Page 25 of 213

Sleutels, portieren en ruiten23
Sleutelbaard uitklappen en handzen‐
der openen. Batterij vervangen (bat‐
terijtype CR 2032), let hierbij op de
juiste plaatsing. Sluit de module en
controleer of de handzender werkt.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Open&Start-systeem
Met een transponder in de handzen‐
der kunnen de portieren en de ach‐
terklep passief worden vergrendeld
en ontgrendeld.
Ook kunt u de auto met het
Open&Start-systeem starten.
Voertuig starten en stoppen 3 110.
Voor het vergrendelen of ontgrende‐
len van de portieren en toegang tot de achterklep moet de handzender zich
binnen 1 meter van het portier of de
achterklep bevinden.
OntgrendelenOntgrendel het portier vanaf bestuur‐ dersportier door op de vergrendel-/
ontgrendelknop op de portierkruk te
drukken. Druk deze binnen
vijf seconden opnieuw in om alle pas‐
sagiersportieren te ontgrendelen.
Ontgrendel alle portieren vanaf het
passagiersportier door op de vergren‐ del-/ontgrendelknop op de portierkruk
te drukken.
Het Open&Start-systeem kan zoda‐
nig worden geprogrammeerd dat alle
portieren bij de eerste druk op de ver‐ grendel-/ontgrendelknop op het be‐
stuurdersportier worden ontgrendeld. Personaliseren 3 86.
Vergrendelen Voor vergrendelen van de portieren
drukt u op de vergrendel-/ontgrendel‐
knop als:
■ Er meer dan vijf seconden verstre‐ ken zijn.
■ De portieren met de vergrendel-/ ontgrendelknop ontgrendeld zijn
■ Alle portieren gesloten zijn.
Page 26 of 213

24Sleutels, portieren en ruiten
Passief vergrendelen
Met deze functie wordt de auto enkele seconden na het sluiten van alle por‐
tieren vergrendeld, als het contact uit
is en er ten minste één handzender is weggehaald of er zich geen meer in
de auto bevinden.
Als andere elektronische apparatuur
het signaal van de handzender stoort, detecteert de auto de handzender in
de auto wellicht niet. Als passief ver‐ grendelen ingeschakeld is, kunnen
de portieren vergrendelen met de
handzender in de auto. Laat de hand‐
zender niet achter in een auto zonder toezicht.
Functie Passief vergrendelen tijdelijk
uitschakelen
Schakel Passief vergrendelen tijdelijk uit door ( op de portierschakelaar
binnen met geopend portier ten min‐
ste vier seconden ingedrukt te hou‐
den of totdat er drie zoemtonen klin‐
ken. Passief vergrendelen blijft dan
uitgeschakeld totdat ) binnen op het
portier wordt ingedrukt of totdat het
contact wordt ingeschakeld.U kunt de portieren zodanig afstellen
dat deze na het uitstappen automa‐
tisch vergrendelen.
Persoonlijke instellingen 3 86.
Centrale vergrendeling Ontgrendelt en vergrendelt de portie‐
ren en de achterklep.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags of gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch ont‐
grendeld.
OntgrendelenDruk op de toets ( om alle portieren
te ontgrendelen.
Elektrisch bediende ruiten 3 34.
Persoonlijke instellingen 3 86.
Bij elke druk op de toets knipperen de alarmknipperlichten en het diefstala‐
larmsysteem wordt gedeactiveerd.
Diefstalalarmsysteem 3 29.
Vergrendelen
Portieren, achterklep en tankklep slui‐
ten.
Druk op de toets ) om alle portieren
te vergrendelen.
Page 27 of 213

Sleutels, portieren en ruiten25
De alarmknipperlichten knipperen
één keer en het diefstalalarmsysteem wordt geactiveerd.
Diefstalalarmsysteem 3 29.
Als het bestuurdersportier open is bij
het indrukken van ), worden alle por‐
tieren vergrendeld en wordt het be‐
stuurdersportier ontgrendeld als de
functie Geen vergr. bij portier open in
de persoonlijke instellingen geacti‐
veerd is.
Persoonlijke instellingen 3 86.
Door binnen 5 seconden met alle por‐
tieren gesloten en het contact uitge‐
schakeld twee keer op ) te drukken,
worden alle portieren vergrendeld en wordt het vergrendelingssysteem ge‐ activeerd.
Vergrendelingssysteem 3 28.Centrale vergrendelingstoetsen
Vergrendelt of ontgrendelt alle portie‐
ren.
Druk op de toets ) om te vergrende‐
len.
Druk op de toets ( om te ontgrende‐
len.
Bescherming tegen buitensluiten Bij het indrukken van de knop ) op
het instrumentenbord bij geopend be‐ stuurdersportier en ingeschakeld
contact worden alle portieren ver‐
grendeld en wordt het bestuurders‐
portier ontgrendeld.
U kunt deze functie ook bij uitgescha‐ keld contact activeren.
Persoonlijke instellingen 3 86.
Storing in de centrale
vergrendeling
Ontgrendelen
Ontgrendel het bestuurdersportier handmatig door de sleutel in het slot te verdraaien. U kunt de overige por‐
tieren openen door tweemaal aan de
binnenste portiergreep te trekken. De achterklep kan niet worden geopend.
Schakel het contact in om het ver‐
grendelingssysteem te deactiveren
3 29.
Vergrendelen
Druk bij alle portieren op de binnenste vergrendelingsknop, maar niet bij het bestuurdersportier. Sluit vervolgens
het bestuurdersportier en vergrendel
dit van buiten met de sleutel. De ach‐
terklep kan niet worden vergrendeld.
Page 28 of 213

26Sleutels, portieren en ruitenVertraagde vergrendelingDeze functie vertraagt het vergrende‐
len van de portieren tot
vijf seconden nadat alle portieren ge‐
sloten zijn.
Bij het indrukken van ) op de scha‐
kelaar elektrische portiervergrende‐ ling bij een geopend portier klinken er
drie zoemtonen om aan te geven dat
vertraagde vergrendeling actief is.
De portieren worden vijf seconden na het sluiten van alle portieren automa‐
tisch vergrendeld. Als er vóór die tijd
een portier wordt geopend, gaat de
tijd van vijf seconden na het sluiten
van alle portieren weer in.
Druk op de centrale vergrendelings‐
toetsen op ) of druk op de handzen‐
der op ) om de portieren onmiddellijk
te vergrendelen.
U kunt deze functie ook via de per‐
soonlijke instellingen programmeren.
Persoonlijke instellingen 3 86.Automatisch vergrendelen
Automatische
portiervergrendeling
De portieren kunnen zodanig worden geprogrammeerd dat ze bij het uit‐
schakelen van P (parkeerstand) wor‐
den vergrendeld.
Persoonlijke instellingen 3 86.
Automatische
portierontgrendeling Als Automatische portierontgr. inge‐
schakeld is, worden alle portieren bij
het inschakelen van P (parkeerstand)
automatisch ontgrendeld.Kindersloten9 Waarschuwing
Gebruik de kindersloten wanneer
kinderen op de achterste zitplaat‐
sen worden vervoerd.
Druk op de toets H% om te activeren.
De LED in de toets brandt.
Druk opnieuw op H% om te deactive‐
ren. De LED in de toets dooft.
De achterportieren kunnen niet meer
van binnen worden geopend.
Page 29 of 213
Sleutels, portieren en ruiten27
Als er bij het deactiveren van een kin‐derslot aan een binnenhandgreep
achter wordt getrokken, blijft alleen
dat portier vergrendeld en kan de LED in de knop gaan knipperen. Laat
de handgreep los en druk twee keer
op het kinderslot om de kindersloten
te deactiveren.Portieren
Bagageruimte
Achterklep Openen
Open de achterklep met alle portieren
ontgrendeld door op het touchpad
aan de onderkant van de achterkle‐
phandgreep te drukken en op te tillen.
Als de portieren vergrendeld zijn, kan
de achterklep alleen met de handzen‐ der binnen bereik worden ontgren‐
deld.
Sluiten
Sluit de achterklep met de binnen‐
handgreep.
Sluit altijd de achterklep voordat u
wegrijdt. Druk tijdens het sluiten van
de achterklep niet op het touchpad
onder de achterklephendel, omdat
deze anders weer ontgrendelt.
Page 30 of 213

28Sleutels, portieren en ruiten
Algemene tips voor deachterklepbediening9 Gevaar
Niet met een geopende of op een
kier staande achterklep rijden,
bijv. bij het vervoer van omvang‐
rijke bagage, omdat er dan giftige, onzichtbare en reukloze uitlaat‐
gassen de auto kunnen binnen‐
dringen. Hierdoor kunt u bewuste‐ loos raken en zelfs sterven.
Voorzichtig
Voordat u de achterklep opent,
moet u belemmeringgen in de
hoogte controleren, zoals een ga‐
ragedeur, om schade aan de ach‐ terklep te voorkomen. Controleer
altijd het bewegingsgebied boven
en achter de achterklep.
Voorzichtig
Sluit de achterklep door deze in
het midden voorzichtig omlaag te trekken, om schade aan de ruit, de achterruitverwarming of de tocht‐
strips te voorkomen. Controleer
vóór het sluiten of de voorwerpen
goed in de bagageruimte passen.
Let op
Afhankelijk van het gewicht van
eventueel gemonteerde accessoi‐
res blijft de achterklep mogelijk niet
in geopende stand staan.
Voorzichtig
Berg geen zware of scherpe voor‐ werpen in de opbergruimten ach‐
ter van de bagageruimte op. Hier‐
door zou de onderkant van de ba‐
gageruimte beschadigd kunnen
raken.
Antidiefstalbeveiliging
Vergrendelingssysteem9 Waarschuwing
Niet inschakelen als er zich perso‐
nen in de auto bevinden! Ontgren‐ delen van de binnenzijde is niet
mogelijk.
Alle portieren worden tegen openen
beveiligd. Voor activering van het
systeem moeten alle portieren geslo‐
ten zijn.
Page 31 of 213

Sleutels, portieren en ruiten29
Inschakelen
Druk twee keer binnen 5 seconden
met alle portieren gesloten en uitge‐
schakeld contact op ) op de hand‐
zender
U kunt het vergrendelingssysteem
ook activeren door twee keer binnen
5 seconden op de vergrendel-/ont‐
grendeltoets op de bestuurderspor‐
tierkruk te drukken.
Diefstalalarmsysteem
Het bewaakt: ■ Portieren, achterklep, motorkap
■ Interieur en aangrenzende bagage‐
ruimte
■ Hellingshoek van de auto, bijv. bij het wegslepen
■ Oplaadkabel verwijderen
Inschakelen ■ Druk na het sluiten van alle portie‐ ren en ruiten op de toets ) op de
handzender.
■ Druk met een geopend portier op ) op de middenconsole.
Het systeem zet zichzelf
30 seconden na het vergrendelen van de auto op scherp.
Druk twee keer op ) om het systeem
onmiddellijk op scherp te zetten.
Het boordalarm staat na het afsluiten
van de portieren met de sleutel niet op scherp.
Als het bestuurdersportier wordt ge‐
opend zonder het eerst met de hand‐ zender te ontgrendelen, tsjilpt de cla‐xon en knipperen de lichten als indi‐
catie van voor-alarm. Als tijdens het
voor-alarm van ( 10 seconden de
auto niet wordt gestart of het portier niet wordt ontgrendeld met op de
handzender, wordt het alarm geacti‐
veerd.
Het alarm wordt ook geactiveerd bij
een poging tot verwijderen van de op‐
laadkabel of bij het openen van een
passagiersportier, de achterklep of de
motorkap zonder eerst het systeem
onscherp te zetten. Bij het activeren
van het alarm knipperen de richting‐
aanwijzers en klinkt de claxon gedu‐
rende ongeveer 30 seconden. Het
alarmsysteem gaat dan weer op
scherp om te controleren op de vol‐ gende onbevoegde handeling.
Ga als volgt te werk om onbedoeld
afgaan van het alarm te voorkomen:
■ Vergrendel de auto nadat alle inzit‐
tenden zijn uitgestapt en alle por‐ tieren gesloten zijn.
■ Ontgrendel een portier altijd met de
handzender of gebruik het
Open&Start-systeem.
Page 32 of 213

30Sleutels, portieren en ruiten
Let op
Bij wijzigingen in het interieur, zoals
het gebruik van stoelhoezen of bij
open ruiten werkt de bewaking van
het interieur wellicht minder goed.
Inschakelen zonder interieur- en
hellingshoekbewaking
Schakel de bewaking van het interi‐
eur en de hellingshoek van de auto uit
wanneer u bijv. dieren in de auto ach‐
terlaat, vanwege de schelle ultrasone
signalen of bewegingen die het alarm
activeren. Schakel ze ook uit wan‐neer de auto op een veerboot of eentrein staat.
1. Contact uit, druk op o in de dak‐
console. De LED in de knop o
licht op.
2. Sluit alle portieren, de achterklep en de motorkap.
3. Zet eventuele losse voorwerpen, bijv. rolgordijnen, vast.
4. Controleer of de sensoren niet worden geblokkeerd.
5. Diefstalalarmsysteem inschake‐ len.
Uitschakelen
Bij het ontgrendelen of naderen van
de auto met de handzender of het
starten van de motor wordt het dief‐
stalalarmsysteem uitgeschakeld.
Bij het ontgrendelen van het bestuur‐ dersportier met de sleutel gaat het
systeem niet op onscherp en wordt
het alarm niet uitgeschakeld.
Diefstalalarm oplaadkabel
Schakel het diefstalalarm van de aan‐
gesloten oplaadkabel in of uit door de auto met de handzender te vergren‐
delen of te ontgrendelen.Bij een poging tot wegnemen van de
oplaadkabel als de auto vergrendeld
is, wordt het systeemalarm ingescha‐
keld. Druk op ( op de handzender om
het systeemalarm uit te schakelen.
Deze functie kan in de persoonlijke
instellingen worden uitgeschakeld.
Persoonlijke instellingen 3 86.
Manipulatie achterhalen
Als ( op de handzender wordt inge‐
drukt en de claxon tsjilpt of de lichten drie keer knipperen, was er een eer‐
der alarm terwijl het systeem op
scherp stond.
Als het alarm is geactiveerd, ver‐
schijnt er een bericht op het Driver In‐
formation Center 3 81.
Alarm
Wanneer het alarm afgaat, klinkt er
gedurende ongeveer 30 seconden
een geluid uit de speciale sirene met een eigen accuvoeding en tegelijker‐
tijd knipperen de alarmknipperlichten.