Page 73 of 379

TACHOGRAAF
Raadpleeg voor de werking en het
gebruik van de tachograaf het door de
fabrikant geleverde instructieboek.
Voertuigen (met of zonder aanhanger)
met een gewicht van meer dan 3,5 ton,
moeten uitgerust zijn met een
tachograaf.
BELANGRIJK Elke verandering aan het
controle-instrument of aan het
signaaltransmissiesysteem, die de
registratie door het controle-instrument
beïnvloedt, vooral m.b.t. frauduleus
gebruik, is strafbaar.
BELANGRIJK Als het voertuig is
voorzien van een tachograaf en 5
dagen niet wordt gebruikt, is het
raadzaam om de minpool van de accu
los te koppelen om ontlading van de
accu te voorkomen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Gebruik voor het schoonmaken van het
apparaat geen schurende
reinigingsmiddelen of oplosmiddelen.
Gebruik voor het schoonmaken van de
buitenkant een vochtige doek of
eventueel speciale producten voor de
verzorging van synthetische materialen.De installatie en verzegeling van de
tachograaf wordt door bevoegd
personeel verzorgd: raak het apparaat
en de bijbehorende voedings- en
registratiekabels nooit aan. De eigenaar
van het voertuig waarin de tachograaf
is geïnstalleerd, dient de tachograaf
regelmatig te laten keuren.
Het systeem moet ten minste elke twee
jaar gekeurd en getest worden om de
juiste werking ervan vast te stellen. Laat
na elke controle het gegevensplaatje
vernieuwen en controleer of de
voorgeschreven gegevens erop zijn
aangegeven.
SPEED BLOCK
(voor bepaalde versies/markten)
Het voertuig is voorzien van een functie
voor snelheidsbeperking die door de
gebruiker ingesteld kan worden op een
van de 4 mogelijke waarden: 90, 100,
110, 130 km/h.
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk om deze functie in/uit
te schakelen.
Na inschakeling wordt er op de voorruit
een sticker aangebracht waarop de
ingestelde maximum snelheid is
aangegeven.
WAARSCHUWING De snelheidsmeter
kan conform de wettelijke voorschriften,
een hogere snelheid aangegeven dan
de feitelijke maximum snelheid die door
het Servicenetwerk is ingesteld.
69
Page 74 of 379

AUTOMATISCHE
NIVEAUREGELING
LUCHTVERING
ALGEMENE INFORMATIE
Het systeem werkt alleen op de
achterwielen in.
Het systeem houdt de achterste
rij-instelling van het voertuig onder alle
beladingscondities constant, terwijl een
groter rijcomfort wordt gegarandeerd.
Daarnaast maakt het systeem het
mogelijk de hoogte van het voertuig te
regelen terwijl het voertuig stil staat,
door te kiezen uit 7 verschillende
standen om de toegang tot het
achterste compartiment te
vergemakkelijken.
HOOGTEREGELING
Er zijn 7 van te voren vastgestelde
niveaus voor de vrije hoogte vanaf de
grond: van “rij-instelling -3” tot
“rij-instelling 0” tot “rij-instelling +3”.
Op het multifunctionele display, dat zich
in het midden van het
instrumentenpaneel bevindt, kan de
rij-instelling weergegeven worden.Automatische regeling
Tijdens het rijden geeft het systeem
automatisch aan dat het voertuig zich in
'rij-instelling 0' bevindt en houdt dit
constant.
Tijdens de regeling knippert de led op
de knop (A of B fig. 103) die
overeenkomt met de rijrichting.
Handmatige regeling
4)
De gewenste hoogte kan ingesteld
worden als het voertuig stil staat, met
de motor in- of uitgeschakeld.
De handmatige regeling, bij
uitgeschakelde motor, is alleen een
beperkt aantal keren beschikbaar.Door knop A minder dan 1 seconde in
te drukken, wordt het volgende hogere
niveau geselecteerd. Door knop A
langer dan 1 seconde ingedrukt
te houden, wordt rechtstreeks het
maximumniveau geselecteerd:
“rij-instelling +3”.
Door knop B minder dan 1 seconde in
te drukken, wordt het volgende lagere
niveau geselecteerd. Door knop B
langer dan 1 seconde ingedrukt
te houden, wordt rechtstreeks het
minimumniveau geselecteerd:
“rij-instelling -3”.
Tijdens de regeling knippert de led op
de knop (A of B) die overeenkomt
met de rijrichting.
Als na bediening van een knop de led
blijft branden (gedurende ongeveer
5 seconden) in plaats van te knipperen,
dan betekent dit dat de regeling tijdelijk
niet beschikbaar is.
Mogelijke oorzaken kunnen zijn:
❒onvoldoende luchtreserve: de functie
wordt hersteld door de motor te
starten;
❒het systeem heeft een
drempelbedrijfstemperatuur bereikt:
wacht enkele minuten om het te laten
afkoelen voordat de knoppen weer
worden ingedrukt.
103F1A0170
70
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 75 of 379

Het niveau dat geselecteerd is bij
stilstaand voertuig wordt gehandhaafd
tot een snelheid van ongeveer 20 km/h;
wanneer deze snelheid wordt
overschreden, zal het systeem het
normale niveau automatisch herstellen:
“rij-instelling 0”.
BELANGRIJK
4) Controleer, alvorens handmatig te
regelen met geopende portieren,
of er voldoende ruimte rond het
voertuig is voor een dergelijke
handeling.
PORTIEREN
CENTRALE
PORTIERVERGRENDELING
Portieren vergrendelen
van buitenaf
Druk bij gesloten portieren op de knop
op de afstandsbediening fig. 104 -
fig. 105 of steek de metalen baard A in
het slot van het bestuurdersportier en
draai de sleutel rechtsom. De centrale
portiervergrendeling werkt alleen als alle
portieren perfect gesloten zijn.
Druk op de knop B om de metalen
baard uit te klappen.
Als er een of meerdere portieren open
zijn, zullen na bediening van de knop
op de afstandsbediening de
richtingaanwijzers en de led op de knop
fig. 107 ongeveer 3 seconden snel
knipperen. Wanneer de functie actief is,
is knop A fig. 107 uitgeschakeld.
Druk twee keer snel achter elkaar op de
knop
op de afstandsbediening om
de dead lock in te schakelen (zie de
paragraaf “Dead lock”).Portieren ontgrendelen
van buitenaf
Druk kort op de knopfig. 104 of
fig. 105, afhankelijk van de versie,
om de voorportieren op afstand te
ontgrendelen. Daarbij gaat ook
de plafondverlichting tijdelijk branden en
knipperen de richtingaanwijzers.
104F1A0112
105F1A0113
71
Page 76 of 379

Draai de sleutel linksom in het slot van
het bestuurdersportier fig. 106 om
alle portieren te ontgrendelen. Bij
losgekoppelde accu, kan het voertuig
uitsluitend worden geopend door
het mechanische slot van het
bestuurdersportier te ontgrendelen.
De portieren ver-/
ontgrendelen van
binnenuit
Druk op de knop A fig. 107 om de
portieren te vergrendelen, druk opnieuw
op de knop om ze te ontgrendelen.
Het ontgrendelen/vergrendelen vindt
centraal plaats (voor en achter).
Wanneer de portieren worden
vergrendeld, gaat de led op de knop A
branden; wanneer de knop opnieuw
wordt bediend, worden alle portieren
ontgrendeld en dooft het lampje.Wanneer de portieren worden
ontgrendeld, gaat de led op de knop
uit; wanneer de knop opnieuw wordt
bediend, worden alle portieren
vergrendeld. De centrale
portiervergrendeling werkt alleen als alle
portieren perfect gesloten zijn.
Wanneer de portieren zijn vergrendeld
met behulp van:
❒afstandsbediening
❒portierslot
kunnen ze niet ontgrendeld worden met
de knop A fig. 107 op het dashboard.BELANGRIJK Wanneer bij
ingeschakelde centrale
portiervergrendeling een van de
voorportieren van binnenuit wordt
geopend met de handgreep, dan wordt
de centrale portiervergrendeling
uitgeschakeld. De achterportieren
kunnen afzonderlijk worden
ontgrendeld door ze van binnenuit te
openen met de handgreep.
Als er geen stroomvoorziening is
(doorgebrande zekering, losgekoppelde
accu, enz.) kunnen de portieren nog
altijd met de hand worden vergrendeld.
Als sneller dan 20 km/h wordt gereden,
wordt de automatische centrale
portiervergrendeling ingeschakeld als
deze functie in het setup-menu is
geselecteerd (zie de paragraaf
“Multifunctionele display” in dit
hoofdstuk).
KNOP LAADRUIMTE
Wanneer de vergrendeling wordt
ingeschakeld, gaat de led op de knop
branden.
De led gaat onder de volgende
omstandigheden aan:
❒na elke portiervergrendeling met de
knop D fig. 108 of met de knop
op het dashboard;
106F1A0114
107F1A0303
72
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 77 of 379

❒wanneer het instrumentenpaneel
wordt ingeschakeld;
❒wanneer een van de voorportieren
wordt geopend;
❒wanneer het portier wordt
vergrendeld bij 20 km/h (indien
ingeschakeld vanaf het menu).
De vergrendeling wordt uitgeschakeld
wanneer een van de deuren van de
laadruimte wordt geopend of bij een
verzoek tot ontgrendelen van een deur
(laadruimte of gecentraliseerd) of bij een
verzoek tot ontgrendelen met de
afstandsbediening/deurhandgreep.DEAD LOCK
(voor bepaalde versies/markten)
Deze veiligheidsvoorziening verhindert
de werking van:
❒de binnenhandgrepen
vergrendel-/ontgrendelknop A fig. 107
hiermee wordt voorkomen dat de
portieren vanuit het interieur kunnen
worden geopend bij een inbraakpoging
(bijvoorbeeld nadat een ruit is
ingeslagen).
Het dead lock systeem biedt dus een
optimale bescherming tegen
inbraakpogingen. Daarom wordt het
aanbevolen om, telkens wanneer het
voertuig wordt verlaten, het systeem in
te schakelen.
34)
Inschakeling van het
systeem
De dead lock wordt automatisch
ingeschakeld op alle portieren door
twee keer kort te drukken op de knop
op de sleutel met afstandsbediening
fig. 104.
Wanneer het systeem wordt
ingeschakeld, gaan de
richtingaanwijzers 3 maal knipperen en
knippert de led op de knop A fig. 107
op het dashboard.De dead lock wordt niet ingeschakeld
als een of meerdere portieren niet goed
gesloten zijn. Zo wordt voorkomen
dat iemand via het geopende portier in
de auto kan stappen en, wanneer
het portier vervolgens wordt gesloten,
de auto niet meer kan verlaten.
Uitschakeling van het
systeem
Het systeem wordt in de volgende
gevallen automatisch uitgeschakeld op
alle portieren:
❒door de contactsleutel in het
bestuurdersportier naar de
openingsstand te draaien;
❒door de portieren met de
afstandsbediening te ontgrendelen;
❒door de contactsleutel naar de stand
MAR te draaien.
ZIJSCHUIFDEUR
35) 36)
Til, om de zijschuifdeur te openen, de
handgreep A fig. 109 omhoog en schuif
de deur open.
De zijschuifdeur is voorzien van een
aanslag die de deur stopt in de volledig
geopende stand.108F1A0116
73
Page 78 of 379

Pak, om de zijschuifdeur te sluiten, de
buitenhandgreep A (of de
binnenhandgreep) vast en duw hiermee
de deur dicht.
Controleer in elk geval of de geopende
deur correct is vergrendeld in het
vangmechanisme.
ZIJSCHUIFRUIT
(voor bepaalde versies/markten)
Houd, om te openen, de twee
handgrepen B fig. 110 naar elkaar toe
gedrukt en schuif de ruit open.
Door beide handgrepen los te laten,
kan de schuifruit in een tussenstand tot
stilstand worden gebracht.OPSTAPTREDE
(voor bepaalde versies/markten)
Wanneer de zijschuifdeur van de
passagiersruimte of de laadruimte
wordt geopend, schuift aan de
onderzijde een opstaptrede fig. 111 uit
om makkelijk in te stappen.
37)
DUBBELE ACHTERDEUR
Eerste deur handmatig
openen van buitenaf
Draai de sleutel linksom fig. 106 of druk
op de knop
van de
afstandsbediening en trek de
handgreep A fig. 112 in de richting
aangegeven door de pijl.
Eerste deur handmatig
openen van binnenaf
(voor bepaalde versies/markten)
Trek de hendel B fig. 113 in de richting
aangegeven door de pijl.
109F1A0117110F1A0118
111F1A0119
112F1A0120
74
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 79 of 379
Eerste deur handmatig
sluiten van buitenaf
Draai de sleutel rechtsom of druk op de
knop
van de sleutel met
afstandsbediening. Sluit eerst de
linkerdeur en dan de rechterdeur.
Tweede deur handmatig
openen
Trek de hendel C fig. 114 in de richting
aangegeven door de pijl.
Beide achterdeuren zijn voorzien van
een klemveer die het openen van de
deuren blokkeert wanneer ze 90 graden
zijn geopend.Elektrische
vergrendeling vanuit het
interieur
Sluit beide achterdeuren (eerst de linker,
dan de rechter) en druk op de knop D
fig. 115 op het paneeltje voor de
ruitbediening.De openingshoek van de twee deuren
kan worden vergroot voor een beter
comfort bij het in- en uitladen. Druk
hiervoor op de knop A fig. 116; nu
kunnen de deuren ongeveer 180
graden worden geopend.
38) 39)
113F1A0121114F1A0122
115F1A0123
116F1A0124
75
Page 80 of 379

ACHTERSTE
OPSTAPTREDE
(voor versies voor goederenvervoer)
40) 41) 42) 43)
5)
Het voertuig kan uitgerust zijn met een
intrekbare opstaptrede A fig. 117 ter
ondersteuning van het heffen en laten
zakken van de achterste laadruimte.
De opstaptrede kan onder het voertuig
geschoven worden wanneer hij niet
gebruikt worden om de
buitenafmetingen van het voertuig niet
te laten toenemen.
De opstaptrede kan met de hand
verschoven worden zowel om te
openen als te sluiten.
BELANGRIJK
34) Als het dead lock systeem is
ingeschakeld, dan is het niet meer
mogelijk om de portieren vanuit
het interieur te openen.
Controleer daarom, voordat het
voertuig wordt verlaten, of er
niemand meer aan boord is.
Wanneer de batterij van de
afstandsbediening leeg is, kan het
systeem alleen worden
uitgeschakeld door de metalen
baard van de sleutel in beide
portiersloten te steken en te
draaien, zoals hiervoor is
beschreven: in dit geval blijft het
systeem alleen op de
achterdeuren ingeschakeld.
35) Controleer wanneer het voertuig
wordt geparkeerd met geopende
schuifdeuren, of deze goed
vergrendeld zijn.
36) Verplaats het voertuig niet met
open schuifdeuren.37) Controleer alvorens weg te rijden
of de opstaptrede weer helemaal
is ingeschoven. Aangezien de
beweging van de opstaptrede aan
die van de schuifdeur is
gekoppeld, gaat het
controlelampjeop het
instrumentenpaneel branden als
de opstaptrede niet volledig is
ingeschoven of als de
achterdeuren niet gesloten zijn.
38) Dit klemveersysteem is
ontwikkeld voor een optimaal
gebruikscomfort. Bij een botsing
of een windstoot kunnen de veren
loshaken waardoor de deuren
plots kunnen dichtvallen.
39) Wanneer de deuren 180 graden
geopend zijn, kunnen ze niet
meer worden vergrendeld. Open
de deuren niet 180 graden als het
voertuig op een helling staat of
als er veel wind is.
40) Het is verboden het voertuig te
besturen met uitgeschoven
opstaptrede.
41) Gebruik de ingeschoven
opstaptreden niet om in of uit de
laadruimte te stappen.
117F1A0410
76
WEGWIJS IN UW AUTO