Page 249 of 379

km x 1000 48 96 144 192 240
Jaren 246810
De getande distributieriem vervangen (*) (110 (°) 130 - 150 MultiJet versies)
De getande distributieriem vervangen (**) (115 MultiJet versies (°))
Het luchtfilterelement vervangen (***)●●●●●
De motorolie en het oliefilter vervangen (°°) (#)
Remvloeistof verversen (§)●●●●●
Pollenfilter vervangen●●●●●
(*) Wordt een maximale kilometerstand van 192.000 km aanbevolen. Ongeacht de kilometerstand moet de distributieriem bij zware bedrijfsomstandigheden (koud klimaat,
gebruik in de stad, langdurig stationair draaien) om de 4 jaar worden vervangen of in elk geval om de 5 jaar.
(°) Versie voor specifieke markten
(**) Wordt een maximale kilometerstand van 144.000 km aanbevolen. Ongeacht de kilometerstand moet de distributieriem bij zware bedrijfsomstandigheden (koud klimaat,
gebruik in de stad, langdurig stationair draaien) om de 4 jaar worden vervangen of in elk geval om de 5 jaar.
(***) Als het voertuig is voorzien van een speciaal luchtfilter voor stofrijke omgevingen: -elke 20.000 km filter controleren en schoonmaken, elke 40.000 km het filter vervangen.
(°°) Het werkelijke interval voor de vervanging van de motorolie en het oliefilter is afhankelijk van de gebruikscondities van de auto en wordt aangegeven met een brandend
lampje of een bericht (indien aanwezig) op het instrumentenpaneel (zie paragraaf "Lampjes en berichten") en mag nooit meer dan 2 jaar bedragen.
(#) Als het voertuig overwegend in stadsverkeer gebruikt wordt, dan moeten de motorolie en het oliefilter elke 12 maanden vervangen worden.
(§) De remvloeistof moet om de twee jaar vervangen worden, onafhankelijk van de kilometerstand.
245
Page 250 of 379

PERIODIEKE
CONTROLES
Vóór een lange reis controleren en
eventueel bijvullen:
❒niveau motorkoelvloeistof;
❒remvloeistofniveau;
❒controle en herstel van het additief
niveau voor AdBlue Diesel emissies
(UREUM) (voor bepaalde versies
/markten indien aanwezig);
❒vloeistofniveau ruitensproeier;
❒conditie en spanning banden;
❒werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers,
alarmknipperlichten, enz..);
❒werking ruitenwissers/-sproeiers en
stand/slijtage wisserbladen
voor/achter.
Voor een goede werking en onderhoud
van het voertuig, is het raadzaam de
bovenstaande werkzaamheden
regelmatig uit te voeren (het is
raadzaam ongeveer elke 1000 km het
niveau van de motorolie te controleren
en elke 3000 km bij te vullen).
ZWAAR GEBRUIK
VAN DE AUTO
Als vooral een intensief gebruik van het
voertuig wordt gemaakt, zoals:
❒het trekken van aanhangers of
caravans;
❒het rijden op stoffige wegen;
❒talrijke korte ritten (minder dan 7-8
km) en bij buitentemperaturen onder
het vriespunt;
❒de motor vaak stationair draait of
lange afstanden worden gereden
bij lage snelheden of als het voertuig
lang niet wordt gebruikt;
dienen de volgende controles vaker te
worden uitgevoerd dan aangegeven
in het Geprogrammeerd
onderhoudsschema:
❒remblokken van schijfremmen voor
op conditie en slijtage controleren;
❒slot van motorkap en achterklep op
aanwezigheid van vuil controleren,
schoonmaken en mechanismen
smeren;
❒visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat,
brandstof- en remsysteem) en rubber
elementen (stofkappen - hoezen -
bussen enz.);❒laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
❒conditie van aandrijfriemen van
hulporganen visueel controleren;
❒motorolie en oliefilter controleren en
zo nodig vervangen;
❒Herstel het additief niveau voor
AdBlue Diesel emissies (UREUN)
(voor versies/markten, indien van
toepassing), bij het aangaan van de
lamp of de melding op het
instrumentenpaneel;
❒pollenfilter controleren en zo nodig
vervangen.
246
ONDERHOUD EN ZORG
Page 251 of 379
NIVEAUS CONTROLEREN.
115 MultiJet versies
A. Motorolievulopening – B. Motoroliepeilstok – C. Motorkoelvloeistof – D. Ruitensproeiervloeistof – E. Remvloeistof – F. Stuurbekrachtigingsolie
47)
185) 186)
239F1A0370
247
Page 252 of 379
110 - 130 - 150 MultiJet versies
A. Motorolievulopening – B. Motoroliepeilstok – C. Motorkoelvloeistof – D. Ruitensproeiervloeistof – E. Remvloeistof – F. Stuurbekrachtigingsolie
47)
185) 186)
240F1A0371
248
ONDERHOUD EN ZORG
Page 253 of 379
150 MultiJet Euro 6 versies
A. Motorolievulopening – B. Motoroliepeilstok – C. Motorkoelvloeistof – D. Ruitensproeiervloeistof – E. Remvloeistof – F. Stuurbekrachtigingsolie
47)
185) 186)
241F1A0450
249
Page 254 of 379
180 MultiJet Power versies
A. Motorolievulopening – B. Motoroliepeilstok – C. Motorkoelvloeistof – D. Ruitensproeiervloeistof – E. Remvloeistof – F. Stuurbekrachtigingsolie
47)
185) 186)
242F1A0372
250
ONDERHOUD EN ZORG
Page 255 of 379

MOTOROLIE
48)
Controleer ongeveer 5 minuten na het
uitzetten van de motor het oliepeil
met het voertuig op een horizontale
ondergrond.
Controleer of het peil zich tussen het
MIN- en MAX-teken bevindt op de
peilstok B fig. 239 - fig. 240 - fig. 241 -
fig. 242.
Het verschil tussen het MIN en
MAX-teken komt overeen met ongeveer
1 liter olie.
Als het olieniveau dicht bij of onder de
MIN-lijn komt, olie bijvullen door de
vullerA fig. 239 - fig. 240 - fig. 241 - fig.
242 totdat het de MAX-lijn bereikt.
Het oliepeil mag nooit boven het
MAX-teken komen.
Motorolieverbruik
Gewoonlijk ligt het maximale
motorolieverbruik op 400 gram per
1000 km.
Tijdens de beginperiode van de auto
wordt de motor ingereden. Daarom
is het motorolieverbruik pas stabiel na
de eerste 5.000 ÷ 6.000 km.BELANGRIJK Het motorolieverbruik
hangt af van de rijstijl en de
omstandigheden waaronder het
voertuig wordt gebruikt.
BELANGRIJK Laat na het bijvullen of
het verversen van motorolie de motor
enkele seconden draaien alvorens
de motor uit te zetten en wacht enkele
minuten alvorens het oliepeil te
controleren.
BELANGRIJK Vul motorolie bij met
dezelfde eigenschappen als die van de
motorolie waarmee de motor reeds is
gevuld.
MOTORKOELVLOEISTOF
49)187)
Controleer het koelvloeistofniveau bij
koude motor. Het niveau moet tussen
het MIN- en MAX teken op het reservoir
staan.
Als het niveau te laag is, als volgt te
werk gaan:
❒verwijder het kunststof deksel A fig.
243, door de bevestigingsbouten B
fig. 243 linksom te draaien, om
toegang te krijgen tot de vulopening
van het reservoir;❒giet langzaam een mengsel van 50%
gedemineraliseerd water en 50%
PARAFLU
UPvan PETRONAS
LUBRICANTS door de vulopening C
fig. 239 - fig. 240 - fig. 241- fig.
242 van het reservoir tot het
MAX-niveau wordt bereikt.
Een 50/50 mengsel van PARAFLU
UPen
gedemineraliseerd water beschermt
tot een temperatuur van –35°C.
Wanneer het voertuig onder bijzonder
extreme klimaatomstandigheden wordt
gebruikt, adviseren wij een 60/40
mengsel van PARAFLU
UPen
gedemineraliseerd water.
243F1A0336
251
Page 256 of 379

STUURBEKRACHTIGINGSOLIE
193)
3)
51)
Controleer of de stuurbekrachtigingsolie
in het reservoir op het maximum niveau
staat. Deze controle mag alleen op
een horizontale ondergrond en bij
uitgeschakelde en koude motor worden
verricht.
Ga als volgt te werk:
❒verwijder het kunststof deksel A fig.
243, door de bevestigingsbouten B
fig. 243 linksom te draaien, om
toegang te krijgen tot de vulopening
van het reservoir;
❒controleer of het niveau op het
MAX-teken op de peilstok staat. De
peilstok is vastgemaakt aan de
dop Ffig. 239 - fig. 240 - fig. 241 -
fig. 242van het reservoir (gebruik voor
de controle bij koude motor het
aangegeven peil op 20°C op
de zijkant van de peilstok).
Als het vloeistofpeil in het reservoir lager
is dan voorgeschreven, vul dan
uitsluitend bij met een van de
producten uit de tabel “Vloeistoffen en
smeermiddelen” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”. Ga hiervoor als
volgt te werk:❒Start de motor en wacht tot het
vloeistofpeil in het reservoir stabiel is.
❒Draai bij draaiende motor het
stuurwiel enkele keren helemaal naar
rechts en helemaal naar links.
❒Vul olie bij, totdat het niveau bij het
MAX-teken komt en draai de dop
vast.
VLOEISTOF VOOR
RUITENSPROEIERS/
ACHTERRUITSPROEIER
188) 189)
Om vloeistof toe te voegen:
❒verwijder dop D fig. 239 - fig. 240 -
fig. 241 - fig. 242, door het trekken
van de behouden grip naar buiten;
❒trek de opening van de pijp omhoog
om de telescopische trechter te
verwijderen fig. 244.
BELANGRIJK Controleer, voor het
openen van de dop, dat deze
juist gericht is (zoals aangegeven in fig.
244) om te voorkomen dat hij
beschadigd raakt en interfereert met de
ernaast gelegen mechanische
onderdelen. Draai hem anders tot hij in
de juiste stand staat.
Vul overeenkomstig de volgende
aanwijzingen:Gebruik een mengsel van water en
TUTELA PROFESSIONAL SC 35, in de
volgende mengverhouding:
30% TUTELA PROFESSIONAL SC 35
en 70% water in de zomer.
50% TUTELA PROFESSIONAL SC 35
en 50% water in de winter.
Gebruik bij temperaturen onder –20°C,
onverdunde TUTELA PROFESSIONAL
SC 35 vloeistof.
244F1A0396
252
ONDERHOUD EN ZORG