Page 297 of 584

Tijdens het rijden
Verhoog de snelheid geleidelijk, houd een
veilige afstand tussen u en uw voorligger
en pas de snelheid aan aan de conditie
van de weg.
Bij het parkeren
• Schakel de automatische werking van
de parkeerrem uit. Anders kan de
parkeerrem vastvriezen en mogelijk
niet worden gedeactiveerd.
Maak ook geen gebruik van de
volgende systemen omdat hierdoor
de parkeerrem kan worden bediend,
zelfs wanneer de automatische
werking uitgeschakeld is.
– Brake Hold-systeem
• Parkeer de auto en zet de
selectiehendel in stand P, maar
activeer de parkeerrem niet. De
parkeerrem kan vastvriezen en bij het
deactiveren niet vrij komen. Blokkeer
bij het parkeren van de auto de wielen
zonder de parkeerrem te gebruiken.
Het niet in acht nemen hiervan kan
gevaarlijk zijn omdat de auto
onverwacht in beweging kan komen,
hetgeen kan leiden tot een ongeval.
Wanneer de parkeerrem in de
automatische modus staat, wordt de
parkeerrem gedeactiveerd wanneer
de selectiehendel in stand P wordt
gezet. (→Blz. 185) Zet het contact UIT
terwijl u de parkeerremschakelaar
indrukt.
• Controleer als de auto geparkeerd is
zonder de parkeerrem te activeren of
de selectiehendel niet uit stand P kan
worden gezet.
• Als de auto stilstaat en de remmen
vochtig zijn terwijl de temperatuur
laag is, kunnen de remmen bevriezen.Kiezen van sneeuwkettingen
Gebruik de juiste maat sneeuwkettingen.
De maat van de sneeuwkettingen is
afgestemd op de bandenmaat.
AZijketting (diameter 3 mm)
BZijketting (breedte 10 mm)
CZijketting (lengte 30 mm)
DDwarsketting (diameter 4 mm)
EDwarsketting (breedte 14 mm)
FDwarsketting: (lengte 25 mm)
Wetgeving met betrekking tot het
gebruik van sneeuwkettingen
De wetgeving met betrekking tot het
gebruik van sneeuwkettingen verschilt
per land en per soort weg. Stel u op de
hoogte van lokale voorschriften alvorens
sneeuwkettingen te monteren.
Monteren van sneeuwkettingen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht bij het monteren en verwijderen
van sneeuwkettingen:
• Monteer en verwijder de
sneeuwkettingen op een veilige
locatie.
• Monteer de sneeuwkettingen
uitsluitend op de voorwielen. Gebruik
geen sneeuwkettingen om de
achterwielen.
• Plaats de sneeuwkettingen zo strak
mogelijk om de voorwielen. Zet de
sneeuwkettingen na 0,5 - 1,0 km
opnieuw vast.
4.6 Rijtips
295
4
Rijden
Page 298 of 584
• Monteer de sneeuwkettingen volgens
de meegeleverde gebruiksaanwijzing.
OPMERKING
Monteren van sneeuwkettingen
Als er sneeuwkettingen gemonteerd
zijn, werken de
bandenspanningssensoren en -zenders
mogelijk niet goed.
4.6 Rijtips
296
Page 299 of 584
5.1 Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming.........298
5.1.1 Automatische airconditioning . . .298
5.1.2 Stuurwielverwarming
*/
stoelverwarming*.........304
5.2 Gebruik van de interieurverlichting . . .306
5.2.1 Overzicht interieurverlichting . . .306
5.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden .309
5.3.1 Overzicht van
opbergmogelijkheden.......309
5.3.2 Voorzieningen in de bagageruimte .312
5.4 Overige voorzieningen in het interieur .320
5.4.1 Overige voorzieningen in het
interieur..............320
Voorzieningen in het interieur5
297
Page 300 of 584

5.1 Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming
5.1.1 Automatische airconditioning
De uitstroomopeningen waaruit de lucht komt, worden automatisch geselecteerd en de
aanjagersnelheid wordt automatisch geregeld op basis van de gekozen temperatuur. Deze
afbeeldingen hebben betrekking op een auto met linkse besturing. De positie en vorm van
de toetsen kunnen iets afwijken bij auto's met rechtse besturing. Verder zijn de positie van
het display en de knoppen per systeem verschillend.
Bedieningspaneel airconditioning
Ty p e A
AKnop temperatuurregeling links
BKnop temperatuurregeling rechts
CToets SYNC
DToets A/C
EToets buitenluchtmodus
FToets recirculatiemodus
GToets luchtcirculatieregeling
HToets verhogen aanjagersnelheid
IToets verlagen aanjagersnelheid
JToets FAST/ECO
KToets achterruit- en
buitenspiegelverwarming
LToets voorruitontwaseming
MToets OFF
NToets automatische modus
Ty p e B
AKnop temperatuurregeling linksBKnop temperatuurregeling rechts
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
298
Page 301 of 584

CToets SYNC
DToets A/C
ESchakelaar S-FLOW-modus
FSchakelaar buitenlucht-/
recirculatiemodus
GToets luchtcirculatieregeling
HToets verhogen aanjagersnelheid
IToets verlagen aanjagersnelheid
JToets FAST/ECO
KToets achterruit- en
buitenspiegelverwarming
LToets voorruitontwaseming
MToets OFF
NToets automatische modus
Wijzigen van de ingestelde temperatuur
Draai de draaiknop voor de
temperatuurregeling rechtsom (warm) of
linksom (koel) om de
temperatuurinstelling aan te passen.
Als de toets A/C niet is ingedrukt, blaast
het systeem lucht met de
omgevingstemperatuur of verwarmde
lucht in het interieur.
De functies van de toetsen van de
airconditioning wijzigen van gescheiden
naar gemeenschappelijke bediening en
omgekeerd als de toets SYNC wordt
ingedrukt.
Gemeenschappelijke bediening
(controlelampje aan):
De schakelaars voor de
temperatuurregeling aan de
bestuurderszijde kunnen worden
gebruikt om de temperatuur aan de
bestuurders- en voorpassagierszijde in te
stellen. Bedien de schakelaar voor de
temperatuurregeling aan passagierszijde
om de gescheiden bediening te activeren.
Gescheiden bediening (controlelampje
uit):
De temperatuur aan de bestuurders- en
voorpassagierszijde kan afzonderlijk
worden ingesteld.Instellen van de aanjagersnelheid
Bedien de toets voor het verhogen van de
aanjagersnelheid om de aanjagersnelheid
te verhogen en de toets voor het verlagen
van de aanjagersnelheid om de
aanjagersnelheid te verlagen.
Druk op de schakelaar OFF om de
aanjager uit te schakelen.
Wijzigen van de luchtcirculatiemodus
Druk op de schakelaar voor de
luchtcirculatieregeling.
De luchtcirculatiemodus verandert
telkens wanneer de schakelaar wordt
ingedrukt als volgt:
1. Bovenlichaam
2. Bovenlichaam en voeten
3. Voeten
4. Voeten en voorruitontwaseming
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
299
5
Voorzieningen in het interieur
Page 302 of 584

Schakelen tussen buitenluchtmodus en
recirculatiemodus
Ty p e A
• Druk op de schakelaar
recirculatiemodus om de
recirculatiemodus in te schakelen.
Het controlelampje op de schakelaar
recirculatiemodus brandt.
• Druk op de schakelaar
buitenluchtmodus om de
buitenluchtmodus in te schakelen.
Het controlelampje op de schakelaar
buitenluchtmodus brandt.
Ty p e B
Druk op de toets
buitenlucht-/recirculatiemodus.
Iedere keer dat de toets wordt bediend,
wijzigt de modus tussen
buitenluchtmodus en recirculatiemodus.
Wanneer de recirculatiemodus is
geselecteerd, brandt het controlelampje
op de toets
buitenlucht-/recirculatiemodus.
In-/uitschakelen van de koel- en
ontvochtigingsfunctie
Druk op de toets A/C.
Wanneer de functie is ingeschakeld,
brandt het controlelampje in de toets
A/C.
Ontwasemen van de voorruit
De ontwaseming wordt gebruikt om de
voorruit en de zijruiten voor te
ontwasemen.
Druk op de schakelaar voor de
voorruitontwaseming.
Zet, als de recirculatiemodus is
ingeschakeld, de schakelaar voor de
buitenlucht-/recirculatiemodus in de
buitenluchtmodus. (Mogelijk gaat dit
automatisch.)
Verhoog de aanjagersnelheid en de
temperatuur om de voorruit en zijruiten
snel te ontwasemen.Druk wanneer de voorruit is ontwasemd
nogmaals op de schakelaar voor de
voorruitontwaseming om terug te keren
naar de vorige modus.
Als de voorruitontwaseming is
ingeschakeld, brandt het controlelampje
op de schakelaar voorruitontwaseming.
Ontwasemen van de achterruit en
buitenspiegels
De achterruit- en
buitenspiegelverwarming worden
gebruikt om de achterruit te ontwasemen
en om regendruppels, dauw en ijs van de
buitenspiegels te verwijderen.
Druk op de schakelaar voor de achterruit-
en buitenspiegelverwarming.
De achterruit- en
buitenspiegelverwarming wordt na een
tijdje automatisch uitgeschakeld.
Als de schakelaar achterruit- en
buitenspiegelverwarming is
ingeschakeld, brandt het controlelampje
op de schakelaar achterruit- en
buitenspiegelverwarming.
Gebruik van de Climate Preference
(klimaatvoorkeur)
1. Druk op de schakelaar voor de
automatische modus.
2. Druk op de schakelaar FAST/ECO.
Elke keer als op de schakelaar FAST/ECO
wordt gedrukt, verandert de
instellingsmodus voor de
aanjagersnelheid als volgt:
Normaal→ECO→FAST→normaal
Wanneer ECO wordt weergegeven op het
airconditioningscherm, wordt de
airconditioning zo bediend dat er
prioriteit wordt gegeven aan een laag
brandstofverbruik door de
aanjagersnelheid te verlagen, enz.
Wanneer FAST op het scherm wordt
weergegeven, neemt de aanjagersnelheid
toe.
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
300
Page 303 of 584

Beslaan van de ruiten
• Wanneer de luchtvochtigheid in de
auto hoog is, zullen de ruiten
gemakkelijk beslaan. Als u A/C
inschakelt, wordt de lucht die via de
uitstroomopeningen stroomt,
ontvochtigd en wordt de voorruit
efficiënt ontwasemd.
• Als u A/C uitschakelt, zullen de ruiten
mogelijk sneller beslaan.
• De ruiten zullen mogelijk beslaan als
de recirculatiemodus is ingeschakeld.
Bij het rijden op stoffige wegen
Sluit alle ruiten. Als er na het sluiten van
de ruiten nog altijd stof wordt
aangezogen, zet dan de
luchttoevoerregeling in de
buitenluchtmodus en schakel de
aanjager in.
Buitenlucht-/recirculatiemodus
• Het wordt aangeraden om de
recirculatiemodus tijdelijk in te
schakelen om te voorkomen dat er
vuile lucht wordt aangevoerd en om
de auto te helpen koelen wanneer het
buiten warm is.
• Mogelijk wordt de buitenluchtmodus/
recirculatiemodus automatisch
ingeschakeld afhankelijk van de
ingestelde temperatuur of de
temperatuur in de auto.
Werking van de airconditioning in de
ECO-rijmodus
• In de ECO-rijmodus wordt de
airconditioning als volgt bediend voor
een laag brandstofverbruik:
– Het motortoerental en de werking
van de compressor worden geregeld
om de verwarm-/koelcapaciteit te
beperken
– Wanneer de automatische modus is
gekozen, wordt de aanjagersnelheid
beperkt• Doe het volgende om de prestaties
van de airconditioning te verbeteren:
– Wijzig de aanjagersnelheid
– Schakel de ECO-rijmodus uit
(→blz. 286)
• Zelfs wanneer de rijmodus is ingesteld
op de ECO-modus, kan de ECO-modus
van de airconditioning worden
uitgeschakeld door op de schakelaar
FAST/ECO te drukken. (→Blz. 300)
Wanneer de buitentemperatuur tot
bijna 0°C daalt
De ontvochtigingsfunctie werkt
mogelijk niet, zelfs niet nadat de toets
A/C is ingedrukt.
Geuren ventilatie en airconditioning
• Zet de airconditioning in de
buitenluchtmodus om frisse lucht
binnen te laten.
• Tijdens het gebruik kunnen
verschillende geuren van binnen en
buiten de auto in het
airconditioningsysteem
terechtkomen. Dit kan tot gevolg
hebben dat de lucht die uit de
uitstroomopeningen komt niet lekker
ruikt.
• Voorkomen van onaangename
geuren:
– We raden u aan het
airconditioningsysteem in de
buitenluchtmodus te zetten voordat
u de motor uitschakelt.
– Mogelijk wordt het inschakelen van
de aanjager direct nadat de
airconditioning in de automatische
modus wordt ingeschakeld even
vertraagd.
• Bij het parkeren schakelt het systeem
automatisch de buitenluchtmodus in
voor een betere luchtcirculatie in de
auto, wat helpt om geuren bij het
starten van de auto te verminderen.
Interieurfilter
→Blz. 370
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
301
5
Voorzieningen in het interieur
Page 304 of 584

Gebruik van het
spraakcommandosysteem (auto's met
multimediasysteem)
Het airconditioningsysteem kan worden
bediend met spraakcommando's.
Raadpleeg voor meer informatie de
handleiding voor het
multimediasysteem.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
(→Blz. 452)
WAARSCHUWING!
Voorkomen dat de voorruit beslaat
Gebruik de schakelaar voor de
voorruitontwaseming niet in
combinatie met koele lucht bij zeer
vochtig weer. Het verschil tussen de
buitentemperatuur en de temperatuur
van de voorruit zorgt ervoor dat de
buitenkant van de voorruit beslaat,
waardoor het zicht wordt belemmerd.
Als de buitenspiegelverwarming
ingeschakeld is
Raak het oppervlak van de
buitenspiegels niet aan, omdat dit heet
kan worden en brandwonden kan
veroorzaken.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat, als het hybridesysteem is
uitgeschakeld, de airconditioning niet
langer ingeschakeld dan noodzakelijk is.
Gebruik van de automatische modus
1. Druk op de schakelaar voor de
automatische modus.
2. Wijzig de ingestelde temperatuur.
3. Druk op de schakelaar OFF om de
procedure te beëindigen.Als de instelling van de aanjagersnelheid
of de luchtcirculatiemodi worden
bediend, dooft het controlelampje van de
automatische modus. De automatische
modus blijft echter ingeschakeld voor de
andere functies dan die worden bediend.
Gebruik van de automatische modus
De aanjagersnelheid wordt automatisch
geregeld op basis van de gekozen
temperatuur en de omgevingscondities.
Direct na het indrukken van de schakelaar
voor de automatische modus kan de
aanjager even worden uitgeschakeld tot
er voldoende warme of koude lucht
voorhanden is.
Voorruitverwarming (indien aanwezig)
Voorkomen van ijsvorming op de voorruit
en de ruitenwisserbladen.
Als de schakelaar voorruitverwarming is
ingeschakeld, brandt het controlelampje
op de schakelaar voorruitverwarming.
De voorruitverwarming wordt na een
tijdje automatisch uitgeschakeld.
WAARSCHUWING!
Voorkomen van brandwonden
Raak het onderste deel van de voorruit
en de gedeeltes bij de voorstijlen niet
aan wanneer de voorruitverwarming is
ingeschakeld.
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
302