Page 97 of 290

96WEGWIJS IN UW AUTO
MAGIC BACK BOX (DUBBELE LAADRUIMTE)
fig. 63-64 (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Naast neerklapbare zitplaatsen, kan de auto ook zijn uitgerust
met een laadvloer die ingesteld kan worden op twee verschil-
lende hoogtes, waardoor een vlakke vloer wordt verkregen en
het volume van de bagageruimte modulair kan worden aange-
past.
Als u de laadvloer in de hoogste stand houdt, kunt u de ruimte
onder de laadvloer gebruiken als extra opbergplaats voor breek-
bare of kleine voorwerpen.
Om de ruimte onder de laadvloer te gebruiken, moet u de laad-
vloer A met een hand omhooghouden en de gewenste voorwer-
pen in de ruimte plaatsen.
BELANGRIJK De laadvloer mag alleen verplaatst worden als u
zich in het midden bevindt ten opzichte van de bagageruimte.Om de laadvloer A in de laagste stand te zetten fig 63:
❍draai altijd de klepjes C-fig.62 in verticale stand tegen de
rugleuning van de achterbank;
❍pak de handgreep B vast en plaats de laadvloer A (punt 1)
ongeveer 45° omhoog;
❍trek de laadvloer in horizontale richting naar u toe tot aan
het einde van de slag (punt 2);
❍duw de laadvloer iets naar beneden totdat hij punt 3 heeft
bereikt (laagste stand);
❍begeleid de laadvloer totdat deze in de “laagste stand” staat
(punt 4).
Om de laadvloer A van de laagste stand in de hoogste
stand te plaatsen fig. 64:
❍pak de handgreep B vast (punt 1) en plaats de laadvloer A
ongeveer 45° omhoog;
❍trek de laadvloer omhoog tot aan punt 2 en laat de vloer steu-
nen op de zijsteunen D;
❍trek de laadvloer naar u toe en plaats hem helemaal naar vo-
ren (punt 3);
❍laat de laadvloer zakken tot aan punt 4 (“hoogste stand”).
Het noodreservewiel uitnemen:
❍trek met behulp van de handgreep B de laadvloer omhoog;
❍til de vloerbedekking in de bagageruimte op;
❍pak het lusje dat aan de vloerbedekking is bevestigd en haak
het vast aan de bovenste rand van de bagageruimte.
fig. 62
L0E0220m
Page 98 of 290
WEGWIJS IN UW AUTO97
1
fig. 63L0E0221m
Page 99 of 290
98WEGWIJS IN UW AUTO
fig. 64L0E0222m
Page 100 of 290
WEGWIJS IN UW AUTO99
1
fig. 65L0E0053m
MOTORKAP
OPENEN fig. 65
Ga als volgt te werk:
❍trek de hendel A in de richting van de pijl;
❍bedien het hendeltje B zoals is aangegeven in de figuur;
❍til de motorkap op en trek gelijktijdig de steunstang C uit de
klem; steek vervolgens het uiteinde van de stang in de gro-
te opening D in de motorkap en druk de stang in de veilige
stand (kleine opening) zoals is afgebeeld in de figuur.
Als de steunstang verkeerd geplaatst wordt,
kan de motorkap onverwacht dichtvallen. Voer
deze handelingen alleen uit als de auto stil-
staat.
Controleer of de armen van de ruitenwissers
tegen de ruit aanstaan voordat u de motorkap
optilt.
Page 101 of 290

100WEGWIJS IN UW AUTO
Wees voorzichtig als u werkzaamheden in de
motorruimte moet verrichten en de motor nog
warm is, om brandwonden te voorkomen. Kom
niet met uw handen in de buurt van de elektroventila-
teur: de elektroventilateur kan, ook bij uitgeschakeld
contact, onverwacht inschakelen. Wacht tot de motor is
afgekoeld.
Pas op met sjaals, dassen of loszittende kleding-
stukken omdat ook deze door de bewegende
onderdelen kunnen worden gegrepen.
SLUITEN fig. 65
Ga als volgt te werk:
❍Houd de motorkap met een hand omhoog, trek met de an-
dere hand de stang C uit de zitting D en plaats de steunstang
terug in de klem;
❍Laat de motorkap tot op ongeveer 20 cm van de motorruimte
zakken, laat de motorkap vallen en controleer of de motor-
kap goed is gesloten door deze op te tillen. De motorkap mag
niet alleen door de beveiliging vergrendeld zijn. Druk in dit
laatste geval de motorkap niet dicht, maar til hem opnieuw
op en herhaal de handeling.
Om veiligheidsredenen moet de motorkap tijdens
het rijden altijd goed gesloten zijn. Controleer
daarom altijd of de motorkap goed vergrendeld
is. Als u tijdens het rijden merkt dat de motorkap niet
goed is vergrendeld, stop dan onmiddellijk en sluit de
motorkap op de juiste wijze.
Page 102 of 290
WEGWIJS IN UW AUTO101
1
IMPERIAAL/SKIDRAGER
BEVESTIGINGSPUNTEN
De bevestigingspunten bevinden zich op de in fig. 66 aangege-
ven plaatsen en zijn uitsluitend bereikbaar bij geopende portie-
ren.
In het Lancia Lineaccessori-programma is een imperi-
aal/skidrager opgenomen die speciaal voor de achterklep is ont-
wikkeld.
BELANGRIJK U dient zich strikt aan de montagevoorschriften
te houden die bij de set zijn geleverd. De montage moet altijd
door deskundige personen worden uitgevoerd.
fig. 66
L0E0111m
Houdt u strikt aan de wettelijke bepalingen
betreffende de maximale afmetingen.
Verdeel de lading gelijkmatig en houd tijdens de
rit rekening met een verhoogde zijwindgevoelig-
heid.
Het maximum laadvermogen van de auto mag
nooit overschreden worden (zie hoofdstuk “6”).
Page 103 of 290

102WEGWIJS IN UW AUTO
KOPLAMPEN
KOPLAMPEN AFSTELLEN
Goed afgestelde koplampen zijn belangrijk voor het comfort en
de veiligheid van uzelf en de overige weggebruikers. Bovendien
zijn er wettelijke voorschriften met betrekking tot de koplamp-
afstelling.
Voor optimaal zicht en zichtbaarheid moeten de koplampen op
de juiste wijze zijn afgesteld.
Wendt u voor controle of afstelling tot het Lancia Servicenet-
werk.
Controleer de afstelling van de koplampen telkens als het gewicht
of de plaats van de lading wijzigt.
KOPLAMPVERSTELLING fig. 67
De auto is uitgerust met een elektrische koplampverstelling, die
werkt met de contactsleutel in stand MAR en ingeschakeld dim-
licht.
Als de auto beladen is, helt hij achterover. Het gevolg is dat de
lichtbundel meer naar boven schijnt.
In dit geval moeten de koplampen worden versteld met de knop-
pen A en B.
Het display toont de stand gedurende de koplampverstelling.Correcte standen op basis van de beladingsgraad
Stand 0 – een of twee personen op de voorstoelen.
Stand 1 – vijf personen.
Stand 2 – vijf personen + bagage.
Stand 3 – bestuurder + maximale lading in de bagageruimte.
MISTLAMPEN VOOR AFSTELLEN
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Wendt u voor controle of afstelling tot het Lancia Servicenet-
werk.
fig. 67
L0E0054m
Page 104 of 290

WEGWIJS IN UW AUTO103
1
KOPLAMPAFSTELLING IN HET BUITENLAND
De dimlichten zijn afgesteld voor gebruik in het land waarin de
auto is verkocht. In die landen waarin aan de andere zijde van
de weg wordt gereden, moet om het tegemoetkomende verkeer
niet te verblinden, een gedeelte van de koplampen worden af-
geplakt overeenkomstig de wetgeving van het land waarin u rijdt.
ADAPTIEVE VERLICHTING
(AFS – Adaptive Xenon Light)
Dit systeem past de lichtbundel van de xenonlampen continu en
automatisch aan de rij-omstandigheden aan bij richtingveran-
deringen en in bochten. Het systeem richt de lichtbundel zo dat
de weg optimaal verlicht wordt en houdt daarbij rekening met
de snelheid van de auto, de scherpte van de bocht en de snelheid
van de stuurbeweging.Systeem in-/uitschakelen fig. 68
De adaptieve verlichting schakelt automatisch in bij het starten
van de auto. In dat geval blijft het lampje (geel) op de knop A
gedoofd.
Als u op de knop A drukt, worden de adaptieve lichten (indien
ingeschakeld) uitgeschakeld en gaat het lampje op de knop A
constant branden. De adaptieve verlichting opnieuw inschake-
len: druk opnieuw op de knop A (lampje op de knop gedoofd).
Bij een storing in het systeem gaat het lampje
fop het instru-
mentenpaneel of het symbool
fop het display knipperen en ver-
schijnt een bijbehorende melding op het display (voor bepaal-
de uitvoeringen/markten).
fig. 68
L0E0055m