Page 321 of 584

Achter
1. Maak het scheidingsnet achter de
achterstoelen vast aan de
bevestigingspunten aan de zijkant.
Als het scheidingsnet goed vastzit,
zijn de ontgrendelknoppen ingedrukt
en is de rode markering aan de zijkant
van de knop niet zichtbaar.
2. Open de klepjes van de
bevestigingspunten aan beide zijden.
3. Trek het net naar buiten, druk de
linker en rechter haakjes in en maak ze
vast aan de bevestigingspunten.Verwijderen van het scheidingsnet
Voor
Schuif het scheidingsnet naar rechts om
de bevestigingen los te maken en til het
omhoog.
Nadat het scheidingsnet is verwijderd,
moeten de rugleuningen van de
achterstoelen weer in de oorspronkelijke
positie worden teruggezet.
Achter
Druk de ontgrendelknoppen links en
rechts in en til het scheidingsnet
omhoog.
Halverwege vergrendelen van het
scheidingsnet indien naar buiten
getrokken
Het scheidingsnet is ontworpen om
halverwege te worden vergrendeld, op
een lengte die geschikt is voor gebruik
achter, mits langzaam naar buiten
getrokken. (Als het scheidingsnet snel
naar buiten wordt getrokken, kan het
helemaal naar buiten worden getrokken.)
5.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden
319
5
Voorzieningen in het interieur
Page 322 of 584

Ontgrendelen: Laat het net iets
terugrollen en trek het vervolgens weer
naar buiten.
WAARSCHUWING!
Bij het plaatsen van het
scheidingsnet
Controleer of het scheidingsnet goed
geplaatst is. Anders kunnen de
inzittenden bij plotseling remmen of
een aanrijding dodelijk of ernstig letsel
oplopen.
Bij het gebruik van het scheidingsnet
Controleer of de haken op de juiste
manier vastzitten in de
bevestigingspunten. Anders kunnen de
inzittenden bij plotseling remmen of
een aanrijding dodelijk of ernstig letsel
oplopen.
Voorzorgsmaatregelen bij het
vervoer van goederen
Het scheidingsnet is niet ontworpen
om de passagiers en de bestuurder te
beschermen tegen goederen die in de
bagageruimte worden vervoerd en
kunnen losraken. Goederen moeten
altijd goed worden vastgemaakt, zelfs
wanneer het scheidingsnet wordt
gebruikt.
5.4 Overige voorzieningen
in het interieur
5.4.1 Overige voorzieningen in
het interieur
USB-laadaansluiting (indien aanwezig)
De USB-laadaansluitingen worden
gebruikt om externe apparaten bij 5 V van
3,0 A aan stroom te voorzien. De
USB-laadaansluitingen zijn uitsluitend
bedoeld voor opladen. Ze zijn niet
ontworpen voor het overbrengen van
gegevens of andere doeleinden.
Afhankelijk van het draagbare apparaat
wordt er mogelijk niet goed opgeladen.
Raadpleeg de handleiding van het
apparaat voordat u de laadaansluiting
gebruikt.
Gebruik van de USB-laadaansluitingen
Voor
Open het deksel van het opbergvak in de
middenconsole.
Achter (indien aanwezig)
Open de klep.
5.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden
320
Page 323 of 584

De USB-laadaansluitingen kunnen
worden gebruikt als
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Situaties waarin de USB-
laadaansluitingen mogelijk niet goed
werken
• Als er een apparaat dat meer dan 3,0 A
bij 5 V verbruikt, wordt aangesloten
• Als er een apparaat dat is ontworpen
voor communicatie met een pc, zoals
een USB-geheugen, wordt
aangesloten
• Als het aangesloten externe apparaat
wordt uitgeschakeld (afhankelijk van
het apparaat)
• Als de temperatuur in de auto hoog is,
bijvoorbeeld nadat de auto in de zon
heeft gestaan
Over aangesloten externe apparaten
Afhankelijk van het aangesloten externe
apparaat wordt het opladen mogelijk
een enkele keer onderbroken en
vervolgens weer gestart. Dit duidt niet
op een storing.
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de
USB-laadaansluitingen
• Steek geen vreemde voorwerpen in de
aansluiting.
• Mors geen water of andere
vloeistoffen in de aansluitingen.
• Achterconsole: Sluit de klepjes als de
USB-laadaansluitingen niet worden
gebruikt. Vreemde voorwerpen of
vloeistoffen die in een aansluiting
terechtkomen, kunnen kortsluiting
veroorzaken.
• Oefen geen overmatige kracht uit op
de USB-laadaansluitingen en stel ze
niet bloot aan hevige schokken.
• Demonteer of wijzig de
USB-laadaansluitingen niet.
OPMERKING(Vervolg)
Voorkomen van schade aan externe
apparaten
• Laat externe apparaten niet achter in
de auto. De temperatuur in de auto
kan hoog oplopen, waardoor het
externe apparaat beschadigd kan
raken.
• Druk niet op een extern apparaat of de
kabel ervan en oefen er geen
onnodige druk op uit terwijl het
apparaat is aangesloten.
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Gebruik de USB-laadaansluitingen niet
gedurende lange tijd wanneer het
hybridesysteem is uitgeschakeld.
Accessoireaansluiting
Op de accessoireaansluiting kunnen
12V-accessoires worden aangesloten die
minder dan 10 A verbruiken.
Voor
Open het deksel van het consolevak en
open het klepje.
5.4 Overige voorzieningen in het interieur
321
5
Voorzieningen in het interieur
Page 324 of 584

Bagageruimte (wagon)
Open het deksel.
2ZR-FXE motor:
M20A-FXS motor:
De accessoireaansluiting kan worden
gebruikt als
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Als het hybridesysteem wordt
uitgeschakeld
Koppel aangesloten elektrische
apparaten met een oplaadfunctie, zoals
een powerbank, los. Als dergelijke
apparaten niet worden losgekoppeld,
wordt het hybridesysteem mogelijk niet
op de normale manier uitgeschakeld.
OPMERKING
Voorkomen dat de zekering
doorbrandt
Sluit geen accessoires aan die meer dan
12 V/10 A verbruiken.
Voorkomen van schade aan de
accessoireaansluiting
Sluit de accessoireaansluiting af met het
kapje als de aansluiting niet in gebruik is.
Vreemde voorwerpen of vloeistoffen die
in de accessoireaansluiting
terechtkomen, kunnen kortsluiting
veroorzaken.
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Gebruik de accessoireaansluiting niet
langer dan noodzakelijk is als het
hybridesysteem niet ingeschakeld is.
Draadloze lader (indien aanwezig)
U kunt een draagbaar apparaat, zoals een
smartphone of mobiele telefoon, opladen
door het simpelweg op het laadgebied te
plaatsen, mits het apparaat compatibel is
met de Qi draadloze-laadstandaard van
het Wireless Power Consortium.
De draadloze lader kan niet worden
gebruikt met draagbare apparaten die
groter zijn dan het oplaadvak. Daarnaast
werkt de draadloze lader mogelijk niet
goed, afhankelijk van het draagbare
apparaat. Raadpleeg de handleiding van
het draagbare apparaat.
Het “Qi”-logo
Het “Qi”-logo is een handelsmerk van het
Wireless Power Consortium.
5.4 Overige voorzieningen in het interieur
322
Page 325 of 584

Namen van alle onderdelen
AVoedingsschakelaar
BWerkingsindicator
CLaadgebied*
DOplaadvak*Compatibele draagbare apparaten
en draadloze laders hebben een
laadspoel. De laadspoel in de
draadloze lader kan binnen het
laadgebied rondom het midden van
het oplaadvak bewegen.
*Wanneer de laadspoel in een
draagbaar apparaat in het laadgebied
wordt gesignaleerd, beweegt de spoel
van de lader in de richting van de
andere spoel en wordt het laden
gestart. Als de laadspoel in het
draagbare apparaat uit het
laadgebied wordt gehaald, wordt het
laden automatisch gestopt.
*Bovendien worden, als er 2 of meer
draagbare apparaten tegelijkertijd op
het oplaadvak worden geplaatst,
mogelijk niet alle laadspoelen
gesignaleerd en is opladen wellicht
niet mogelijk.Gebruik van de draadloze lader
1. Druk op de voedingsschakelaar van de
draadloze lader.
Wanneer u nogmaals op de toets
drukt, wordt de draadloze lader
uitgeschakeld.
Wanneer de schakelaar aan is, gaat de
werkingsindicator (groen) branden.
2. Plaats een draagbaar apparaat op het
laadgebied.
Plaats het draagbare apparaat
zodanig dat het zich in het midden
van het laadgebied bevindt met het
laadoppervlak naar de draadloze lader
gericht.
De laadspoel bevindt zich bij sommige
apparaten niet in het midden. Plaats
in dat geval het apparaat zodanig dat
de laadspoel zich in het midden van
het laadgebied bevindt.
Tijdens het laden gaat de
werkingsindicator (oranje) branden.
Wanneer er niet wordt geladen, plaats
dan het draagbare apparaat zo dicht
mogelijk bij het midden van het
laadgebied. Als het laden niet wordt
uitgevoerd, brandt de
werkingsindicator langzaam
afwisselend groen en oranje en is er
mogelijk herhaaldelijk een
werkingsgeluid van de laadspoel
hoorbaar.
Wanneer het laden is voltooid, gaat de
werkingsindicator (groen) branden.
5.4 Overige voorzieningen in het interieur
323
5
Voorzieningen in het interieur
Page 326 of 584

Oplaadfunctie
• Als er een poosje is verstreken sinds
het laden is voltooid en het draagbare
apparaat niet is verplaatst, begint de
draadloze lader opnieuw met laden.
• Als het draagbare apparaat binnen het
laadgebied wordt verplaatst, kan de
verbinding met de laadspoel
wegvallen en wordt het laden
mogelijk tijdelijk onderbroken.
Wanneer echter een laadspoel in het
laadgebied wordt gesignaleerd,
beweegt de spoel van de lader zich in
de richting van de andere spoel en
wordt het laden hervat.Als het draagbare apparaat uit het
laadgebied wordt gehaald, wordt het
laden gestopt. Op dat moment brandt
de werkingsindicator langzaam
afwisselend groen en oranje en is er
mogelijk herhaaldelijk een
werkingsgeluid van de laadspoel
hoorbaar. Verplaats het draagbare
apparaat naar het midden van het
laadgebied.
Snellaadfunctie
• Sommige apparaten, zoals de
volgende, kunnen gebruikmaken van
de snellaadfunctie.
– Apparatuur die geschikt is voor
snelladen en voldoet aan versie
1.2.4 van de WPC-specificatie
– iPhones met 7,5 W laadvermogen
(iPhone 8 en nieuwer)
• Wanneer een draagbaar apparaat dat
snelladen ondersteunt, wordt
opgeladen, schakelt de oplaadfunctie
automatisch over op snelladen.
Status werkingsindicator
Werkingsindicator Status
Uit De draadloze lader staat uit
Groen (brandt)Stand-by (laden is mogelijk)
*1
Laden is voltooid*2
Oranje (brandt)Er is een draagbaar apparaat op het laadge-
bied geplaatst (het draagbare apparaat wordt
geïdentificeerd)
Bezig met laden
*1In stand-by levert de lader geen vermogen. Als er in deze stand een metalen voorwerp
op het oplaadvak wordt geplaatst, zal dit niet warm worden.
*2Afhankelijk van het draagbare apparaat blijft de werkingsindicator mogelijk (oranje)
branden nadat het laden is voltooid.
5.4 Overige voorzieningen in het interieur
324
Page 327 of 584

• Als de werkingsindicator knippert
Als er een fout is gesignaleerd, knippert de werkingsindicator (oranje). Neem de juiste
maatregelen volgens onderstaande tabel.
Werkingsindicator Vermoedelijke oorzaak Maatregel
Groen (brandt)Sleutel wordt gesignaleerd
door Smart entry-systeem
met startknopWacht tot de signalering van
de sleutel is voltooid.
Knippert continu 1 keer per
secondeFout in communicatie tussen
auto en draadloze laderAls het hybridesysteem is
ingeschakeld, schakel dan de
motor uit en start de motor
vervolgens weer.
Als het contact in stand ACC
staat, start dan het hybride-
systeem. (→Blz. 173)
Knippert steeds 3 keer
(oranje)Vreemd voorwerp gesigna-
leerd
Als een metalen voorwerp in
het oplaadvak wordt gesigna-
leerd, treedt de beveiliging
tegen oververhitting in wer-
king.Verwijder het vreemde voor-
werp uit het oplaadvak.
Draagbaar apparaat niet goed
gepositioneerd
Als de laadspoel van een
draagbaar apparaat niet goed
in het oplaadvak ligt, treedt
de beveiliging tegen overver-
hitting in werking.Verwijder het draagbare ap-
paraat uit het oplaadvak, con-
troleer of het controlelampje
weer groen wordt en plaats
het draagbare apparaat on-
geveer in het midden van het
oplaadvak.
Als het draagbare apparaat
bovendien is voorzien van
een hoesje, is het raadzaam
dit hoesje te verwijderen.
Knippert steeds 4 keer
(oranje)Temperatuur in draadloze la-
der is hoger dan een bepaalde
waardeStop het laden, verwijder het
draagbare apparaat uit het
oplaadvak en wacht tot de
temperatuur is gedaald voor-
dat u de draadloze lader weer
gebruikt.
De draadloze lader kan worden bediend
als
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Draagbare apparaten die kunnen
worden geladen
• Draagbare apparaten die compatibel
zijn met de Qi draadloze-
laadstandaard kunnen worden
geladen met de draadloze lader.Compatibiliteit met alle apparaten die
aan de Qi draadloze-laadstandaard
voldoen is echter niet gegarandeerd.
• De draadloze lader is ontworpen voor
het leveren van een laag vermogen
(5 W of lager) aan een mobiele
telefoon, smartphone of ander
draagbaar apparaat.
• De volgende draagbare apparaten
kunnen echter worden geladen met
meer dan 5 W.
5.4 Overige voorzieningen in het interieur
325
5
Voorzieningen in het interieur
Page 328 of 584

– iPhone's met 7,5 W laadvermogen
kunnen met maximaal 7,5 W worden
geladen.
– Apparatuur die voldoet aan versie
1.2.4 van de WPC-specificatie
(Extended Power profile) kan met
maximaal 10 W worden opgeladen.
Gebruik van het Smart entry-systeem
met startknop
Wanneer het Smart entry-systeem met
startknop scant op de aanwezigheid van
elektronische sleutels kan het laden
tijdelijk worden onderbroken.
Wanneer er een hoesje om het
draagbare apparaat zit of wanneer er
een accessoire aan is bevestigd
Laad het draagbare apparaat niet
wanneer er een hoesje om het draagbare
apparaat zit of wanneer er een accessoire
aan is bevestigd die niet Qi-compatibel
is. Afhankelijk van het type hoesje
(inclusief bepaalde originele onderdelen
van de fabrikant) en/of accessoire kan
het zijn dat het laden van het draagbare
apparaat niet mogelijk is. Als het
draagbare apparaat op het laadgebied is
geplaatst en niet wordt geladen,
verwijder dan het hoesje en/of het
accessoire.
Voorzorgsmaatregelen bij laden
Tijdens het laden worden de draadloze
lader en het draagbare apparaat warm.
Dit duidt niet op een storing.
Wanneer een draagbaar apparaat tijdens
het laden warm wordt en het laden stopt
als gevolg van de beschermingsfunctie
van het draagbare apparaat, wacht dan
tot het draagbare apparaat is afgekoeld
en laad dan opnieuw.
Er kan ook een ventilator worden
ingeschakeld om de temperatuur in de
lader te verlagen. Dit is normaal en duidt
niet op een storing.Geluid gegenereerd tijdens de
bediening
Als op de voedingsschakelaar wordt
gedrukt om de draadloze lader in te
schakelen, als op de startknop wordt
gedrukt om het contact in stand ACC of
AAN te zetten terwijl de draadloze lader
is ingeschakeld of wanneer er een
draagbaar apparaat wordt gesignaleerd,
zijn er mogelijk werkingsgeluiden te
horen. Dit is normaal en duidt niet op een
storing.
Omstandigheden waaronder de
draadloze lader mogelijk niet goed
werkt
In de volgende situaties werkt de
draadloze lader mogelijk niet goed:
• Als de cameralens van een draagbaar
apparaat 3 mm of meer uitsteekt
• Als de elektronische sleutel zich niet
in de auto bevindt
• Wanneer een draagbaar apparaat
volledig is geladen
• Wanneer een draagbaar apparaat
wordt geladen via een kabel
• Wanneer zich verontreinigingen
bevinden tussen het laadgebied en
het draagbare apparaat
• Wanneer het draagbare apparaat
tijdens het laden te heet wordt
• Als de temperatuur in de buurt van het
oplaadvak onder invloed van
bijvoorbeeld zonlicht hoger wordt dan
35°C
• Wanneer een draagbaar apparaat met
het laadoppervlak naar boven is
geplaatst
• Wanneer de laadspoel in het
draagbare apparaat niet in het midden
van het laadgebied is geplaatst
• Wanneer een draagbaar apparaat te
groot is voor het oplaadvak
• Wanneer een vouwbaar draagbaar
apparaat buiten het laadgebied is
geplaatst
5.4 Overige voorzieningen in het interieur
326