Page 105 of 332
103
508RXH_nl_Chap03_confort_ed01-2014
F rol de bagageafdekking op en verwijder deze vervolgens,
F
plaats het linker uiteinde van de oprolautomaat 2 in
de steun van de bagageafdekking,
F plaats het rechter uiteinde van de oprolautomaat 2
i n de steun van de
bagageafdekking, vergrendel deze vervolgens
(rode markering),
F
r
ol het bagagenet voor hoge belading vanaf
de achterbank uit, duw er daarbij tegenaan om
het net los te maken uit de bevestigingshaken, F
p
laats een van de uiteinden van de metalen
s
tang van het net in de desbetreffende
bovenste bevestiging 3 ,
F
t
rek aan de metalen stang van het net en
plaats het andere uiteinde in de andere
bovenste bevestiging 3 ,
F
c
ontroleer of het net goed is vastgemaakt
en goed gespannen is.
2e zitrij
3
Comfort
Page 106 of 332

104
508RXH_nl_Chap03_confort_ed01-2014
Verwarming en ventilatie
Luchttoevoer
De lucht in het interieur wordt gefilterd
en wordt van buitenaf toegevoerd via het
luchtrooster onder de voorruit, of in het interieur
gerecirculeerd.
Bedieningspaneel
De lucht kan afhankelijk van de instellingen
van de bestuurder, voorpassagier of
achterpassagiers (afhankelijk van het
uitrustingsniveau) via verschillende circuits
worden toegevoerd.
Stel de temperatuurregeling in: de lucht van de
verschillende circuits wordt gemengd om het
gewenste comfortniveau te bereiken.
Stel de luchtverdeling in met de desbetreffende
(combinatie van) toetsen: de lucht wordt via de
gewenste uitstroomopeningen verdeeld.
Stel de luchtopbrengst in: de aanjagersnelheid
wordt verhoogd of verlaagd.
De bedieningsschakelaars bevinden zich op
het paneel A van de middenconsole.1.
Ui
tstroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de voorruit.
2.
Ui
tstroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de zijruiten.
3.
A
fsluitbare en verstelbare
zijventilatieroosters.
4.
A
fsluitbare en verstelbare middelste
ventilatieroosters. 5.
Ui
tstroomopeningen beenruimte
voorpassagiers.
6.
A
fsluitbare en verstelbare ventilatieroosters
voor de achterpassagiers.
7.
Ui
tstroomopeningen beenruimte
achterpassagiers.
Luchtverdeling
De ventilatie zorgt voor een optimaal comfort
en zicht in het interieur.
Comfort
Page 107 of 332

105
508RXH_nl_Chap03_confort_ed01-2014
Neem voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de
volgende gebruiksadviezen in acht:
F
A
ls de binnentemperatuur zeer hoog blijft nadat de auto lang in de zon heeft gestaan,
kunt u het passagierscompartiment kort ventileren.
Z
et de knop van de luchtopbrengst zodanig dat de interieurlucht goed ververst wordt.
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de
uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters en
overige uitstroomopeningen en de ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven.
F
K
ies onder normale omstandigheden altijd voor de toevoer van buitenlucht; bij langdurig
gebruik van de luchtrecirculatie in het interieur kunnen de voorruit en de zijruiten
beslaan.
F
L
et erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze sensor dient
voor de regeling van de automatische airconditioning.
F
Z
et de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het systeem in
perfecte staat te houden.
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het interieur filter en laat de filterelementen periodiek
vervangen (zie het hoofdstuk "Controles").
W
ij raden u een gecombineerd interieur filter aan. Dankzij het speciale toegevoegde
actieve filter draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schoon
interieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).
F
A
ls de airconditioning werkt, gebruikt deze een klein deel van het motorvermogen. Dit
heeft een hoger brandstofverbruik tot gevolg.
B
ij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld
voor een optimale trekkracht van de motor.
C
ondensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat er zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel.
F
L
aat de airconditioning regelmatig controleren om het systeem in per fecte staat te
houden.
F
G
ebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning
Het airconditioningssysteem is chloorvrij
en is niet schadelijk voor de ozonlaag.
3
Comfort
Page 108 of 332

106
508RXH_nl_Chap03_confort_ed01-2014
Automatische airconditioning met gescheiden regeling
Automatische werking
1. Automatisch programma "Comfort"
F Druk op deze toets "AUTO" . Het
lampje gaat branden.
Het is raadzaam deze stand te gebruiken:
het systeem regelt de temperatuur, de
luchtopbrengst, de luchtverdeling naar
de luchtroosters en de luchtrecirculatie
automatisch en optimaal aan de hand van de
door u ingestelde waarde.
Het systeem kan tijdens alle seizoenen effectief
gebruikt worden, mits de ruiten zijn gesloten. Om bij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de
aanjagerregeling geleidelijk op het
optimale niveau gebracht.
Bij koud weer wordt de warme lucht
uitsluitend naar de voorruit, de zijruiten
en de beenruimte van de passagiers
verdeeld.
2 - 3. Regeling bestuurders-/
passagierszijde
De bestuurder en de voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk naar wens instellen.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en
niet op de werkelijke temperatuur in graden
Celsius of Fahrenheit.
F
D
raai de knop 2 of 3 naar links
(blauw) of naar rechts (rood) om
deze waarde te verlagen of te
verhogen.
Voor een optimaal comfort wordt de waarde
21
aanbevolen. Niettemin is afhankelijk
van uw wensen een afstelling tussen 18
en
24
gebruikelijk.
Voor een optimaal comfort is het raadzaam
dat het verschil in instelling links en rechts niet
meer dan 3
bedraagt.
De airconditioning werkt uitsluitend als het hybridesysteem is ingeschakeld (verklikkerlampje Ready aan).
De airconditioning werkt minder doeltreffend in de elektrische rijstand (zie rubriek ECO OFF).
In de stand ZEV wordt voorrang
gegeven aan elektrisch rijden, ten koste
van een optimaal thermisch comfort.
Comfort
Page 109 of 332

107
508RXH_nl_Chap03_confort_ed01-2014
Als de temperatuur in de auto bij
het instappen veel lager of hoger
is dan de ingestelde waarde, heeft
het geen zin om voor het gewenste
comfort de ingestelde waarde te
wijzigen. Het systeem compenseert
automatisch en zo snel mogelijk het
temperatuurverschil.
4. Automatisch programma "Zicht"
Om het interieur maximaal te verkoelen
of te ver warmen is het mogelijk de
minimale waarde 14
of de maximale
waarde 28
te overschrijden.
F
D
raai de knop 2 of 3 naar links
totdat "LO" verschijnt of naar
rechts totdat "HI" verschijnt.
Zie paragraaf "Ontwaseming -
ontdooiing vóór".
F Druk op deze toets om de instellingen
van de passagierszijde af te stemmen
op die van de bestuurderszijde
(centrale regeling). Het lampje van de
toets gaat branden.
Al naar gelang uw wensen kunt u de
automatische bediening van het systeem
handmatig aanpassen. De overige functies
worden automatisch geregeld.
F
D
ruk op de toets "AUTO" om het systeem
weer volledig automatisch te laten
functioneren.
Handmatig instellen
5. Centrale regeling/gescheiden regeling
De airconditioning functioneert, als
de ruiten gesloten zijn, optimaal in
elk seizoen.
6. Airconditioning aan/uit
Dit systeem maakt het mogelijk om:
-
i n de zomer de temperatuur in het interieur
te verlagen,
-
i
n de winter, bij temperaturen hoger dan
3°C, de ruiten sneller te ontwasemen.
7. Maximale werking airconditioning
Als u de temperatuur van de lucht
in het interieur tijdelijk wilt verlagen,
drukt u op deze toets; de aanduiding
"LO" wordt weergegeven.
Bij auto's met een Stop & Start-
systeem geldt dat zolang de
voorruitontwaseming in werking is, de
dieselmotor niet wordt afgezet. Inschakelen
F
D
ruk op de toets "A /C " , het desbetreffende
lampje gaat groen branden.
De airconditioning werkt niet als de regeling
voor de luchtopbrengst is uitgeschakeld.
Uitschakelen
F
D
ruk nogmaals op de toets "A /C " , het
groene lampje dooft.
Het uitschakelen van de airconditioning kan
negatieve effecten hebben (vocht, condens). Druk nogmaals op de toets om terug te gaan
naar de vorige instellingen.
3
Comfort
Page 110 of 332

108
508RXH_nl_Chap03_confort_ed01-2014
8. Regeling luchtverdeling
F Druk op de desbetreffende toets voor de stand:
Voorruit en zijruiten.
Centrale ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.
Beenruimte.
Afhankelijk van uw behoeften kunt
u twee instellingen combineren of
de drie instellingen gezamenlijk
selecteren.
9. Regeling luchtopbrengst
F Druk op deze toets "gevulde ventilator" om de
luchtopbrengst te verhogen.
F
D
ruk op deze toets
"lege ventilator" om de
luchtopbrengst te verlagen.
10. Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie
F Druk op deze toets
"lege ventilator" van de
luchtopbrengst tot het symbool
van de ventilator verdwijnt
en
"--" wordt weergegeven.
Uitschakelen van het systeem
F Druk op deze toets om de lucht in
het interieur te laten recirculeren. Het
lampje van de toets gaat branden.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer van
buitenlucht bij stank en stofoverlast af te sluiten. De
luchtrecirculatie wordt automatisch ingeschakeld
als de ruitensproeiers worden geactiveerd.
Vermijd het te lang rijden met een uitgeschakeld
systeem om te voorkomen dat de ruiten beslaan
of de luchtkwaliteit vermindert.
Als u op de toets "gevulde ventilator" drukt,
wordt het systeem weer ingeschakeld waarbij
de instellingen van vóór de uitschakeling
worden toegepast.
Afhankelijk van de gevraagde waarde wordt het
pictogram van de luchtopbrengst, de ventilator,
geleidelijk gevuld.
Alle functies van de airconditioning worden dan
uitgeschakeld.
De temperatuur wordt dan niet meer
geregeld, maar er blijft een kleine luchtstroom
gehandhaafd. F
D
ruk de toets, zodra de luchtrecirculatie
niet meer nodig is, nogmaals in om de
toevoer van buitenlucht te hervatten en het
beslaan van de ruiten te voorkomen. Het
lampje van de toets gaat uit.
Comfort
Page 111 of 332

109
508RXH_nl_Chap03_confort_ed01-2014
Automatische airconditioning quadrizone
Automatische werking
1. Automatisch programma "Confort"
Met de standen Soft /Auto/Fast kunnen de
bestuurder en de voorpassagier het door hen
gewenste comfortniveau instellen:
2. Inschakelen / uitschakelen van de airconditioning achter 3
- 4.
Re
geling aan bestuurders-/
passagierszijde
De bestuurder en de voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk naar wens instellen.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en
niet op de werkelijke temperatuur in graden
Celsius of Fahrenheit.
Voor een aangenaam comfort en een zo
laag mogelijk geluidsniveau, aangezien
de aanjagersnelheid beperkt wordt.
Voor het beste compromis tussen
thermisch comfort en een laag
geluidsniveau.
Voor een doeltreffende en
dynamische luchttoevoer. Druk op deze toets om de
airconditioning achter uit te
schakelen en het systeem te
blokkeren. Op het LCD-display
wordt een hangslot weergegeven. Als de
airconditioning achter weer wordt ingeschakeld,
wordt de automatische stand geactiveerd en de
laatst ingestelde waarden voor de temperatuur
toegepast. F
D
raai de knop 3 of 4 naar links
(blauw) of naar rechts (rood) om
deze waarde te verlagen of te
verhogen.
Voor een optimaal comfort wordt de waarde
21 aanbevolen. Niettemin is afhankelijk
van uw wensen een afstelling tussen 18 en
24
gebruikelijk.
Voor een optimaal comfort is het raadzaam
dat het verschil in instelling links en rechts niet
meer dan 3 bedraagt.
De airconditioning werkt uitsluitend als het hybridesysteem is ingeschakeld (verklikkerlampje Ready aan).
De airconditioning werkt minder doeltreffend in de elektrische rijstand (zie rubriek ECO OFF).
3
Comfort
Page 112 of 332

110
508RXH_nl_Chap03_confort_ed01-2014
5. Automatisch programma "Zicht" 6. Centrale regeling / Quadrizone
7.
I
n-/uitschakelen van de
airconditioning Handmatige instellingen
Al naar gelang uw wensen kunt u de
automatische bediening van het systeem
handmatig aanpassen. De overige functies
worden automatisch geregeld.
Druk op een van de toetsen Soft /Auto/Fast om
de automatische stand weer in te schakelen.
Als de temperatuur in de auto bij
het instappen veel lager of hoger
is dan de ingestelde waarde, heeft
het geen zin om voor het gewenste
comfort de ingestelde waarde te
wijzigen. Het systeem compenseert
automatisch en zo snel mogelijk het
temperatuurverschil.
Zie de paragraaf "Ontwaseming -
ontdooiing vóór". Druk op deze toets om de instellingen
van de passagierszijde voor en
achter af te stemmen op die van de
bestuurderszijde (centrale regeling).
Het lampje in de toets gaat branden.
De airconditioning functioneert, als
de ruiten gesloten zijn, optimaal in
elk seizoen.
Dit systeem maakt het mogelijk om:
-
in de zomer de temperatuur in het interieur te verlagen,- in de winter, bij temperaturen hoger dan 3°C, de ruiten
sneller te ontwasemen.
Inschakelen
F D ruk op de toets "A /C " , het desbetreffende
lampje gaat groen branden.
De airconditioning werkt niet als de regeling
voor de luchtopbrengst is uitgeschakeld.
Uitschakelen
F
D
ruk nogmaals op de toets "A /C " , het
desbetreffende groene lampje dooft.
Het uitschakelen van de airconditioning kan
negatieve effecten hebben (vocht, condens). Om het interieur maximaal te verkoelen
of te ver warmen is het mogelijk de
minimale waarde 14
of de maximale
waarde 28 te overschrijden.
F
D
raai de knop 3 of 4 linksom
tot "LO" wordt weergegeven
of rechtsom tot "HI" wordt
weergegeven.
Bij auto's met een Stop & Start-
systeem geldt dat zolang de
voorruitontwaseming in werking is, de
dieselmotor niet wordt afgezet. In de stand ZEV
wordt voorrang
gegeven aan elektrisch rijden, ten koste
van een optimaal thermisch comfort.
Comfort