Page 113 of 232

1BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
102
o Bewaar de cassettes op een koeleen droge plaats met de open zijde naar beneden gekeerd zodat wordt voorkomen dat stof binnendringt.
o Voorkom het herhaald snel
terugspoelen voor het opnieuwweergeven van een bepaald muziekgedeelte. Dit kan op den duurhet slecht opspoelen van de cas- sette tot gevolg hebben en ook van invloed zijn op de geluidsweergave.Soms kan dit worden gecorrigeerd door de tape enkele malen geheel op- en af te spoelen. Als dit niet hetgewenste resultaat oplevert, mag de cassette niet meer worden gebruikt.
o Na verloop van tijd zet zich op de weergavekop, de capstan en degeleidingen vuil af hetgeen van invloed is op de geluidskwaliteit.Hierdoor kan bijvoorbeeld een "zwevend" geluid ontstaan. Maak daarom éénmaal per maand gebruikvan een reinigingscassette of van speciaal daarvoor verkrijgbare produkten. Volg hierbij degebruiksaanwijzing van de fabrikant strikt op. De onderdelen van de cassettespeler mogen niet wordengesmeerd.
B880A02FC
Wij adviseren dringend het gebruik van C-60 cassettes (60 minuten speelduur).De C-120 of C-180 cassettetape is extreem dun waardoor deze in het mechanisme kan vastlopen.
o Het label op de cassette mag niet los
zitten, omdat dit het uitwerpen van de cassette bemoeilijkt.
o Raak de tape niet aan en let er tevens op dat de tape niet vochtigwordt.
o Houd alle magnetische voorwerpen zoals elektromotoren, luidsprekersof transformators uit de buurt van uw cassettetapes en cassettespeler.
ONDERHOUD VAN DE CASSETTETAPES
SR040B1-FX Een juiste behandeling van de cassettetapes verlengt de levensduur en verhoogt uw luisterplezier. Stel uwtapes niet bloot aan direct zonlicht, extreme koude of stoffige omstandigheden. Bewaar de cassettesaltijd in hun doosjes. Onder extreem hoge of lage temperaturen moet worden gewacht tothet interieur tot een normale waarde is opgewarmd resp. Afgekoeld voordat u een tape afspeelt. Neem de cassetteuit het toestel als hij niet wordt gebruikt. Dit voorkomt beschadigingen aan de cassettespeler en de cassettetape. B860A01L
Page 114 of 232

1
BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
103
1
BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
103
1
BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
103
N.B.: Controleer alvorens de cassette aan te brengen of de band strak op de
spoelen zit. Als dit niet zo is, trekhem dan strak door een van de spoelen met een potlood of een vinger te verdraaien. Breng de cas-sette niet aan als het label loszit, omdat het mogelijk is dat dit het aandrijfmechanisme blokkeert alswordt geprobeerd de cassette te verwijderen. Zorg ervoor dat cas- settes niet worden blootgesteld aanhoge temperaturen of een hoge vochtigheid, bijv. bovenop het dash- board of in het toestel.Wanneer een cassette erg koud of warm is, moet worden gewacht tot deze weer de normale temperatuurheeft bereikt alvorens hem in het toestel aan te brengen.ANTENNE
B870D01FC-GXT Dakantenne Uw auto heeft een dakantenne voor zowel de AM- als de FM-ontvangst. HFC220
HFC221
o Controleer altijd of de tape strak ligt
voordat hij in de cassettespeler wordt aangebracht. Is dit niet het geval steek dan een potlood in despoelopening en draai de cassettetape strak.
B860A03L
Head
Cotton applicator B860A02L
Page 115 of 232
1BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
104
LET OP:
o Verwijder de antenne voordat de auto in een wasstraat wordt gewassen, om beschadiging te voorkomen.
o Controleer voordat onder een lage
doorgang wordt gereden of dehoogte van de antenne moet worden gewijzigd.
o Bij het aanbrengen van de antenne moet hij goed worden vastgezet,om een goede ontvangst tewaarborgen.
!
Deze antenne kan worden verwijderd. Draai de antenne linksom om hem teverwijderen. Draai de antenne rechtsom om hem aan te brengen.
Page 116 of 232
2
Alvorens de motor te starten ........................................ 2-3 Sleutelstanden.............................................................. 2-4
Het starten van de motor .............................................. 2-5
Handgeschakelde versnellingsbak ............................... 2-7Automatische transm issie ........................................... 2-10
Anti-blokkeersysteem (ABS) .......................................2-14
Aandrijfregelsysteem (TCS) ........ ................................2-15
Elektronische stabiliteitsregeling ( ESP) .......................2-16
Opmerkingen met betrekking tot De remmen ..............2-18
Economisch rijden ....................................................... 2-19
Rijden onder winterse omstandigheden .......................2-21
Rijden met aanhanger of slepen .................................. 2-24
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
2
Page 117 of 232

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
2
C010A01O-AXT
WAARSCHUWING : UITLAATGASSEN KUNNEN GEVAARLIJK ZIJN!
Uitlaatgassen kunnen bijzonder gevaarlijk zijn. Ruikt u uitlaatgas in het interieur, open dan direct de ruiten.
o Niet inademen. Uitlaatgassen bevatten koolmonoxide: een kleur-en reukloos gas dat bewusteloosheid of dood door verstikking tot gevolg kan hebben.
o Let erop dat het uitlaatsysteem niet lekt. Het uitlaatsysteem moet regelmatig worden gecontroleerd. Laat de wagen zo snel mogelijk controleren wanneer u een verandering in geluid van de uitlaat waar neemt of een hard voorwerp de onderzijde van de wagen heeftgeraakt.
o Laat de motor niet draaien in een afgesloten ruimte. Het is gevaarlijk de motor te laten draaien in uw garage; zelfs als de deuren openstaan. Laat de motor nooit langer in de garage draaien dan nodig is om de motor te starten en de wagen naar buiten te rijden.
o Vermijd langdurig stationair draaien van de motor met passagiers in de wagen. Indien het nodig is de motor langdurig te laten draaien met passagiers in de wagen, zorg er dan voor dat de wagenin een open omgeving staat met de luchttoevoer in de stand voor frisse lucht. Laat bovendien de aanjager met een hoge snelheid draaien zodat verse lucht in het interieur wordt aangezogen. Indien vanwege te vervoeren objecten met geopende achterklep moet worden gereden, moet als volgt worden gehandeld:
1. Alle ruiten worden gesloten
2. De zijventilatieroosters open staan
3. De luchttoevoer in de stand voor frisse lucht staat, de zijventilatieroosters in de stand "Floor" of "Face" staat en dat de aanjager met een hoge snelheid draait.
Voor het waarborgen van een goede werking van het ventilatiesysteem moet er op worden gelet dat de roostersvoor de voorruit vrij zijn van sneeuw, ijs, bladeren etc.
!
Page 118 of 232

2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
3
!
START-/CONTACTSLOT MET STUUR-SLOTALVORENS DE MOTOR TE STARTEN
C020A02O-GXT Voer alvorens de motor te starten altijd de volgende controles uit:
1. Controleer de wagen op lekke banden,
olie- of koelvloeistoflekkage of andere tekenen van mogelijke problemen.
2. Controleer na het instappen of de
handrem is aangetrokken.
3. Controleer of alle ruiten en lampen schoon zijn.
4. Controleer de stand van de achteruitkijks-piegel en de buitenspiegels en controleer of ze schoon zijn.
5. Controleer of de stoel, rugleuning en hoofdsteun in de juiste stand staan.
6. Controleer of alle portieren gesloten zijn.
7. Gesp uw veiligheidsgordel om en
controleer of alle inzittenden deveiligheidsgordel hebben omgegespt.
8. Schakel verlichting en accessoires
uit die niet benodigd zijn.
9. Controleer met de contactsleutel in de stand "ON" of er de betreffendecontrolelampen branden en ofvoldoende brandstof in de tank aanwezig is. C030A02A-GXT De motor starten
o Zet bij de handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshandel in neutraal en druk het koppelingspedaal volledig in.
o Zet bij een automatische transmissie de keuzehandel in de stand "P"(parkeerstand).
o Draai de contactsleutel in de stand "START" en laat hem los zodra demotor aanslaat. Bedien de startmotor niet langer dan 15 secondenachtereen.
N.B.: Om veiligheidsredenen kan de mo- tor alleen worden gestart als de keuzehandel in de stand "P" of "N" staat (automatische transmissie).
WAARSCHUWING
(Alleen Dieselmotor):
Om zorg te dragen voor voldoende vacuûm voor de rembekrachtiging bij een koude start, is het noodzakelijkde motor na het starten even stationair te laten lopen.
!WAARSCHUWING
Zorg altijd voor degelijk schoeisel
tijdens het rijden met de auto. Het wordt afgeraden schoenen te dragen met hoge hakken ofschoenen met een groot loopoppervlak zoals "moon en "snowboots" om te voorkomen datde pendalen niet goed bediend kunnen worden.
Page 119 of 232

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
4
!
SLEUTELSTANDEN
N.B.: Bedien de startmotor niet langer dan 15 seconden achtereen. o "ON" In deze stand is de ontsteking ingeschakeld en kunnen alle elektrische accessoires in werking worden gesteld.Als de motor niet draait mag de contactsleutel niet in de "ON" stand blijven staan. Hierdoor wordt de accuontladen en kan schade aan het ontstekingssysteem ontstaan. N.B.: Zie voor meer informatie de rubriek "Starten van de motor". o "ACC" Met de contactsleutel in de stand "ACC" kunnen de radio en sommige andere elektrische verbruikers worden ingeschakeld.
SC050A2-FX
C040A01E
LOCK
ACC
ON
START
WAARSCHUWING:
Als de wagen rijdt mag de motor nietworden afgezet en mag de contactsleutel niet worden verwijderd, omdat het stuurslot danwordt ingeschakeld. o "START" In deze stand wordt de motor gestart. De startmotor blijft draaien totdat de sleutel wordt losgelaten. o "LOCK" In deze stand kan de contactsleutel worden verwijderd of aangebracht. Als beveiliging tegen diefstal treedt hetstuurslot in werking als de contactsleutel wordt verwijderd. N.B.:
Draai het stuurwiel naar links en
naar rechts om de contactsleutel om te kunnen draaien.
Page 120 of 232
2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
5
C070C01E
SC090D1-FX Het verwijderen van de contactsleutel(Handgeschakeldeversnellingsbak)(Indien gemonteerd)
1. Plaats de contactsleutel in de stand
"ACC".
2. Druk de contactsleutel in en draai
deze tegelijkertijd tegen de klok in van stand "ACC" naar stand "LOCK".
3. De sleutel kan in de stand "LOCK"
verwijderd worden.LOCK
ACC
ON
START!
HET STARTEN VAN DE MO- TOR
C050A01A-GXT Met Benzine-Injectie
C050A01E
WAARSCHUWING:
Laat de motor nooit in een gesloten of slecht geventileerde ruimte draaien. Koolmonoxide is reukloos en kan fataal zijn. C051A01O-AXT Het starten van de dieselmotor KOUDE MOTOR
o Zet het contact aan en wacht tot de
controlelamp van het voorgloeisysteem dooft.
o Bedien de startmotor tot de motor aanslaat.
MOTOR WARM Bedien de startmotor. Als de motor niet bij de eerste poging aanslaat, wacht dan enkele seconden en laat het con-tact aan zodat het voorgloeisysteem werkt.
Geef geen gas. Bedien de startmotortot de motor aanslaat.