Page 121 of 290

120WEGWIJS IN UW AUTO
“ENERGY SAVING”-FUNCTIE
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als na een automatische start van de motor de bestuurder 3 mi-
nuten geen enkele actie onderneemt, dan zet het Start&Stop-sys-
teem de motor definitief uit om brandstof te besparen. In dit ge-
val kan de motor alleen gestart worden m.b.v. de contactsleutel.
OPMERKING Het is in alle gevallen mogelijk de motor draai-
end te houden door het Start&Stop-systeem uit te schakelen.
STORINGEN
Bij een storing schakelt het Start&Stop-systeem uit. De storing
wordt aan de bestuurder getoond door het knipperen van lamp-
jeUop het display van het instrumentenpaneel en, voor be-
paalde uitvoeringen/markten, het verschijnen van een melding
op het display. Wendt u in dit geval tot het Lancia Servicenet-
werk.AUTO LANGERE TIJD NIET IN GEBRUIK
Als de auto langere tijd niet wordt gebruikt, dan moet er in het
bijzonder op worden gelet dat de elektrische voeding van de ac-
cu wordt losgemaakt.
Hiervoor moet de aansluiting A-fig. 76 (door bediening van knop
B) worden losgekoppeld van de accuconditiesensor C, die op
de minpool D van de accu is gemonteerd. Deze sensor mag nooit
worden losgekoppeld van de accu, behalve als de accu wordt ver-
vangen.
fig. 76
L0E0191m
Wendt u voor het vervangen van de accu altijd tot
het Lancia Servicenetwerk. Vervang de accu door
een accu van hetzelfde type (HEAVY DUTY) en met
dezelfde specificaties.
Page 122 of 290
WEGWIJS IN UW AUTO121
1NOODSTART
Als een noodstart wordt uitgevoerd met een hulpaccu mag de
minkabel (−) vanaf de hulpaccu nooit met de minpool A-fig.
77 van de accu van de auto worden verbonden, maar moet de
minkabel op een massapunt op de motor of de versnellingsbak
worden aangesloten.
fig. 77
L0E0190mfig. 78L0E0195m
Controleer voordat u de motorkap opent of de mo-
tor is uitgeschakeld en de contactsleutel in stand
STOP staat. Houdt u aan hetgeen beschreven staat op
de sticker op de fronttraverse (fig. 78). Het is raadzaam
de contactsleutel uit te nemen als er in de auto nog in-
zittenden zijn. Als de auto wordt verlaten, moet de con-
tactsleutel altijd worden uitgenomen of in stand STOP
worden gedraaid. Tijdens het tanken moet de motor uit-
gezet zijn en de sleutel in stand STOP staan.
Page 123 of 290

122WEGWIJS IN UW AUTO
EOBD-SYSTEEM
Met het EOBD-systeem (European On Board Diagnosis) kan een
doorlopende diagnose worden uitgevoerd op die componenten
op de auto die van invloed zijn op de emissie. Bovendien meldt
het systeem, door het branden van het lampje Uop het in-
strumentenpaneel en het verschijnen van een melding op het in-
stelbare multifunctionele display dat de betreffende componen-
ten defect zijn (zie het hoofdstuk “Lampjes op het instrumen-
tenpaneel”).
Het doel is:
❍de werking van het systeem controleren;
❍signaleren wanneer door een storing de emissies boven de
wettelijk vastgestelde drempelwaarde uitkomen;
❍signaleren wanneer het noodzakelijk is defecte componen-
ten te vervangen.
Het systeem beschikt verder nog over een diagnosestekker die,
als deze verbonden is met speciale apparatuur, het mogelijk
maakt, de door de regeleenheid opgeslagen storingscodes en de
specifieke parameters voor de diagnose en werking van de mo-
tor, te lezen.
Deze controle kan ook worden uitgevoerd door de verkeerspo-
litie.
BELANGRIJK Na het verhelpen van de storing moet het Lan-
cia Servicenetwerk voor een complete controle van het systeem,
tests uitvoeren op een testbank en, zo nodig, een proefrit ma-
ken die eventueel een langere afstand kan omvatten.
Als u de contactsleutel in stand MAR draait en
het lampje Ugaat niet branden of het gaat
branden of knipperen tijdens het rijden (en er
verschijnt ook een melding op het instelbare multi-
functionele display), wendt u dan zo snel mogelijk tot
het Lancia Servicenetwerk. De werking van het lamp-
jeUkan met speciale apparatuur door de verkeers-
politie gecontroleerd worden. Houdt u aan de wetge-
ving van het land waarin u rijdt.
ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING
“DUALDRIVE”
De elektrische stuurbekrachtiging “Dualdrive” werkt alleen als
de contactsleutel in stand MAR staat en de motor draait. Bij dit
systeem kan de bestuurder de hulpkracht voor het verdraaien
van het stuur aanpassen aan de rij-omstandigheden.
BELANGRIJK Als de contactsleutel snel wordt gedraaid, kan de
volledige werking van de stuurbekrachtiging na 1-2 seconden
worden bereikt.
Page 124 of 290

WEGWIJS IN UW AUTO123
1
IN-/UITSCHAKELEN CITY-FUNCTIE
Druk voor het in-/uitschakelen van de functie op de knop
A-fig.79.
De inschakeling van de functie wordt aangegeven doordat het
lampje CITY op het instrumentenpaneel gaat branden.
Met ingeschakelde CITY-functie draait het stuur heel licht, waar-
door makkelijker kan worden geparkeerd: deze instelling van de
stuurbekrachtiging is dus zeer geschikt voor het rijden in de stad.
STORINGSMELDINGEN
Bij eventuele storingen in het systeem gaat het lampje
gop het
instrumentenpaneel branden en verschijnt er een melding op het
instelbare multifunctionele display. Bij een storing in het systeem
blijft de auto mechanisch bestuurbaar.
BELANGRIJK In bepaalde omstandigheden kan door externe
factoren het lampje
gop het instrumentenpaneel gaan branden.
In dat geval moet u onmiddellijk de auto stilzetten, de motor on-
geveer 20 seconden uitzetten en vervolgens de motor weer star-
ten. Als het lampje
gblijft branden en de melding op het in-
stelbare multifunctionele display blijft weergegeven, wendt u dan
zo snel mogelijk tot het Lancia Servicenetwerk.
fig. 79
L0E0057m
Het is streng verboden om demontage-/montage-
werkzaamheden uit te voeren, waarvoor wijzi-
gingen in de stuurinrichting of de stuurkolom
vereist zijn (bijv. bij montage van een diefstalbeveili-
ging). Hierdoor kunnen de prestaties van het systeem,
de garantie en de veiligheid in gevaar worden gebracht
en voldoet de auto niet meer aan de typegoedkeuring.
Bij enkele uitvoeringen kan de SPORT-functie
niet worden ingeschakeld als de CITY-functie
ingeschakeld is. Om de SPORT-functie te kun-
nen inschakelen moet eerst de CITY-functie worden uit-
geschakeld en omgekeerd, omdat de kenmerken van
deze twee functies tegenstrijdig zijn.
Page 125 of 290

124WEGWIJS IN UW AUTO
BELANGRIJK De benodigde stuurkracht kan toenemen bij lang-
durige parkeermanoeuvres; dit is een normaal verschijnsel om
oververhitting van de motor voor de stuurbekrachtiging te voor-
komen. In deze situatie zijn er geen reparaties vereist. Als u de
auto een volgende keer weer gebruikt, zal de stuurbekrachtiging
weer normaal werken.TPMS-SYSTEEM
(Tyre Pressure Monitoring System)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De auto kan zijn uitgerust met een controlesysteem voor de ban-
denspanning TPMS (Tyre Pressure Monitoring System). Dit sys-
teem bestaat uit een sensor die op radiogolven werkt, in de velg
van elk wiel. Deze sensor stuurt informatie over de spanning van
iedere band naar de regeleenheid.
AANWIJZINGEN VOOR HET GEBRUIK VAN HET TPMS
Storingsmeldingen worden niet opgeslagen en worden dus niet
aangegeven als de motor wordt uitgezet en vervolgens weer wordt
gestart. Als de storingen blijven bestaan, stuurt de regeleenheid
de betreffende meldingen pas naar het instrumentenpaneel als
de auto een korte tijd rijdt.
Zet altijd de motor uit en verwijder de contact-
sleutel uit het contactslot, waardoor het stuur-
wiel wordt vergrendeld, voordat er onderhouds-
werkzaamheden worden uitgevoerd, vooral als de auto
met de wielen los van de grond staat. Als dit niet moge-
lijk is (als de sleutel in stand MAR moet staan of de
motor moet draaien), moet de hoofdzekering van de
elektrische stuurbekrachtiging worden verwijderd.
Het TPMS is niet in staat om te waarschuwen
voor een plotselinge vermindering van de ban-
denspanning (bijvoorbeeld bij een klapband).
Zet in dat geval de auto stil door voorzichtig te remmen
en maak daarbij geen plotselinge stuurbewegingen.
Page 126 of 290

WEGWIJS IN UW AUTO125
1Het vervangen van de normale banden door win-
terbanden en omgekeerd, vereist ook een aan-
passing van het TPMS, die uitsluitend door het
Lancia Servicenetwerk mag worden uitgevoerd.
Het TPMS vereist het gebruik van speciale appa-
ratuur. Raadpleeg het Lancia Servicenetwerk
over de accessoires die geschikt zijn voor het sys-
teem (wielen, wieldeksels enz.). Het gebruik van andere
accessoires kan de normale werking van het systeem
verhinderen.
De bandenspanning kan variëren afhankelijk
van de buitentemperatuur. Het TPMS kan tijde-
lijk een te lage bandenspanning signaleren.
Controleer in dat geval de bandenspanning bij koude
banden en herstel, indien nodig, de juiste spanning.
Als de auto is uitgerust met het TPMS, moet bij
het demonteren van een band, ook het rubber van
het ventiel vervangen worden. Wendt u tot het
Lancia Servicenetwerk.
Als de auto is uitgerust met het TPMS, moeten
bij het monteren/demonteren van de banden
en/of velgen speciale voorzorgsmaatregelen in
acht worden genomen. Om te voorkomen dat de senso-
ren beschadigen of verkeerd gemonteerd worden, mogen
de banden en/of de velgen uitsluitend door gespeciali-
seerd personeel vervangen worden. Wendt u tot het
Lancia Servicenetwerk.
Sterke straling op een radiofrequentie kan het
TPMS-systeem ontregelen. Dit wordt aan de
bestuurder aangegeven door het brandende
lampje
nof het symbool op het instrumentenpaneel en
het verschijnen van een melding op het display. Deze
melding verdwijnt automatisch zodra de storing het
systeem niet meer ontregelt.
Page 127 of 290
126WEGWIJS IN UW AUTO
Wendt u tot het
Lancia Servicenetwerk
Het beschadigde wiel
repareren
Wendt u tot het
Lancia Servicenetwerk
–
Wendt u tot het
Lancia Servicenetwerk
––
NEE
NEE
JA
JA
JAJA
JA
JA
NEE
NEE
NEE
(*) Velgmaten die als alternatief staan vermeld in het instructieboekje en die zijn gekozen uit het Lancia Lineaccessori-programma.
(**) Niet kruiselings (de banden moeten aan dezelfde zijde van de auto blijven). Zie voor het juiste gebruik van het systeem als de velgen/banden vervangen worden, de volgende tabel:
Handeling Aanwezigheid sensor Akoestisch Uitgevoerd door het
storing Lancia
Servicenetwerk
–
Een wiel vervangen
door het reservewiel
Wielen vervangen door
winterbanden
Wielen vervangen door
winterbanden
Wielen vervangen door andere
met afwijkende afmetingen (*)
Wielen omwisselen
(voor/achter) (**)
Page 128 of 290

WEGWIJS IN UW AUTO127
1
PARKEERSENSOREN
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze bevinden zich in de achterbumper van de auto fig. 80 en
attenderen de bestuurder via een repeterend geluidssignaal op de
aanwezigheid van obstakels achter de auto.
IN-/UITSCHAKELING
De sensoren worden automatisch geactiveerd als de achteruit
wordt ingeschakeld. Als de afstand tot het obstakel achter de au-
to kleiner wordt, neemt de frequentie van het geluidssignaal toe.
fig. 80
L0E0059m
AKOESTISCH WAARSCHUWINGSSYSTEEM
Als u de achteruit inschakelt en er een obstakel achter de auto
aanwezig is, klinkt er een akoestisch signaal waarvan de fre-
quentie afhankelijk is van de afstand van het obstakel tot de ach-
terbumper.
De frequentie van het geluidssignaal:
❍neemt toe als de afstand tot het obstakel kleiner wordt;
❍klinkt ononderbroken als de afstand tot het obstakel minder
is dan ongeveer 30 cm en stopt onmiddellijk als de afstand
tot het obstakel groter wordt;
❍blijft constant als de afstand tot het obstakel constant blijft.
Meetbereik
Meetbereik in het midden: 140 cm
Meetbereik aan de zijkanten: 60 cm
Als de sensoren meerdere obstakels signaleren, dan reageren zij
alleen op die obstakels die zich het dichtst bij de auto bevinden.