Page 217 of 584

WAARSCHUWING!(Vervolg)
Wanneer moet het Pre-Crash
Safety-systeem worden
uitgeschakeld
• Wanneer het nodig is om het
systeem uit te schakelen:→blz. 208
Signaleerbare objecten
Het systeem kan de volgende objecten
signaleren. (De signaleerbare objecten
verschillen afhankelijk van de functie.)
• Voertuigen
• Fietsen
*
• Voetgangers
• Motorfietsen*
*
Alleen als signaleerbaar object
gesignaleerd als ermee wordt gereden.
Systeemfuncties
Pre-Crash-waarschuwing
Wanneer het systeem oordeelt dat een
aanrijding waarschijnlijk is, klinkt er een
zoemer en worden er een icoon en een
waarschuwingsmelding weergegeven op
het multi-informatiedisplay om de
bestuurder aan te sporen om uit te
wijken.
Als het signaleerbare object een voertuig
is, wordt er in combinatie met de
waarschuwing in beperkte mate geremd.
Als het systeem oordeelt dat het
gaspedaal diep wordt ingetrapt, worden
het volgende icoon en de volgende
melding weergegeven op hetmulti-informatiedisplay.
Pre-Crash Brake Assist
Als het systeem oordeelt dat de kans op
een aanrijding groot is en de bestuurder
onvoldoende remt, wordt de remkracht
vergroot.
Pre-Crash Brake Control
Wanneer het systeem oordeelt dat de
kans op een aanrijding zeer groot is,
worden de remmen automatisch
bekrachtigd om te helpen een aanrijding
te voorkomen of de snelheid van de
aanrijding te verlagen.
Emergency Steering Assist
Als het systeem oordeelt dat aan de
volgende voorwaarden wordt voldaan,
wordt er ondersteuning geboden om te
helpen de voertuigstabiliteit te
verbeteren en het verlaten van de
rijstrook te voorkomen. Tijdens de
ondersteuning wordt naast de
Pre-Crash-waarschuwing het volgende
icoon weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
• De kans op een aanrijding is groot
• Er is voldoende ruimte op de rijstrook
om uit te wijken
• De bestuurder bedient het stuurwiel
Tijdens de ondersteuning werkt de
Pre-Crash-waarschuwing en wordt er
een melding weergegeven om de
bestuurder te waarschuwen.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
215
4
Rijden
Page 218 of 584

Botspreventie op kruisingen (links of
rechts afslaan)
Als in situaties zoals de volgende het
systeem oordeelt dat de kans op een
aanrijding groot is, treden de
Pre-Crash-waarschuwing en
Pre-Crash-remmen in werking.
Afhankelijk van de kruising werkt de
ondersteuning mogelijk niet goed.
• Wanneer u rechts/links afslaat op een
kruispunt en het pad van een
tegenligger kruist
• Wanneer u rechts/links afslaat en een
tegemoetkomende voetganger of
fiets wordt gesignaleerdBotspreventie op kruisingen (kruisende
voertuigen)
Als het systeem op een kruising oordeelt
dat de kans op een aanrijding met een
naderende auto of motorfiets groot is,
treden de Pre-Crash-waarschuwing en
Pre-Crash-remmen in werking.
Afhankelijk van de kruising werkt de
ondersteuning mogelijk niet goed.
Acceleratiebeperking bij lage snelheid
Als terwijl met lage snelheid wordt
gereden het gaspedaal diep wordt
ingetrapt en het systeem oordeelt dat er
een kans is op een aanrijding, wordt het
vermogen van het hybridesysteem
beperkt of worden de remmen lichtjes
geactiveerd om de acceleratie te
beperken. Tijdens de werking klinkt er
een zoemer en worden er een
waarschuwingslampje en een melding
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
216
Page 219 of 584

Dempingsregeling
Wanneer het systeem oordeelt dat de
kans op een aanrijding groot is, regelt het
Adaptive Variable Suspension-systeem
(→blz. 288) de dempingskracht van de
schokdempers om de auto te helpen
stabiel te blijven.
WAARSCHUWING!
Pre-Crash Brake-systeem
• Als de Pre-Crash Brake-functie in
werking is, wordt er veel remkracht
toegepast.
• De Pre-Crash Brake-functie is niet
ontworpen om de auto stil te laten
staan. Als de auto tot stilstand is
gebracht door de Pre-Crash Brake
Control moet de bestuurder indien
nodig onmiddellijk het rempedaal
bedienen.
• De Pre-Crash Brake-functie werkt
mogelijk niet, afhankelijk van de
bediening van de auto door de
bestuurder. Als het gaspedaal diep
wordt ingetrapt of het stuurwiel
wordt gedraaid, oordeelt het
systeem mogelijk dat de bestuurder
een uitwijkactie uitvoert en werkt
het Pre-Crash Brake-systeem
mogelijk niet.
• Als het rempedaal wordt ingetrapt,
oordeelt het systeem mogelijk dat de
bestuurder een uitwijkactie uitvoert
en stelt het mogelijk het
werkingstijdstip van de Pre-Crash
Brake-functie uit.
Acceleratiebeperking bij lage
snelheid
Als het stuurwiel wordt gedraaid,
oordeelt het systeem mogelijk dat de
bestuurder een uitwijkactie uitvoert en
werkt de acceleratiebeperking bij lage
snelheid mogelijk niet of wordt de
werking ervan mogelijk geannuleerd.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Emergency Steering Assist
• De werking van de Emergency
Steering Assist wordt uitgeschakeld
wanneer het systeem vaststelt dat
het verlaten van de rijstrook is
voorkomen.
• Afhankelijk van de acties van de
bestuurder werkt de Emergency
Steering Assist mogelijk niet of
wordt de werking onderbroken.
– Als het gaspedaal diep wordt
ingetrapt, er een ruk aan het
stuurwiel wordt gegeven, het
rempedaal wordt ingetrapt of de
richtingaanwijzer wordt
ingeschakeld, kan het systeem
oordelen dat de bestuurder een
uitwijkmanoeuvre uitvoert en
werkt de Emergency Steering
Assist mogelijk niet.
– Wanneer de Emergency Steering
Assist in werking is en het
gaspedaal diep wordt ingetrapt, er
een ruk aan het stuurwiel wordt
gegeven of het rempedaal wordt
ingetrapt, kan het systeem oordelen
dat de bestuurder een
uitwijkmanoeuvre uitvoert waarop
de werking van de Emergency
Steering Assist wordt onderbroken.
– Wanneer de Emergency Steering
Assist in werking is en het stuurwiel
wordt tegengehouden of tegen de
richting van het systeem in wordt
gedraaid, zal de werking van de
Emergency Steering Assist worden
onderbroken.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
217
4
Rijden
Page 220 of 584

Werkingsvoorwaarden voor elke functie van het Pre-Crash Safety-systeem
Het Pre-Crash Safety-systeem wordt ingeschakeld en het systeem oordeelt dat de kans
op een frontale aanrijding met een obstakel groot is.
In de volgende situaties werkt het systeem echter niet:
• Als gedurende een bepaalde tijd niet met de auto is gereden terwijl een accupool is
losgenomen en weer is aangesloten
• Als de selectiehendel in stand R staat
• Als het controlelampje VSC OFF brandt (alleen de Pre-Crash-waarschuwingsfunctie
werkt)
De snelheden waarbij elke functie werkt en de voorwaarden voor uitschakeling van elke
functie zijn:
• Pre-Crash-waarschuwing
Signaleerbare objecten RijsnelheidSnelheidsverschil tussen uw
auto en het object
Voorliggers, stilstaande voer-
tuigenOngeveer 5 - 180 km/h Ongeveer 5 - 180 km/h
Tegenliggers Ongeveer 30 - 180 km/h Ongeveer 80 - 220 km/h
Fietsen Ongeveer 5 - 80 km/h Ongeveer 5 - 80 km/h
Voetgangers Ongeveer 5 - 80 km/h Ongeveer 5 - 80 km/h
Voorliggende motorfietsen,
stilstaande motorfietsenOngeveer 5 - 180 km/h Ongeveer 5 - 80 km/h
Tegemoetkomende motor-
fietsenOngeveer 30 - 180 km/h Ongeveer 30 - 180 km/h
Wanneer de Pre-Crash-waarschuwing in werking is en het stuurwiel stevig of plotseling
wordt verdraaid, wordt de functie mogelijk uitgeschakeld.
• Pre-Crash Brake Assist
Signaleerbare objecten RijsnelheidSnelheidsverschil tussen uw
auto en het object
Voorliggers, stilstaande voer-
tuigenOngeveer 30 - 180 km/h Ongeveer 10 - 180 km/h
Fietsen Ongeveer 30 - 80 km/h Ongeveer 30 - 80 km/h
Voetgangers Ongeveer 30 - 80 km/h Ongeveer 30 - 80 km/h
Voorliggende motorfietsen,
stilstaande motorfietsenOngeveer 30 - 180 km/h Ongeveer 10 - 80 km/h
• Pre-Crash Brake-systeem
Signaleerbare objecten RijsnelheidSnelheidsverschil tussen uw
auto en het object
Voorliggers, stilstaande voer-
tuigenOngeveer 5 - 180 km/h Ongeveer 5 - 180 km/h
Tegenliggers Ongeveer 30 - 180 km/h Ongeveer 80 - 220 km/h
Fietsen Ongeveer 5 - 80 km/h Ongeveer 5 - 80 km/h
Voetgangers Ongeveer 5 - 80 km/h Ongeveer 5 - 80 km/h
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
218
Page 221 of 584

Signaleerbare objecten RijsnelheidSnelheidsverschil tussen uw
auto en het object
Voorliggende motorfietsen,
stilstaande motorfietsenOngeveer 5 - 180 km/h Ongeveer 5 - 80 km/h
Tegemoetkomende motor-
fietsenOngeveer 30 - 180 km/h Ongeveer 30 - 180 km/h
Als zich een van de volgende situaties voordoet terwijl het Pre-Crash Brake-systeem in
werking is, wordt dit systeem uitgeschakeld:
• Het gaspedaal wordt diep ingetrapt
• Het stuurwiel wordt met veel kracht of plotseling bediend
• Emergency Steering Assist
De Emergency Steering Assist werkt niet als de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
De Emergency Steering Assist werkt niet als het controlelampje VSC OFF brandt.
Signaleerbare objecten Rijsnelheid Snelheidsverschil tussen uw
auto en het object
Voorliggers, gestopte auto's,
fietsen, voetgangers, motor-
fietsenOngeveer 40 - 80 km/h Ongeveer 40 - 80 km/h
Als de Emergency Steering Assist geactiveerd is, kan de werking worden onderbroken
door een van de volgende handelingen:
• Het gaspedaal wordt diep ingetrapt
• Het stuurwiel wordt met veel kracht of plotseling bediend
• Het rempedaal is ingetrapt
• Botspreventie op kruisingen (links of rechts afslaan)
De botspreventie op kruisingen (bij afslaan naar links of rechts) werkt alleen als de
richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
Signaleerbare objec-
tenRijsnelheid Snelheid tegenliggerSnelheidsverschil
tussenuwautoen
het object
Tegenliggers Ongeveer 5 - 40 km/h Ongeveer 5 - 75 km/hOngeveer 10 -
115 km/h
Voetgangers Ongeveer 5 - 30 km/h —Ongeveer 5 -
40 km/h
Fietsen Ongeveer 5 - 30 km/h —Ongeveer 5 -
50 km/h
Tegemoetkomende
motorfietsenOngeveer 5 - 40 km/h Ongeveer 5 - 75 km/hOngeveer 10 -
115 km/h
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
219
4
Rijden
Page 222 of 584

• Botspreventie op kruisingen (kruisende voertuigen)
Signaleerbare objec-
tenRijsnelheidSnelheid kruisende
autoSnelheidsverschil
tussenuwautoen
het object
Voertuigen, motor-
fietsen (van opzij)Ongeveer 5 - 60 km/h■Uw rijsnelheid of
lager
■Ongeveer
40 km/h of lagerOngeveer 5 -
60 km/h
• Acceleratiebeperking bij lage snelheid
De acceleratiebeperking bij lage snelheid werkt niet als de richtingaanwijzers zijn
ingeschakeld.
Signaleerbare objecten RijsnelheidSnelheidsverschil tussen uw
auto en het object
Voorliggers, stilstaande voer-
tuigen, voetgangers, fietsenOngeveer 0 - 15 km/h Ongeveer 0 - 15 km/h
Als de acceleratiebeperking bij lage snelheid geactiveerd is, kan de werking worden
onderbroken door een van de volgende handelingen:
• Het gaspedaal is losgelaten.
• Het stuurwiel wordt met veel kracht of
plotseling bediend
Detectie van signaleerbare objecten
Het signaleren van objecten is
afhankelijk van hun grootte, vorm en
beweging. Afhankelijk van de
hoeveelheid omgevingslicht en van de
beweging, de stand en de richting van
een signaleerbaar object wordt het
object mogelijk niet gesignaleerd en
werkt het systeem mogelijk niet goed.
Het systeem detecteert de volgende
vormen als signaleerbare objecten.Omstandigheden waaronder het
systeem mogelijk werkt, zelfs als er
weinig kans op een aanrijding is
• Onder bepaalde omstandigheden,
zoals de volgende, kan het systeem
bepalen dat de kans op een aanrijding
groot is en zal het in werking treden:
– Wanneer een signaleerbaar object
wordt gepasseerd
– Bij het veranderen van rijstrook om
een signaleerbaar object in te halen
– Bij het plotseling opdoemen van
een signaleerbaar object
– Bij het naderen van signaleerbare
objecten in de berm, zoals vangrails,
telefoonpalen, bomen of muren
– Als er een signaleerbaar object of
ander object langs de weg staat aan
het begin van een bocht
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
220
Page 223 of 584

– Als er (geverfde) patronen vóór uw
auto aanwezig zijn die ten onrechte
aangezien kunnen worden voor een
signaleerbaar object
– Bij het passeren van een signaleer-
baar object dat van rijstrook wisselt
of links of rechts afslaat
– Bij het passeren van een
signaleerbaar object dat stilstaat
om links of rechts af te slaan
– Als een signaleerbaar object stopt
net voordat het zich in de rijrichting
van uw auto bevindt
–
Wanneer wordt gereden op plaatsen
met een constructie boven de weg
(verkeersbord, reclamebord, enz.)
– Bij het naderen van een slagboom
van een elektronische tolpoort,
slagboom bij een parkeerterrein of
andere afscheiding die open- en
dichtgaat
– Als bij het links of rechts afslaan een
tegenligger, voetganger of fietser
voor uw auto langs kruist
– Bij het links of rechts afslaan voor
een tegenligger, voetganger of
fietser langs
– Wanneer u links/rechts afslaat en
een tegemoetkomend voertuig,
tegemoetkomende motorfiets of
tegemoetkomende voetganger of
fietser stopt of van koers wijzigt
direct voordat hij/zij binnen de
koers van de auto komt
– Als bij het afslaan naar links of
rechts een tegenligger ook links of
rechts afslaat voor uw auto
– Als het stuurwiel wordt bewogen in
de richting van de baan van een
tegenligger
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
• Onder bepaalde omstandigheden,
zoals de volgende, kan een
signaleerbaar object mogelijk niet
worden gedetecteerd door de voorste
sensoren, waardoor het systeem
mogelijk niet goed werkt:
– Wanneer een signaleerbaar object
uw auto nadert
– Wanneer uw auto of een
signaleerbaar object een
slingerende beweging maakt
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
221
4
Rijden
Page 224 of 584

– Als een signaleerbaar object een
abrupte beweging maakt (zoals een
uitwijkmanoeuvre, plotseling
versnellen of afremmen)
– Bij het plotseling opdoemen van
een signaleerbaar object
– Wanneer een signaleerbaar object
zich vlak bij bijvoorbeeld een muur,
hek, vangrail, putdeksel, stalen
rijplaat of een andere auto bevindt
– Als het signaleerbare object zich
onder een bepaalde constructie
bevindt
– Als het signaleerbare object deels
verborgen is achter een ander
voorwerp (grote koffer, paraplu,
vangrail, enz.)
– Als meerdere signaleerbare
objecten elkaar overlappen
– Als een helder licht, zoals van de
zon, wordt gereflecteerd door het
signaleerbare object
– Wanneer een signaleerbaar object
wit is en er extreem licht uitziet
– Als het signaleerbare object
vanwege de kleur of helderheid niet
goed opvalt
– Wanneer een signaleerbaar object
uw auto afsnijdt of plotseling
opduikt voor uw auto
– Bij het naderen van een auto onder
een hoek
– Wanneer een fiets een kinderfiets,
een fiets met bepakking, een fiets
met iemand achterop, een fiets met
een voorovergebogen bestuurder of
een fiets met een bijzondere vorm
(fiets met een kinderzitje, tandem,
enz.) is
– Als de voetganger of fietser kleiner
is dan ongeveer 1 m of langer dan
ongeveer 2 m
– Als het silhouet van een voetganger
of fietser onduidelijk is
(bijvoorbeeld door het dragen van
een regenjas of lange rok)
– Als een voetganger of fietser
vooroverbuigt of gehurkt zit
– Als een voetganger of fietser een
hoge snelheid heeft– Als een voetganger een
wandelwagentje, rolstoel, fiets of
ander voertuig voortduwt
– Als een signaleerbaar object niet
goed opvalt, zoals tijdens de
schemering, of 's nachts of in een
tunnel
– Als de auto een poosje heeft
stilgestaan nadat het
hybridesysteem is gestart
– Tijdens of enkele seconden na het
afslaan naar links of rechts
– Tijdens of enkele seconden na het
rijden in een bocht
– Wanneer u links/rechts afslaat en
een tegemoetkomend voertuig op
een rijstrook die 3 of meer rijstroken
van de auto verwijderd is
– Wanneer u links/rechts afslaat en
de koers van de auto sterk afwijkt
van de richting van het
tegemoetkomende verkeer
– Wanneer u links/rechts afslaat en
een voetganger of fiets nadert die in
dezelfde richting als de auto
bewoog en rechtdoor blijft gaan
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
222