Page 41 of 213

Stoelen, veiligheidssystemen39
■ Met schouders zo ver mogelijk te‐gen de rugleuning zitten. Stel de
hoek van de rugleuning zo in dat u
het stuurwiel gemakkelijk met licht
gebogen armen kunt vastpakken.
Bij het verdraaien van het stuurwiel, contact blijven houden tussen
schouders en rugleuning. De rug‐
leuning mag niet te ver achterover‐
hellen. De aanbevolen hellings‐
hoek bedraagt maximaal ca. 25°.
■ Stuurwiel instellen 3 66.
■ Zithoogte zo instellen, dat u rondom een goed zicht hebt en alle
instrumenten goed kunt aflezen. Tussen hoofd en dakframe moet
minstens een handbreed tussen‐
ruimte zitten. Uw dijen dienen licht
op de zitting rusten, zonder druk uit
te oefenen.
■ Hoofdsteun instellen 3 37.Stoelverstelling9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden ver‐
stellen, omdat ze ongecontroleerd kunnen bewegen.
Zitpositie
Aan handgreep trekken, stoel ver‐
schuiven, handgreep loslaten.
Rugleuning voorstoelen
Aan hendel trekken, hellingshoek in‐
stellen en hendel loslaten. Laat de
rugleuning hoorbaar vastklikken.
Zet de rugleuning weer rechtop door
zonder druk op de rugleuning aan de
hendel te trekken en deze los te laten.
Page 42 of 213
40Stoelen, veiligheidssystemen
Zithoogte
Pompbeweging van de hendel:
omhoog=stoel omhoogomlaag=stoel omlaagVerwarming
Handmatig verwarmde stoelen
Stel de verwarming af in de gewenste stand door toets ß van de desbetref‐
fende stoel een of meerdere malen in te drukken. De lampjes naast het ver‐
warmingssymbool geven de stand
aan.
Langdurig gebruik van de hoogste in‐ stelling wordt afgeraden voor perso‐nen met een gevoelige huid.
Automatisch verwarmde
stoelen
Inschakelen
Automatisch verwarmde stoelen acti‐ veren:
1. Druk op de toets Climate op het
instrumentenbord.
Page 43 of 213

Stoelen, veiligheidssystemen41
2.Druk op ß AUTO op het aanraak‐
scherm van het Colour-Info-Dis‐
play.
De toets ß AUTO wordt groen ter
bevestiging van de instelling.
Na het inschakelen van de auto acti‐
veert deze functie automatisch de
stoelverwarming op het niveau op ba‐ sis van de interieurtemperatuur.
De lampjes naast het stoelverwar‐
mingssymbool op het instrumenten‐
bord geven de verwarmingsstand
aan.
Schakel automatisch verwarmde
stoelen uit met de knop op het aan‐
raakscherm of de knoppen voor de
handmatige stoelverwarming op het
instrumentenbord.
De functie automatisch verwarmde stoelen kan zodanig worden gepro‐
grammeerd dat deze bij het inscha‐
kelen van het contact altijd wordt in‐
geschakeld.
Persoonlijke instellingen 3 86.
Uitschakelen
Automatisch verwarmde stoel deacti‐
veren:
■ Druk op ß AUTO op het aanraak‐
scherm van het Colour-Info-Dis‐ play, of
■ Druk op ß voor de betreffende
stoel op het instrumentenbord.
Automatisch verwarmde stoelen tijdens
Motoronderst. verwarming
aangesl.
Bij lage buitentemperaturen kunnen
de verwarmde stoelen zodanig wor‐
den geprogrammeerd dat deze tij‐dens de Motoronderst. verwarming
aangesl. automatisch worden inge‐
schakeld. Tenzij de functie Automa‐
tisch verwarmde stoelen beschikbaar
en ingeschakeld is, worden de ver‐
warmde stoelen bij het inschakelen
van het contact gedeactiveerd. Na
het inschakelen van de functie Auto‐
matisch verwarmde stoelen wordt de
stoelverwarmingsstand bij het in‐
schakelen van het contact automa‐
tisch aangepast aan de temperatuur
van het interieur van de auto.
Tijdens de Motoronderst. verwarming
aangesl. gaan de lampjes naast het
stoelverwarmingssymbool niet bran‐
den.
De temperatuurregeling van een lege stoel werkt wellicht minder goed. Dit
is normaal.
Tenzij de functie Automatisch ver‐
warmde stoelen in het menu Per‐
soonlijke instellingen ingeschakeld is,
worden de verwarmde stoelen tijdens de Motoronderst. verwarming
aangesl. niet ingeschakeld.
Persoonlijke instellingen 3 86.
Page 44 of 213
42Stoelen, veiligheidssystemen
Motoronderst. verwarming aangesl.
3 20.Veiligheidsgordels
De veiligheidsgordels worden bij snel
optrekken of hard remmen geblok‐
keerd om de inzittenden op hun stoel te houden. Hierdoor neemt het ge‐
vaar voor letsel aanzienlijk af.
9 Waarschuwing
Veiligheidsgordel vóór elke rit om‐
doen.
Inzittenden die geen gebruik ma‐
ken van de veiligheidsgordel bren‐ gen bij eventuele aanrijdingen me‐
depassagiers en zichzelf in ge‐
vaar.
Veiligheidsgordels zijn bedoeld voor
gebruik door slechts één persoon te‐ gelijk. Kinderveiligheidssysteem
3 52.
Alle onderdelen van het gordelsys‐
teem regelmatig op schade en juiste
werking controleren.
Beschadigde onderdelen laten ver‐
vangen. Na een aanrijding de veilig‐
heidsgordels en de gordelspanners
door een werkplaats laten vervangen.
Page 45 of 213

Stoelen, veiligheidssystemen43
Let op
Zorg dat de veiligheidsgordels niet
door schoenen of voorwerpen met
scherpe randen beschadigd raken
klem komen te zitten. Oprolautoma‐
ten vrijhouden van vuil.
Gordelverklikker X 3 75.
Gordelkrachtbegrenzers
De gordelkrachtbegrenzers van de
voorstoelen beperken de krachten die
inwerken op de inzittenden, doordat
de gordels tijdens een botsing gelei‐
delijk worden ontspannen.
Gordelspanners
De gordelsloten van de voorstoelen
worden bij een voldoende zware fron‐ tale botsing of bij een aanrijding van
achteren strakgetrokken.9 Waarschuwing
Onjuist handelen (bijv. het verwij‐
deren of aanbrengen van gordels)
kan de gordelspanners in werking
stellen.
Geactiveerde gordelspanners zijn te
herkennen aan de voortdurend bran‐
dende controlelamp v 3 75.
Geactiveerde gordelspanners door een werkplaats laten vervangen. Gor‐ delspanners worden slechts eenmaal geactiveerd.
Let op
Bevestig of monteer geen accessoi‐ res of andere voorwerpen die de
werking van de gordelspanners kun‐
nen verstoren. Geen aanpassingen
aan onderdelen van de gordelspan‐
ners aanbrengen, anders vervalt de typegoedkeuring van de auto.Driepuntsgordel
Bevestiging
Gordel uit de oprolautomaat trekken,
zonder te verdraaien voor u langs ha‐
len en de gesp in het slot steken.
Heupgordel tijdens het rijden van tijd
tot tijd strak trekken door aan de
schoudergordel te trekken. Gordel‐
verklikker 3 75.
Page 46 of 213
44Stoelen, veiligheidssystemen
Loszittende kleding belemmert het
strak trekken van de gordel. Geen
voorwerpen zoals handtassen of mo‐
biele telefoons tussen de gordel en
uw lichaam leggen.
9 Waarschuwing
De gordel niet over harde of breek‐
bare voorwerpen in de zakken van
uw kleding laten lopen.
Demonteren
Om de gordel los te maken, de rode
knop van het gordelslot indrukken.
Comfortgeleiders voor
veiligheidsgordels op de
zitplaatsen achter
De geleiders komen voor oudere kin‐ deren die te groot voor zittingverho‐
gers zijn en voor sommige volwasse‐
nen soms goed van pas. Na het in‐ bouwen en goed afstellen houdt de
comfortgeleider de veiligheidsgordel
weg van de nek en het hoofd.
Er is één geleider voor elke zitpositie
achter. Haal vóór gebruik van een
comfortgeleider de veiligheidsgordel
van de geleider op de zitting.
Monteren:
1. Haal de geleider van de opberg‐ clip op de carrosseriebekleding
binnen naast de achterbank.
Page 47 of 213

Stoelen, veiligheidssystemen45
2. Leg de geleider op de gordel ensteek de twee randen van de vei‐
ligheidsgordel in de sleuven van
de geleider.
3. De veiligheidsgordel mag niet ge‐
draaid zijn en moet vlak liggen. De elastische draad moet onder de
veiligheidsgordel liggen en de ge‐
leider erboven.
9 Waarschuwing
Bij het niet goed omdoen van de
veiligheidsgordel beschermt deze
bij een botsing wellicht minder
goed. De betreffende persoon kan
ernstig letsel oplopen. Laat de
schoudergordel vanaf de schou‐ der schuin over de borst lopen.
Deze lichaamsdelen weerstaan
de tegenhoudkrachten van de gor‐
del het best.
4. Maak de veiligheidsgordel vast en
plaats deze zoals bovenstaand in
deze paragraaf beschreven. Zorg
ervoor dat de schoudergordel de
schouder kruist.
Knijp de randen van de veiligheids‐
gordel bij elkaar om de veiligheids‐ gordel uit de geleider te halen en de
comfortgeleider weg te nemen en op
te bergen. Schuif de geleider weer in
zijn opbergclip.
Gebruik van de
veiligheidsgordel tijdens de
zwangerschap9 Waarschuwing
De heupgordel moet zo laag mo‐
gelijk over het bekken lopen om
druk op de buik te voorkomen.
Page 48 of 213

46Stoelen, veiligheidssystemenAirbagsysteem
Het airbagsysteem bestaat uit meer‐
dere afzonderlijke systemen afhanke‐
lijk van de omvang van de uitrusting.
Bij het afgaan worden de airbags bin‐ nen enkele milliseconden gevuld.Ook het leeglopen van de airbags
verloopt zo snel, dat dit tijdens een
aanrijding vaak niet eens wordt opge‐
merkt.9 Waarschuwing
Bij onoordeelkundige behandeling
kunnen de airbagsystemen op ex‐plosieve wijze in werking treden.
Let op
Ter hoogte van de middenconsole
bevindt zich de regelelektronica van
het airbagsysteem en de gordel‐
spanners. In dit gebied geen mag‐
netische voorwerpen plaatsen.
Afdekkingen van airbags niet be‐
plakken of met andere materialen
bedekken.
Elke airbag treedt slechts eenmaal
in werking. Geactiveerde airbags
onmiddellijk laten vervangen door
een werkplaats. Ook moeten even‐ tueel het stuurwiel, het instrumen‐
tenbord, plaatwerk, de portierafdich‐ tingen, handgrepen en de stoelen
worden vervangen.
Geen aanpassingen in het airbag‐
systeem aanbrengen, anders ver‐
valt de typegoedkeuring van de
auto.
Bij het ontplooien van de airbags kun‐ nen de vrijkomende hete gassen
brandwonden veroorzaken.
Controlelamp v voor airbagsystemen
3 75.
Kinderveiligheidssystemen op
de passagiersstoel met
airbagsystemen
Waarschuwing conform ECE R94.02 :
EN: NEVER use a rearward facing
child restraint on a seat protected by
an ACTIVE AIRBAG in front of it,
DEATH or SERIOUS INJURY to the
CHILD can occur.
DE: Nach hinten gerichtete Kinder‐
sitze NIEMALS auf einem Sitz ver‐ wenden, der durch einen davor be‐findlichen AKTIVEN AIRBAG ge‐
schützt ist, da dies den TOD oder
SCHWERE VERLETZUNGEN DES
KINDES zur Folge haben kann.
FR: NE JAMAIS utiliser un siège d'en‐
fant orienté vers l'arrière sur un siège
protégé par un COUSSIN GONFLA‐
BLE ACTIF placé devant lui, sous