Page 145 of 290

144WEGWIJS IN UW AUTO
EXTRA ACCESSOIRES
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die con-
stante voeding nodig hebben (diefstalalarm, anti-diefstalsatel-
lietbewaking enz.), of accessoires die de elektrische installatie
zwaar belasten, wendt u dan tot het Lancia Servicenetwerk. Het
Lancia Servicenetwerk kan u de meest geschikte installaties aan-
raden uit het Lancia Lineaccessori-programma en controleren
of de elektrische installatie van de auto geschikt is voor het ex-
tra stroomverbruik of dat het noodzakelijk is een accu met een
grotere capaciteit te monteren.ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE SYSTEMEN
MONTEREN
De elektrische/elektronische systemen die na aankoop van de
auto en binnen de aftersales-service worden gemonteerd, moe-
ten voorzien zijn van het merkteken:
Fiat Group Automobiles S.p.A. autoriseert de montage van zend-
ontvangstapparatuur op voorwaarde dat de montagewerkzaam-
heden op de juiste wijze bij een gespecialiseerd bedrijf worden
uitgevoerd, waarbij de aanwijzingen van de fabrikant in acht moe-
ten worden genomen.
BELANGRIJK Als door de montage van systemen de kenmer-
ken van de auto worden gewijzigd, kan het kentekenbewijs wor-
den ingenomen door de bevoegde instanties en eventueel de ga-
rantie komen te vervallen bij defecten die veroorzaakt zijn door
de bovengenoemde modificatie of op defecten die direct of in-
direct daarvan het gevolg zijn. Fiat Group Automobiles S.p.A. is
op geen enkele wijze aansprakelijk voor schade die het gevolg
is van de installatie van accessoires die niet door Fiat Group Au-
tomobiles S.p.A. zijn geleverd of aanbevolen en die niet conform
de geleverde instructies zijn geïnstalleerd.
Page 146 of 290

WEGWIJS IN UW AUTO145
1
RADIOZENDAPPARATUUR EN MOBIELE TELEFOONS
Radiozendapparaten (mobiele telefoons, 27 mc en dergelijke)
mogen alleen in de auto worden gebruikt met een aparte antenne
aan de buitenkant van de auto.
BELANGRIJK Het gebruik van dergelijke apparaten in de auto
(zonder buitenantenne) kan niet alleen schadelijk zijn voor de ge-
zondheid van de inzittenden, maar kan ook storingen in de elek-
trische systemen van de auto veroorzaken. Hierdoor wordt de vei-
ligheid in gevaar gebracht.
Bovendien wordt de zend- en ontvangstkwaliteit aanzienlijk be-
perkt door de isolerende eigenschappen van de carrosserie. Houdt
u bij het gebruik van mobiele telefoons (GSM, GPRS, UMTS)
met het officiële EU-keurmerk, strikt aan de instructies die door
de fabrikant van de mobiele telefoon zijn bijgeleverd.TA N K E N
BENZINEMOTOREN
Tank uitsluitend loodvrije benzine met een octaangetal van ten
minste 95 RON.
BELANGRIJK Een beschadigde katalysator laat schadelijke stof-
fen in het uitlaatgas achter, waardoor het milieu wordt vervuild.
BELANGRIJK Tank met de auto nooit, niet in noodgevallen en
ook niet een klein beetje, loodhoudende benzine. U zou de ka-
talysator onherstelbaar beschadigen.
Page 147 of 290

146WEGWIJS IN UW AUTO
DIESELMOTOREN
Werking bij lage temperaturen
Bij lage buitentemperaturen kan de vloeibaarheid van de die-
selbrandstof verminderen door de vorming van paraffine, waar-
door het brandstofsysteem niet meer goed werkt.
Om dit probleem te voorkomen wordt er, afhankelijk van het sei-
zoen, dieselbrandstof geleverd die speciaal voor de zomer, voor
de winter en voor zeer lage temperaturen (bergachtige/koude ge-
bieden) is ontwikkeld. Als dieselbrandstof wordt getankt die niet
toereikend is voor de gebruikstemperatuur, raden wij aan de
dieselbrandstof te mengen met het vorstbeveiligingsmiddel
TUTELA DIESEL ART in de verhouding die in de gebruiks-
aanwijzing van het middel is aangegeven. Doe eerst het middel
in de tank en voeg daarna de dieselbrandstof toe.
Als de auto lange tijd wordt gebruikt/stilstaat in bergachti-
ge/koude gebieden, is het raadzaam dieselbrandstof te tanken
die ter plaatse beschikbaar is.
In dat geval is het bovendien raadzaam een hoeveelheid brand-
stof in de tank te houden die groter is dan 50% van de nuttige
inhoud.Tank bij auto's met dieselmotor uitsluitend die-
selbrandstof voor motorvoertuigen die voldoet
aan de Europese specificatie EN590. Het gebruik
van andere producten of mengsels kan de motor onher-
stelbaar beschadigen en het vervallen van de garantie
tot gevolg hebben. Mocht u onverhoopt een ander type
brandstof tanken, dan mag de motor niet worden
gestart en moet de brandstoftank worden afgetapt. Ook
als de motor slechts kort heeft gedraaid, moet naast de
brandstoftank, ook alle brandstof uit het gehele brand-
stofcircuit worden afgetapt.
TANKINHOUD
Om te zorgen dat de tank volledig gevuld wordt, moet u twee
keer bijvullen nadat het vulpistool voor de eerste keer afslaat.
Vul niet nog een keer bij om storingen in het brandstofsysteem
te voorkomen.
Page 148 of 290

WEGWIJS IN UW AUTO147
1
TANKDOP fig. 88
Druk om te tanken op het klepje A om het te ontgrendelen en de
tankdop te bereiken. Als de centrale portiervergrendeling is inge-
schakeld, is het tankklepje vergrendeld.
Draai de dop B los. De tankdop is voorzien van een koord C dat
aan het tankklepje vastzit, om verlies van de dop te voorkomen.
Door de hermetische afsluiting van de tank kan de druk in de tank
iets verhoogd zijn. Het is daarom normaal als u bij het losdraaien
van de tankdop een sissend geluid hoort.
Plaats tijdens het tanken de dop in de uitsparing op het klepje,
zoals in de figuur is afgebeeld.TANKKLEPJE IN GEVAL VAN NOOD OPENEN
In geval van nood kan het klepje worden geopend door aan het
koordje A-fig. 89 te trekken. Het koordje is bereikbaar nadat de
bekleding is verwijderd.
fig. 88
L0E0060mfig. 89L0E0184m
A
Kom niet dicht bij de vulopening met open vuur
of een brandende sigaret: brandgevaar. Houd uw
hoofd ook niet dicht bij de vulopening om te
voorkomen dat u schadelijke dampen inademt.
Page 149 of 290

148WEGWIJS IN UW AUTO
BESCHERMING VAN HET MILIEU
De emissiereductiesystemen voor benzinemotoren zijn:
❍driewegkatalysator (katalysator);
❍Lambdasondes;
❍benzinedamp-opvangsysteem.
Laat de motor nooit, ook niet tijdens testwerkzaamheden, met
een of meer losgekoppelde bougies draaien
De emissiereductiesystemen voor dieselmotoren zijn:
❍oxidatiekatalysator;
❍uitlaatgasrecirculatie-systeem (E.G.R.);
❍roetfilter (DPF) (voor bepaalde uitvoeringen/markten).DPF-ROETFILTER
(DIESEL PARTICULATE FILTER)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het DPF-roetfilter (Diesel Particulate Filter) is een mechanisch
filter in het uitlaatsysteem dat de partikels in het uitlaatgas van
dieselmotoren opvangt. Het roetfilter vangt bijna de totale hoe-
veelheid roetdeeltjes op, waardoor voldaan wordt aan de huidi-
ge/toekomstige wettelijke normen. Tijdens het normale gebruik
van de auto registreert de inspuitregeleenheid een aantal gege-
vens met betrekking tot het gebruik (gebruiksduur, type traject,
bereikte temperatuur enz.) en berekent de hoeveelheid verza-
meld roet in het filter.
Omdat het filter de roetdeeltjes verzamelt, moet het periodiek
worden geregenereerd (schoongemaakt) door de roetdeeltjes te
verbranden. De regeneratieprocedure wordt geregeld door de re-
geleenheid van de motor op basis van de hoeveelheid opgevan-
gen roetdeeltjes en de bedrijfsomstandigheden van de auto. Tij-
dens de regeneratie kan het volgende worden waargenomen: een
beperkte toerentalverhoging, inschakeling van de elektroventi-
lateur, een beperkte toename van de rook uit de uitlaat en een
hogere temperatuur bij de uitlaat. Dit zijn geen storingen en
deze situatie heeft geen invloed op het milieu of het gedrag van
de auto. Als de bijbehorende melding verschijnt, zie dan de pa-
ragraaf “Lampjes op het instrumentenpaneel” in dit hoofdstuk.
Onder normale bedrijfsomstandigheden bereikt
de katalysator hoge temperaturen. Parkeer
daarom niet boven brandbare materialen (gras,
droge bladeren, dennennaalden enz.): brandgevaar.
Page 150 of 290
2
VEILIGHEID149
Veiligheidsgordels .................................................................. 150
S.B.R.-systeem ...................................................................... 151
Gordelspanners ...................................................................... 152
Kinderen veilig vervoeren ....................................................... 155
Montagevoorbereiding voor Isofix-kinderzitje ........................ 160
Frontairbags .......................................................................... 163
Zij-airbags (Side bags –Window bags) .................................. 166
Page 151 of 290

150VEILIGHEID
VEILIGHEIDSGORDELS
GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS fig. 1
Ga goed rechtop zitten, steun tegen de rugleuning en leg dan
de gordel om.
Maak de gordels vast door de gesp A in de sluiting B te drukken,
totdat hij hoorbaar blokkeert. Als tijdens het uittrekken van de
gordel de rolautomaat blokkeert, laat dan de gordel een stukje
teruglopen en trek de gordel vervolgens weer geleidelijk uit.
Voor het losmaken van de gordel moet u op de knop C druk-
ken. Begeleid de gordel tijdens het teruglopen om te voorko-
men dat de gordelband draait. Via de rolautomaat wordt de leng-
te van de gordel automatisch aangepast aan het postuur van de
drager, waarbij voldoende bewegingsruimte overblijft.Als de auto op een steile helling staat, kan de rolautomaat blok-
keren; dit is een normaal verschijnsel. Bovendien blokkeert de
oprolautomaat als u de gordel snel uittrekt. Hij blokkeert ook
bij hard remmen, botsingen en bij hoge snelheden in bochten.
De achterbank is voorzien van driepunts-veiligheidsgordels met
rolautomaat.
Druk tijdens het rijden niet op de knop C.
Bedenk dat achterpassagiers die geen gordel
dragen tijdens een ernstig ongeval, niet alleen
zelf aan gevaar worden blootgesteld maar ook
gevaar opleveren voor de inzittenden voor.
fig. 1L0E0061m
Page 152 of 290

VEILIGHEID151
2
De veiligheidsgordels achter moeten worden omgelegd zoals is
aangegeven in het afgebeelde schema in fig. 2.
BELANGRIJK Plaats de veiligheidsgordels op de juiste wijze te-
rug als de achterbank weer in de normale gebruiksstand wordt
gezet, zodat ze altijd direct klaar voor gebruik zijn.
BELANGRIJK Als door een beweging van de achterbank de vei-
ligheidsgordel van de middelste zitplaats achter tijdelijk blok-
keert, dan kunt u de normale situatie herstellen door de ach-
terbank naar de achterkant van de auto te verschuiven.
fig. 2
L0E0062m
S.B.R-SYSTEEM
De auto is uitgerust met het SBR-systeem (Seat Belt Remin-
der), dat de bestuurder en de passagier voor op de volgende wij-
ze waarschuwt als de veiligheidsgordel niet is omgelegd.
❍de eerste 6 seconden gaat lampje
klinkt er een ononderbroken akoestisch signaal;
❍de daaropvolgende 96 seconden knippert het lampje
klinkt er een onderbroken akoestisch signaal.
Voor permanente uitschakeling dient u zich tot het Lancia ser-
vicenetwerk te wenden.
Het SBR-systeem kan ook via het setup-menu van het display
weer worden geactiveerd.