Page 153 of 213

Verzorging van de auto151
De positie van de voorste arm van het
hefplatform aan de onderzijde van de auto.
Wellicht zijn er onder de voorbanden
oprijhellingen nodig voor de beno‐
digde speling voor bepaalde hefbrug‐
gen op deze locatie.
Auto stallen Maximaal vier weken stallen
Sluit bij temperaturen van meer dan
35°C de oplaadkabel van de hoog‐
spanningsaccu op een stopcontact
aan en laat de kabels van de 12 V-
accu aangesloten.
Vier weken tot 12 maanden
stallen ■ Ontlaad de hoogspanningsaccu totdat er twee of drie balken op de
actieradiusindicator van de accu
(accusymbool) op de instrumenten‐
groep resteren.
■ Sluit de oplaadkabel van de hoog‐ spanningsaccu niet op een stop‐
contact aan.
■ Ontkoppel de zwarte minuskabel (−) van de 12 V-accu en sluit een
druppellader op de accupolen aan
of laat de kabels van de 12 V-accu
aangesloten en sluit de druppella‐
der op de extra plus- (+) en minus‐
pool (−) in de motorruimte aan
3 183.
Let op
De auto is uitgevoerd met een AGM/ VRLA 12 V-accu, die bij het gebruik
van een onjuiste druppellader be‐
schadigd kan raken. Gebruik een
met AGM/VRLA compatibel oplaad‐
apparaat en stel dit goed in. Neem
de instructies van de fabrikant van
de druppellader ter harte.Zwarte 12 V-minuskabel weer
aansluiten
Na het ontkoppelen van de zwarte 12 V-minuskabel (−) kan de achterklep
niet met de achterklepontgrendel‐
knop worden geopend. Als de achter‐ klep gesloten en vergrendeld is:
1. Open het bestuurdersportier met de portiersleutel
2. Ontgrendel een van de achterpor‐
tieren handmatig en open het.
3. Laat een van de achterbankru‐ gleuningen neer.
4. Trek de afdekking laadvloer naar voren voor toegang tot en aanslui‐ten van de zwarte 12 V-minuska‐
bel (−) van de accu.
5. Open na het aansluiten van de ka‐
bel het luik en draai de kabel vast.
Na het weer aansluiten van de accu‐
kabel werkt de auto wellicht niet in de
elektrische modus. Als dat het geval
is, moet de hoogspanningsaccu wel‐
licht worden opgeladen.
Page 154 of 213

152Verzorging van de autoControle van de autoWerkzaamheden
uitvoeren9 Gevaar
Probeer niet zelf onderhouds‐
werkzaamheden aan hoogspan‐
ningscomponenten te verrichten.
U kunt letsel oplopen en de auto
kan beschadigd raken. Laat deze
hoogspanningscomponenten uit‐
sluitend door geschoolde onder‐
houdsmonteurs met de juiste ken‐
nis en gereedschappen onderhou‐ den en repareren. Blootstelling
aan hoogspanning kan elektrische
schokken, brandwonden en zelfs
de dood tot gevolg hebben. Laat
de hoogspanningscomponenten
in de auto uitsluitend door speci‐
fiek opgeleide monteurs onder‐
houden.
Hoogspanningscomponenten zijn
voorzien van labels. U mag deze
componenten niet uitbouwen,
openen, uiteen nemen of modifi‐
ceren. Hoogspanningskabels of -
bedrading heeft een oranje man‐
tel. U mag hoogspanningskabels
of -bedrading niet doormeten, ma‐ nipuleren, doorknippen of modifi‐
ceren.9 Waarschuwing
Controles in de motorruimte alleen
met uitgeschakelde ontsteking uit‐ voeren.
De koelventilator kan ook bij uit‐
geschakelde ontsteking gaan
draaien.
Voorzichtig
Zelfs geringe hoeveelheden vuil
kunnen schade aan boordsyste‐
men veroorzaken. Voorkom ver‐
vuiling van vloeistoffen, reservoir‐
doppen of peilstaven.
Motorkap
Openen 1. Schakel het contact vóór het ope‐
nen van de motorkap uit. Als het
contact ingeschakeld is, start de
motor bij het openen van de mo‐
torkap.
Bedrijfsmodi elektrisch voertuig
3 112.
Page 155 of 213

Verzorging van de auto153
2. Aan de ontgrendelingshendeltrekken en in de uitgangspositie
terugduwen.
3. Druk de windhaak in de motor‐ ruimte naar links opzij en open de
motorkap.
4. Haal de steunstang van de motor‐
kap uit de houder boven de radi‐
ateursteun en zet deze stevig in
de sleufvormige houder in de mo‐ torkap.
Sluiten
Druk de steunstang van de motorkap in de houder voordat u de motorkap
sluit.
Motorkap laten zakken en in het slot laten vallen. Controleer of de motor‐kap vergrendeld is.
Motorolie
Controleer het oliepeil ook regelmatig
met de hand om schade aan de motor te voorkomen. Vergewis u ervan dat
de gebruikte olie de juiste specificatie
heeft. Aanbevolen vloeistoffen en
smeermiddelen 3 192.
Alleen op een vlakke ondergrond
controleren. De motor moet op be‐
drijfstemperatuur zijn en minstens
5 minuten uitgeschakeld zijn ge‐
weest.
Oliepeilstok uittrekken, afvegen, tot
aan de aanslag van de handgreep
weer insteken, opnieuw uittrekken en het motoroliepeil aflezen.9 Waarschuwing
De greep van de motoroliepeil‐
staaf kan heet zijn.
Peilstok tot aan de aanslag van de
handgreep insteken en een halve
slag draaien.
Page 156 of 213
154Verzorging van de auto
Wanneer het motoroliepeil tot het
merkteken MIN is gedaald, dan mo‐
torolie bijvullen.
Controleer het peil opnieuw.
U wordt geadviseerd motorolie te ge‐
bruiken van dezelfde kwaliteit als bij
de laatste verversingsbeurt.
Het motoroliepeil mag niet hoger
staan dan het bovenste merkteken
MAX op de peilstok.Voorzichtig
Een teveel aan motorolie moet
worden afgetapt of afgezogen.
Vulhoeveelheden 3 201, kwaliteit/
viscositeit van motorolie 3 192.
Dop recht terugplaatsen en vast‐ draaien.
Koelsysteem
De auto heeft drie verschillende koel‐ systemen.
Controleer het koelvloeistofpeil van
de betreffende koelsystemen regel‐
amtig en laat de oorzaak van mogelijk
lekkende koelvloeistof door een werk‐ plaats verhelpen.
Voorzichtig
Laat de auto nooit met te weinig
koelvloeistof werken.
Bij een te laag koelvloeistofpeil
kan de auto beschadigd raken.
Motorkoelsysteem
Het koelvloeistofreservoir zit aan de
rechterkant van de motorruimte.
Page 157 of 213

Verzorging van de auto1559Waarschuwing
De elektrische ventilatoren in de
motorruimte kunnen gaan werken, zelfs wanneer de motor niet draait.
Houd handen, kleding en gereed‐
schap uit de buurt van elektrische
ventilator onder de motorkap.
De koelvloeistof biedt vorstbescher‐
ming tot ca. -28 °C.
Voorzichtig
Alleen goedgekeurde antivries ge‐ bruiken.
Bij een koud motorkoelsysteem moet
de koelvloeistof boven de vulstreep
staan. Bijvullen als het peil te laag is.
9 Waarschuwing
Vóór het openen van de dop de
motor laten afkoelen. Dop voor‐
zichtig openen zodat de druk lang‐
zaam kan ontsnappen.
Gebruik voor bijvullen een mengsel
van een goedgekeurde geconcen‐
treerde koelvloeistof met kraanwater; verhouding 1:1. Dop goed vast‐
draaien.
Koelsysteem
hoogspanningsaccu9 Gevaar
Laat de koelvloeistof van de hoog‐
spanningsaccu uitsluitend door
een erkende monteur controleren.
Ondeskundig werken kan ernstig
letsel of de dood tot gevolg heb‐
ben.
Het koelvloeistofreservoir van de
hoogspanningaccu zit aan de voor‐
kant van de motorruimte.
Ga na of u koelvloeistof in het koel‐
vloeistofreservoir van de hoogspan‐
ningsaccu ziet. Als er koelvloeistof
zichtbaar is maar het koelvloeistof on‐ der het vulmerkje voor koud blijft, lekt
het koelsysteem wellicht.
Raadpleeg een werkplaats als het
koelvloeistofpeil te laag is.
Page 158 of 213

156Verzorging van de auto
Koelsysteem
vermogenselektronica en
opladermodules9 Gevaar
Laat de elektronica van het op‐
laadsysteem en de oplaadmodu‐ les uitsluitend door een erkendemonteur onderhouden.
Ondeskundig werken kan ernstig
letsel of de dood tot gevolg heb‐
ben.
De vermogenselektronica en de op‐
ladermodules worden gekoeld met
hetzelfde koelvloeistofcircuit.
Het koelvloeistofreservoir van de ver‐ mogenselektronica en de opladermo‐ dules bevindt zich aan de voorkant
van de motorruimte.
Ga na of er koelvloeistof zichtbaar is
in het koelvloeistofreservoir van de
vermogenselektronica en de oplader‐ modules. Als er koelvloeistof zicht‐
baar is maar het koelvloeistof onder
het vulmerkje voor koud blijft, lekt het
koelsysteem wellicht.
Raadpleeg een werkplaats als het
koelvloeistofpeil te laag is.
Oververhitting motor De auto heeft een waarschuwings‐
lamp voor oververhitting van de mo‐
tor.
Raadpleeg bij het besluit om de mo‐
torkap na het verschijnen van deze
waarschuwing niet te openen onmid‐
dellijk een werkplaats.
Als u de motorkap na deze waarschu‐ wing zelf opent, moet u de auto op
een effen ondergrond parkeren.
Controleer daarna of de motorkoel‐
ventilatoren draaien. Bij een overver‐
hitte motor moeten de ventilatoren
draaien. Stop de auto als dat niet het
geval is en laat deze door een werk‐
plaats onderhouden.Voorzichtig
Een motor die zonder koelvloeistof draait kan schade of brand veroor‐
zaken.
Page 159 of 213

Verzorging van de auto157Sproeiervloeistof
Lees bij het bijvullen van ruitensproei‐
ervloeistof vóór gebruik altijd eerst de
instructies van de fabrikant. Gebruik
bij omstandigheden waarbij de tem‐
peratuur tot onder het vriespunt kan
dalen een vloeistof met voldoende
antivries.
Voorzichtig
Alleen sproeiervloeistof met vol‐
doende antivries biedt voldoende
bescherming bij lage temperatu‐
ren of een plotselinge daling van
de temperatuur.
■ Vermeng geconcentreerde sproei‐ ervloeistof volgens de instructies
van de fabrikant met water.
■ Meng geen water met sproeier‐ vloeistof die klaar voor gebruik is.
Door dit water kan de oplossing be‐ vriezen en het sproeiervloeistofre‐
servoir en andere delen van het
sproeiersysteem beschadigen.
■ Vul het sproeiervloeistofreservoir bij zeer lage temperaturen voor
slechts driekwart. Zo kan de vloei‐ stof bij vorst uitzetten en wordt erschade door een volle tank voorko‐ men.
■ Gebruik geen motorkoelvloeistof (antivries) in de voorruitsproeier.
Deze kan het ruitensproeiersys‐
teem en de lak beschadigen.
Remmen
Wanneer de remvoering een mini‐male dikte heeft, hoort u een piepend geluid wanneer u remt.
Verder rijden is mogelijk maar laat de
remblokken zo spoedig mogelijk ver‐
vangen.
Na de montage van nieuwe remblok‐
ken de eerste paar ritten niet onnodig hard remmen.
Remvloeistof9 Waarschuwing
Remvloeistof is giftig en bijtend.
Contact met ogen, huid, textiel en
lakwerk vermijden.
Page 160 of 213

158Verzorging van de auto
Wanneer de motor ten minste
1 minuut niet heeft gedraaid, is het
maximale vloeistofpeil bovenaan het
reservoirhuis. Wanneer de motor
draait, moet het vloeistofpeil binnen het juiste bereik tussen de merkjes
MIN en MAX staan. Laat het hydrau‐
lische systeem op lekkage inspecte‐
ren als dat niet het geval is.
Controleer na werkzaamheden aan
het hydraulische remsysteem of het
oliepeil bij een draaiende motor op
het juiste peil tussen de merkjes MIN
en MAX staat.
Gebruik uitsluitend hoogwaardige,
voor de auto goedgekeurde remvloei‐ stof. De hulp van een werkplaats in‐
roepen.
Remvloeistof 3 192.
Accu9 Gevaar
Alleen een geschoolde onder‐
houdsmonteur met de juiste ken‐
nis en gereedschappen mag de
hoogspanningsaccu inspecteren,
testen of vervangen.
Raadpleeg een werkplaats als de
hoogspanningsaccu onderhoud
vergt.
Deze auto heeft een hoogspannings‐
accu en een standaard 12 V-accu.
Na een botsing kan het sensorsys‐
teem het hoogspanningssysteem af‐
sluiten. In dit geval wordt de hoog‐
spanningsaccu ontkoppeld en start
de auto niet. Er verschijnt een onder‐ houdsmelding op het Driver Informa‐
tion Centre (DIC). Bied de auto bij eenwerkplaats aan voor onderhoud voor‐
dat u deze weer gebruikt.
Als eer een airbag geactiveerd is
3 203.
Voor minder direct zonlicht op uw
auto en een langere levensduur van
de hoogspanningsaccu is er een dek‐ zeil bij uw Opel Partner verkrijgbaar.
Uw Opel Ampera dealer kan u vertel‐ len hoe u de hoogspanningsaccu
kunt recyclen.
Laat de auto op het stopcontact aan‐
gesloten, ook na het volledig opladen,
om de hoogspanningsaccu voor de
volgende rit op temperatuur te hou‐
den. Dit is met name bij extreem hoge of lage temperaturen van belang.
Vermeld het vervangingsnummer op
het label van de originele accu als u
een nieuwe 12 V-accu nodig hebt. De
auto heeft een Absorbed Glass Mat
(AGM) 12 V -accu. Bij het gebruik van
een standaard 12 V-accu gaat de 12 V-accu minder lang mee. Let op:
bij het gebruik van een 12 V-accuo‐
plaadapparaat op de 12 V -AGM-accu
heeft het oplaadapparaat wellicht een