoor de giftige en
corrosieve vloeistof kan
weglekken.HET VOERTUIG
OPKRIKKEN
Als het voertuig opgekrikt moet
worden, ga dan naar een Fiat dealer die
is uitgerust met een garagekrik of een
hefbrug.
Het voertuig mag alleen zijdelings
worden opgekrikt door de hefarmen
van de garagekrik of de brug in de
zones getoond in fig. 233 te plaatsen.
SLEPEN VAN HET
VOERTUIG
176) 177) 178) 179) 180) 181) 182) 183) 184)
Het voertuig is voorzien van twee
sleepogen.
233F1A0366
234F1A0221
235F1A0222
238
NOODGEVALLEN
Page 243 of 379

Het sleepoog voor bevindt zich in de
gereedschapstas onder de
passagiersstoel. Bij versies met Fix&Go
kit en zonder reservewiel, is de
gereedschapstas alleen optioneel
verkrijgbaar voor bepaalde
versies/markten.Bij versies zonder gereedschapstas
wordt het sleepoog samen met het
instructieboek in de opslagruimte voor
de boorddocumentatie bewaard.
Om het te gebruiken, gaat u als volgt te
werk:
❒Open en verwijder de klep A zoals is
aangegeven in fig. 234;
❒draai de borgknop B fig. 234 linksom
en verwijder het om het vak fig. 235
open te schuiven;
❒neem de schroevendraaier uit de
gereedschapstas en maak hiermee
de dop C fig. 237 open op het
aangegeven punt;
❒neem het sleepoog D uit de
gereedschapstas en draai het stevig
op de schroefdraadpen fig. 237.
Het achterste sleepoog B fig. 238
bevindt zich op het punt dat is
aangegeven op de afbeelding.
BELANGRIJK
176) Schroef de trekhaak vast en
controleer dat deze vastgedraaid
zit tot de eindaanslag.
177) Schakel, voor het slepen, de
stuurvergrendeling uit (zie
paragraaf "Contactslot" in het
hoofdstuk "Kennismaking met de
auto").
178) Vergeet niet dat de
rembekrachtiging en de
elektrische stuurbekrachtiging
tijdens het slepen niet
beschikbaar zijn. Er dient
aanzienlijk meer kracht te worden
uitgeoefend op het rempedaal
en op het stuurwiel om ze te
bedienen.
179) Gebruik voor het slepen geen
soepele kabels en vermijd
bruuske bewegingen. Zorg tijdens
het slepen dat er geen onderdelen
door de sleepverbinding kunnen
worden beschadigd.
236F1A0344
237F1A0223
238F1A0224
239
Page 244 of 379
180) Houd u bij het slepen aan de
speciale voorschriften van de
Wegenverkeerswet met
betrekking tot de
sleepvoorziening en het gedrag op
de weg.
181) Start de motor niet wanneer het
voertuig wordt gesleept.
182) Het slepen mag uitsluitend
plaatsvinden over de weg; de
voorziening mag niet gebruikt
worden om het voertuig weer op
de weg te brengen als het van
de weg is geraakt.
183) Het voertuig mag niet gesleept
worden om het over aanzienlijke
obstakels op de weg te krijgen
(bijv. hopen sneeuw of materialen
op het wegdek).
184) Het slepen moet gedaan
worden met twee voertuigen (het
ene sleept, het andere wordt
gesleept) die zo veel mogelijk
uitgelijnd moeten zijn; ook het
slepen door pechhulpvoertuigen
moet gedaan worden met de
voertuigen zoveel mogelijk met
elkaar uitgelijnd
240
NOODGEVALLEN
Page 245 of 379
ONDERHOUD EN ZORG
Dankzij correct onderhoud kunnen de
prestaties van de auto, evenals
beperkte bedrijfskosten en het behoud
van de efficiëntie van de
veiligheidssystemen gedurende langere
tijd gegarandeerd worden.
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe.GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD .................................242
GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUDSSCHEMA ................243
PERIODIEKE CONTROLES .............246
ZWAAR GEBRUIK VAN DE AUTO ...246
NIVEAUS CONTROLEREN..............247
LUCHTFILTER/ POLLENFILTER ......255
ACCU .............................................256
WIELEN EN BANDEN .....................258
RUBBER SLANGEN........................259
RUITENWISSER ..............................260
CARROSSERIE ...............................261
INTERIEUR......................................263
241
Page 246 of 379

GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
Juist onderhoud is uiterst belangrijk
voor een lange levensduur van het
voertuig onder optimale
omstandigheden.
Om die reden heeft Fiat een reeks
controles en onderhoudsbeurten
opgesteld die, afhankelijk van
de motorversie, elke 48.000 kilometer
uitgevoerd moeten worden.
Het geprogrammeerde onderhoud is
echter niet volledig toereikend om
de auto in optimale toestand te
houden: zowel in de beginperiode vóór
de servicebeurt bij 48.000 kilometer
als daarna, tussen twee servicebeurten
in, is regelmatig wat extra aandacht
vereist, zoals bijvoorbeeld de
vloeistofniveaus controleren en
eventueel bijvullen en de
bandenspanning controleren.
BELANGRIJK De servicebeurten van
het Geprogrammeerde Onderhoud zijn
door de fabrikant voorgeschreven.
Het niet uitvoeren ervan kan het
vervallen van de garantie tot gevolg
hebben.Het geprogrammeerde onderhoud
wordt door alle dealers van het Fiat
Servicenetwerk tegen vaste tarieftijden
uitgevoerd.
Eventuele reparaties die nodig blijken
tijdens het uitvoeren van de diverse
inspecties en controles van het
geprogrammeerd onderhoud, mogen
uitsluitend worden uitgevoerd na
uitdrukkelijke toestemming van de
klant.
BELANGRIJK Het is raadzaam het Fiat
Servicenetwerk onmiddellijk te
informeren over eventuele kleine
defecten en niet te wachten tot de
volgende onderhoudsbeurt.
Als het voertuig dikwijls gebruikt wordt
voor het trekken van aanhangers,
dan moet een korter interval tussen de
onderhoudsbeurten worden
aangehouden.
242
ONDERHOUD EN ZORG
Page 247 of 379

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA
km x 1000 48 96 144 192 240
Jaren 246810
Laadtoestand accu controleren en zo nodig opladen●●●●●
Banden op conditie/slijtage controleren en eventueel op spanning brengen●●●●●
Werking verlichtingssysteem (koplampen, richtingaanwijzers,
alarmknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje, lampjes
instrumentenpaneel, enz.) controleren●●●●●
Werking van ruitenwissers/-sproeiers controleren en zo nodig de sproeiers
afstellen●●●●●
Stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor/achter controleren●●●●●
Slot van motorkap en achterklep op aanwezigheid van vuil controleren,
schoonmaken en mechanismen smeren●●●●●
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van carrosserie,
bodemplaatbescherming, slangen en leidingen (uitlaat, brandstof- en
remsysteem en rubber elementen (hoezen, balgen, bussen enz.)●●●●●
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen voor controleren en de
werking van remblokslijtagesensor controleren●●●●●
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen achter controleren en de
werking van remblokslijtagesensor controleren (voor versies/markten, daar
waar aanwezig)●●●●●
Controleren en indien nodig de vloeistofniveaus bijvullen (koelvloeistof, rem-
/ hydraulische koppelingsvloeistof, ruitensproeiervloeistof, batterij en indien
aanwezig, additief voor emissies- UREUM) (!)●●●●●
(!) Het verbruik van additieven voor de emissies (UREUM) is afhankelijk van de gebruikstoestand van het voertuig en wordt aangegeven met LED en het bericht op het
instrumentenpaneel
243
Page 248 of 379

km x 1000 48 96 144 192 240
Jaren 246810
Visueel de conditie controleren van aandrijfriem(en) van hulporganen
(uitvoeringen zonder automatische riemspanner) (110 (°)- 130 - 150 - 180
MultiJet versies)●●
De spanning controleren van aandrijfriem van hulporganen (uitvoeringen
zonder automatische riemspanner)(^)●●
De spanning controleren van aandrijfriem van hulporganen (uitvoeringen
zonder automatische riemspanner) (115 MultiJet versies) (°)) (^)●●●
De toestand van de getande distributieriem controleren (110 (°)-130-150
MultiJet versies)●●
De toestand van de getande distributieriem controleren (115 MultiJet
versies) (°))●●●●●
Slag van handrem controleren en zo nodig afstellen●●●●●
Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren●●●●●
Werking Motormanagementsysteem controleren (via diagnose-aansluiting)●●●●●
De reiniging van onderste rails zijschuifdeuren controleren bij uitvoeringen
met zijschuifdeuren (of elke 6 maanden)●●●●●
Het brandstoffilterelement vervangen (dieseluitvoeringen)●●●●●
Aandrijfriem(en) hulporganen vervangen●
De aandrijfriem(en) van de hulporganen vervangen (115 MultiJet versies) (°))●●
(°) Versie voor specifieke markten
(^) Bij de eerste verversing van de motorolie, moet de spanning van de aandrijfriem van de hulporganen gecontroleerd worden
244
ONDERHOUD EN ZORG