SYMBOLEN
Sommige onderdelen van het voertuig
zijn voorzien van gekleurde plaatjes met
daarop symbolen die die
voorzorgsmaatregelen aangeven die in
acht genomen moeten worden
wanneer het betreffende onderdeel
wordt gebruikt. Onder de motorkap is
tevens een plaatje aangebracht,
waarop de betekenis van deze
symbolen wordt toegelicht.
FIAT CODE SYSTEEM
IN HET KORT
Dit is een elektronische
startblokkering die de beveiliging
tegen diefstalpogingen verbetert.
Deze wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de
contactsleutel wordt verwijderd.
Elke sleutel bevat een elektronisch
apparaatje dat bij het starten een
signaal ontvangt van een speciale
antenne die in het contactslot is
ingebouwd. Het signaal, dat elke keer
dat de auto wordt gestart wijzigt, is
het "wachtwoord" waarmee de
regeleenheid de sleutel herkent en
het starten van de motor vrijgeeft.
1)
Werking
Elke keer dat de motor wordt gestart
door de sleutel naar de standMAR
te draaien, stuurt de regeleenheid van
het Fiat CODE systeem een
herkenningscode naar de Powertrain
Control Module (PCM) om de
startblokkering uit te schakelen.Deze code wordt alleen verzonden als
de regeleenheid van het Fiat CODE
systeem de door de sleutel verstuurde
code herkent.
Elke keer dat de contactsleutel naar de
stand STOP wordt gedraaid, schakelt
het Fiat CODE-systeem de functies van
de Powertrain Control Module uit.
Onregelmatige werking
Als de code tijdens het starten niet
correct herkend wordt, gaat het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel branden en
verschijnt een bericht op het display (zie
hoofdstuk "Lampjes en berichten").
Draai in dit geval de sleutel naarSTOP
en vervolgens weer naarMAR; als
de motor geblokkeerd blijft, probeer het
dan nogmaals met een van de andere
bij het voertuig geleverde sleutels.
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk als de motor nog
steeds niet gestart kan worden.
BELANGRIJK Elke sleutel heeft een
specifieke code die in de regeleenheid
van het systeem moet worden
opgeslagen. Neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk om alle sleutels
(maximum 8) te laten opslaan.
10
WEGWIJS IN UW AUTO
Als een portier of de motorkap niet
goed gesloten is, worden ze niet door
het alarmsysteem gecontroleerd.
Wanneer zelfs bij goed gesloten
portieren, motorkap en laadruimte het
geluidssignaal weerklinkt, dan heeft
zich een storing in de werking van het
systeem voorgedaan. Neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK Wanneer de portieren
met de metalen baard van de sleutel
centraal worden vergrendeld, wordt het
alarm niet ingeschakeld.
BELANGRIJK De werking van het
diefstalalarm is marktgebonden en kan
dus per land verschillen.
Uitschakelen
Druk op de knop "ontgrendelen
portieren/ontgrendelen laadruimte” op
de sleutel met afstandsbediening.
De volgende dingen gebeuren (met
uitzondering van enkele
marktuitvoeringen):
❒de richtingaanwijzers knipperen twee
keer;
❒er klinken twee geluidssignalen
(piepjes);
❒de portieren worden ontgrendeld.BELANGRIJK Wanneer de portieren
met de metalen baard van de sleutel
centraal worden ontgrendeld, wordt het
alarm niet uitgeschakeld.
Aanwijzing
inbraakpoging
Wanneer er een poging tot diefstal
wordt gedaan, gaat het controlelampje
op het instrumentenpaneel branden
en verschijnt er een bericht op het
display (indien aanwezig, zie paragraaf
"Lampjes en berichten" in het
hoofdstuk "Kennismaking met het
instrumentenpaneel").
Uitschakeling
Om het diefstalalarm buiten werking te
stellen (bijv. langdurige stilstand), sluit
het voertuig dan gewoon af door de
metalen baard van de sleutel met
afstandsbediening in het slot te draaien.
BELANGRIJK Wanneer de batterijen
van de sleutel met afstandsbediening
leeg zijn, of als er een storing in het
alarmsysteem is vastgesteld, dan kan
het systeem buiten werking worden
gesteld door de sleutel in het
contactslot te steken en hem in de
stand MAR te draaien.
CONTACTSLOT
De sleutel kan naar 3 standen worden
gedraaid fig. 10:
❒STOP: motor uit, sleutel kan
verwijderd worden en stuur
geblokkeerd. Sommige elektrische
apparaten (bijv. autoradio, elektrische
ruitbediening enz.) kunnen blijven
werken;
❒MAR: rijstand. Alle elektrische
apparaten/systemen kunnen werken;
❒AVV: motor starten (instabiele stand).
Het contactslot is voorzien van een
elektronische beveiliging: als de motor
bij de eerste poging niet aanslaat, moet
de sleutel teruggedraaid worden naar
de stand STOP om opnieuw te kunnen
starten.
2) 3) 4) 5)
10F1A0009
14
WEGWIJS IN UW AUTO
Alle functies kunnen handmatig worden
gewijzigd. Met andere woorden, men
kan een of meer functies selecteren en
de parameters naar wens veranderen.
Hierbij wordt echter de automatische
regeling van de functies die handmatig
zijn gewijzigd uitgeschakeld: het
systeem grijpt alleen in om
veiligheidsredenen (bijv. kans op
beslaan).
De handmatige instellingen hebben
altijd voorrang boven de automatische
instellingen en blijven opgeslagen totdat
de gebruiker het systeem weer op
automatische werking zet door op de
knop AUTO te drukken, behalve in
de gevallen dat het systeem om
veiligheidsredenen ingrijpt.
Als men handmatig een functie
aanpast, blijven de andere functies
automatisch geregeld.
De luchttemperatuur in het interieur
wordt altijd automatisch geregeld op
basis van de ingestelde temperatuur op
het display (behalve wanneer het
systeem is uitgeschakeld of onder
bepaalde omstandigheden waarin de
compressor is uitgeschakeld).Het systeem biedt handmatige instelling
van de volgende parameters en
functies: luchttemperatuur,
ventilatorsnelheid (traploze regeling);
luchtverdeling in zeven standen;
inschakeling van de compressor; snel
ontwasemen/ontdooien;
luchtrecirculatie; uitschakelen van het
systeem.
BEDIENINGSELEMENTEN
AAUTO-knop automatische regeling
van alle functies
BDraaiknop luchtverdeling.
CDisplay.
DRegelknop snel ontwasemen/
ontdooien (MAX DEF functie).
ESysteem uitschakelen OFF-knop.
FKnop voor inschakelen/uitschakelen
compressor.
GRegelknop luchtrecirculatie.
HRegelknoppen ventilatorsnelheid.
IRegelknop
temperatuursverhoging/-verlaging.GEBRUIK VAN DE
KLIMAATREGELING
Het systeem kan op verschillende
manieren ingeschakeld worden; het
verdient echter aanbeveling op de
AUTO-knop te drukken en de gewenste
temperatuur op het display in te stellen.
De luchttemperatuur in het interieur
wordt altijd automatisch geregeld op
basis van de ingestelde temperatuur die
zo snel mogelijk wordt bereikt. Het
systeem regelt de temperatuur, de
hoeveelheid en de verdeling van de
lucht in het interieur en zorgt, door het
gebruik van de recirculatiefunctie,
voor de inschakeling van de
compressor. Tijdens de volledig
automatische werking van het systeem,
dient men eventueel alleen de
volgende functies handmatig in te
schakelen:
52F1A0054
36
WEGWIJS IN UW AUTO
❒luchtrecirculatie, om de functie
altijd uit- of ingeschakeld te houden;
❒
voor het snel ontwasemen/
ontdooien van de voorruit, de
achterruit en de achteruitkijkspiegels.
Tijdens de volledig automatische
werking van het systeem, kan te allen
tijd de ingestelde temperatuur, de
luchtverdeling en de ventilatorsnelheid
gewijzigd worden met de betreffende
knoppen: het systeem past
automatisch de eigen instellingen aan
de nieuwe instellingen aan. Wanneer
tijdens de volledige automatische
werking (FULL AUTO) de luchtverdeling
en/of de luchtopbrengst gewijzigd
worden en/of de inschakeling van de
compressor en/of de recirculatie, dan
verdwijnt het woord FULL. Zo worden
de functies niet langer automatisch
geregeld en moeten ze handmatig
worden bediend, totdat opnieuw de
knop AUTO wordt ingedrukt. Als een of
meer functies handmatig zijn
ingeschakeld, dan blijft de regeling van
de luchttemperatuur automatisch,
behalve als de compressor is
uitgeschakeld: in dat geval kan er geen
lucht in het interieur worden gevoerd
met een lagere temperatuur dan de
buitenlucht.BEDIENINGSELEMENTEN
Knop voor het instellen
van de luchttemperatuur
(I)
Draai de knop naar rechts of links om
de in het interieur gewenste
temperatuur te verhogen of te verlagen.
De ingestelde temperatuur wordt op
het display weergegeven.
Draai de knop helemaal naar rechts of
helemaal naar links tot de uiterste
waarden HI of LO om respectievelijk de
functie van maximale verwarming of
maximale koeling in te schakelen:
❒Functie HI (maximale verwarming):
inschakelen door de
temperatuurknop naar rechts te
draaien, voorbij de maximale waarde
(32 °C).
Deze functie kan worden gebruikt om
het interieur te verwarmen, waarbij
het vermogen van het systeem
maximaal wordt benut. Wanneer deze
functie wordt ingeschakeld, is de
temperatuurregeling niet meer
automatisch en wordt de lucht
maximaal verwarmd. De
ventilatorsnelheid en de luchtverdeling
worden door het systeem geregeld.Als de motorkoelvloeistof niet
voldoende warm is, schakelt het
systeem niet onmiddellijk de
maximumsnelheid van de ventilator in,
zodat de toevoer van te koude lucht
in het interieur wordt beperkt.
Wanneer deze functie is ingeschakeld,
mogen alle handmatige instellingen
worden verricht.
Om de functie uit te schakelen, volstaat
het om de temperatuurknop naar links
te draaien en de gewenste temperatuur
in te stellen.
❒Functie LO (maximale koeling):
inschakelen door de
temperatuurknop naar links te
draaien, voorbij de maximale waarde
(16 °C).
Deze functie kan worden gebruikt om
het interieur te koelen, waarbij het
vermogen van het systeem maximaal
wordt benut. Wanneer deze functie
wordt ingeschakeld, is de
temperatuurregeling niet meer
automatisch en wordt de lucht
maximaal gekoeld. De
ventilatorsnelheid en de luchtverdeling
worden door het systeem geregeld.
Wanneer deze functie is ingeschakeld,
mogen alle handmatige instellingen
worden verricht.
37
Om de functie uit te schakelen, volstaat
het om de temperatuurknop naar links
te draaien en de gewenste temperatuur
in te stellen.
Drukknoppen voor
luchtverdeling (B)
Door op een van deze knoppen te
drukken, kan handmatig een van de
zeven instellingen voor de
luchtverdeling worden gekozen:
luchtstroom naar de luchtroosters
van de voorruit en de voorste zijruiten
om deze te ontwasemen of te
ontdooien.
Luchtstroom naar de luchtroosters in
het midden en aan de zijkant van het
dashboard om de borst en het gezicht
tijdens het warme seizoen te verkoelen.
Luchtstroom naar de luchtroosters
voor de beenruimten voor en achter.
Vanwege de natuurlijke neiging van
warmte om op te stijgen, warmt dit type
verdeling het interieur zo snel mogelijk
op, waardoor onmiddellijk een
behaaglijk gevoel wordt verkregen.
Luchtstroomverdeling tussen
luchtroosters beenruimten (warmere
lucht) en roosters midden/zijkanten
dashboard (koelere lucht). Deze
luchtverdeling is bijzonder nuttig op
zonnige dagen in het voor- en najaar.
Luchtstroom verdeeld over
luchtroosters beenruimten en
luchtroosters voor ontwasemen/
ontdooien voorruit/voorste zijruiten. Dit
type verdeling biedt een doeltreffende
verwarming van het interieur en
voorkomt dat de ruiten beslaan.
Luchtstroomverdeling tussen de
voorruit en de luchtroosters voor
ontwasemen/ontdooien voorruit/
voorste zijruiten, midden/zijkanten
dashboard en luchtroosters
beenruimten. Met dit type verdeling kan
een goed comfortniveau gehandhaafd
worden en wordt het interieur
voldoende koel gehouden (zomer).
Luchtstroomverdeling tussen
de voorruit en de luchtroosters voor
ontwasemen/ontdooien voorruit/
voorste zijruiten en midden/zijkanten
dashboard. Dit type verdeling biedt een
doeltreffende luchtverspreiding en
houdt het interieur comfortabel in zowel
de winter als in de zomer.
De ingestelde luchtverdeling wordt
aangegeven door het aangaan van de
leds op de betreffende knoppen.
Druk op de AUTO-knop om de
automatische regeling van de
luchtverdeling na een handmatige
instelling te herstellen.Knoppen voor regeling
ventilatorsnelheid (H)
Druk op de H-knop om de
ventilatorsnelheid te verhogen of te
verlagen en zodoende de hoeveelheid
lucht die in het interieur wordt geblazen,
hoewel de gewenste temperatuur
gehandhaafd wordt.
De ventilatorsnelheid wordt aangegeven
door verlichte streepjes op het display:
❒Maximum ventilatorsnelheid = alle
streepjes branden;
❒Minimum ventilatorsnelheid = één
streepje brandt.
De ventilator kan alleen uitgeschakeld
worden als de compressor van de
klimaatregeling is uitgeschakeld door
op knop F te drukken.
BELANGRIJK Druk op de AUTO-knop
om de automatische werking van de
ventilatorsnelheid na een handmatige
instelling te herstellen.
BELANGRIJK Bij hoge snelheden kan
door het dynamische windeffect de
hoeveelheid lucht die in het interieur
wordt gevoerd hoger zijn dan wat
is aangegeven door de streepjes op het
display.
38
WEGWIJS IN UW AUTO
AUTO-knop (A)
(automatische werking)
Druk op AUTO om de hoeveelheid en
de verdeling van de lucht in het interieur
automatisch door het systeem te laten
regelen. Alle vorige handmatige
instellingen worden geannuleerd.
Tijdens de werking van de
automatische klimaatregeling, verschijnt
de tekst FULL AUTO op het display.
Als minstens een van de automatisch
door het systeem geregelde functies
(luchtrecirculatie, luchtverdeling,
ventilatorsnelheid of uitschakeling van
de compressor) met de hand gewijzigd
wordt, verdwijnt het woord FULL van
het display om aan te geven dat het
klimaatregelsysteem niet meer
automatisch alle functies regelt (de
temperatuur blijft altijd automatisch
geregeld).
BELANGRIJK Als het systeem na de
handmatige instellingen de gewenste
comfortsituatie in het interieur niet meer
kan garanderen, dan gaat de ingestelde
temperatuur op het display knipperen
om aan te geven dat het systeem
een probleem ondervindt, daarna
verdwijnt het woord AUTO.Druk op de AUTO-knop om de
automatische werking te allen tijde na
een of meer handmatige instellingen
te herstellen.
Knop voor inschakeling/
uitschakeling
luchtrecirculatie (G)
De luchtrecirculatie kan op de volgende
manieren worden geregeld:
❒geforceerd ingeschakeld (interne
recirculatie altijd ingeschakeld);
aangegeven door de led op de knop
G en het symbool
op het display;
❒geforceerd uitgeschakeld (interne
recirculatie altijd uitgeschakeld met
luchttoevoer van buitenaf);
aangegeven door het doven van de
led op de knop en het verdwijnen van
het symbool
van het display.
Deze werkingsomstandigheden kunnen
worden ingeschakeld door enkele
keren op de recirculatieknop G
te drukken.
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie
kan de gewenste comfortsituatie
(verwarmen of koelen van het interieur)
sneller worden bereikt.Het wordt echter afgeraden de
luchtrecirculatie in te schakelen op
regenachtige of koude dagen om het
beslaan van de ruiten te voorkomen,
vooral als de compressor van de
klimaatregeling uit staat.
Om te voorkomen dat de ruiten
beslaan, is de recirculatie geforceerd
uitgeschakeld (d.w.z. dat er lucht van
buiten wordt aangezogen) wanneer de
buitentemperatuur laag is.
Het wordt afgeraden de luchtcirculatie
in te schakelen bij lage
buitentemperaturen, aangezien de
ruiten sneller kunnen beslaan.
Knop voor inschakeling/
uitschakeling
compressor
klimaatregeling (F)
Druk op knopom de compressor
van de klimaatregeling uit te schakelen
(indien ingeschakeld). Het symbool
op het display dooft.
Druk op de knop als de led uit is om de
automatische inschakeling van de
compressor te herstellen. Het symbool
gaat branden op het display.
39
Bij het uitschakelen van de compressor
schakelt het systeem de
luchtrecirculatie uit om te voorkomen
dat de ruiten beslaan. Hoewel het
systeem de gewenste temperatuur kan
handhaven, verdwijnt het woord FULL
van het display. Wanneer het systeem
de gewenste temperatuur echter niet
meer kan handhaven, gaan de letters
knipperen en verdwijnt het woord
AUTO.
BELANGRIJK Wanneer de compressor
is uitgeschakeld, is luchttoevoer in
het interieur niet mogelijk op een
temperatuur die lager is dan de
buitentemperatuur. Bovendien kunnen,
in bepaalde omstandigheden, de ruiten
snel beslaan omdat de lucht niet
ontvochtigd is.
De uitschakeling van de compressor
blijft in het geheugen opgeslagen, ook
na het afzetten van de motor.
Om de automatische regeling van de
compressor weer in te schakelen,
nogmaals op de knop
drukken (in dat
geval werkt het systeem alleen als
verwarming) of op de AUTO-knop.Als bij uitgeschakelde compressor de
buitentemperatuur hoger is dan wat
is ingesteld voor het interieur, dan kan
het systeem niet aan de gewenste
instelling voldoen. Dit wordt
aangegeven door het knipperen van de
gewenste temperatuur, waarna het
woord AUTO dooft.
Bij uitgeschakelde compressor, kan de
ventilatorsnelheid handmatig op nul
gezet worden (geen enkel streepje).
Wanneer de compressor bij draaiende
motor wordt ingeschakeld, kan de
ventilatorsnelheid beperkt worden tot
de minimale instelling (er wordt slechts
één streepje weergegeven).
Knop voor snel
ontwasemen/ontdooien
van de voorruit en de
voorste zijruiten (D)
Druk op deze knop om alle functies van
de klimaatregeling automatisch in te
schakelen, die nodig zijn voor het snel
ontwasemen/ontdooien van de voorruit
en de voorste zijruiten. Deze knop
heeft de volgende werking:
❒compressor klimaatregeling wordt
ingeschakeld (als de
weersomstandigheden geschikt zijn);
❒schakelt de luchtrecirculatie uit;❒maximum luchttemperatuur HI in
beide zones;
❒aanpassing van de ventilatorsnelheid
aan de koelvloeistoftemperatuur om
de toevoer te beperken van lucht
die niet voldoende warm is om de
ruiten te ontwasemen;
❒luchtstroomverdeling naar de voorruit
en de voorste zijruiten;
❒inschakeling achterruitverwarming.
BELANGRIJK De functie snel
ontwasemen/ontdooien van de ruiten
blijft ongeveer 3 minuten ingeschakeld
vanaf het ogenblik waarop de
koelvloeistoftemperatuur warm genoeg
is om de ruiten snel te kunnen
ontwasemen.
Wanneer deze functie is ingeschakeld,
gaan de led op de betreffende knop
en de led op de knop van de
achterruitverwarming branden. Het
bericht FULL AUTO verdwijnt van het
display.
Wanneer deze functie is ingeschakeld,
kunnen alleen de ventilatorsnelheid
en het uitschakelen van de
achterruitverwarming handmatig
worden geregeld.
40
WEGWIJS IN UW AUTO
Om de vorige werkingsomstandigheden
te herstellen, op knop B drukken, op
de recirculatieknop G, op de knop van
de compressor F of op de AUTO-knop
A.
OpmerkingVoor het snel
ontwasemen/ontdooien moet, wanneer
er een extra verwarming/klimaatregeling
aanwezig is (onder de voorstoel of
achterstoel bij Panorama- en
Combi-versies), deze verwarming,
indien ingeschakeld, worden
uitgeschakeld door te drukken op knop
F (led uit) op het bedieningspaneel F
fig. 55.Het systeem
uitschakelen OFF (E)
Druk op knop E om de klimaatregeling
uit te schakelen. Het display dooft.
Bij uitgeschakeld systeem, is de situatie
van de klimaatregeling als volgt:
❒display uit;
❒temperatuurinstelling niet
weergegeven;
❒luchtrecirculatie aan, d.w.z. dat er
geen lucht van buiten binnenkomt
(led recirculatie brandt);
❒compressor klimaatregeling
uitgeschakeld.
❒ventilator uitgeschakeld.
Druk op de AUTO-knop om de
automatische werking van het systeem
weer in te schakelen.EXTRA
VERWARMING
(voor bepaalde versies/markten)
Sommige versies beschikken ook over
extra verwarming onder de
bestuurdersstoel. De ventilator van
deze verwarming kan worden
ingeschakeld met de knop F op het
bedieningspaneeltje fig. 53.
MODEF
53F1A0305
41