Page 417 of 602

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Krik de auto niet op als er nog iemand
in de auto aanwezig is.
• Plaats niets op of onder de krik als de
auto wordt opgekrikt.
• Krik de auto niet verder op dan voor
het verwisselen van het wiel
noodzakelijk is.
• Plaats de auto op bokken als u onder
de auto moet zijn.
• Parkeer de auto op een vaste vlakke
ondergrond, activeer de parkeerrem
en zet de selectiehendel in stand P.
Plaats, indien nodig, een wielblok
voor of achter het wiel dat zich
schuin tegenover het wiel met de
lekke band bevindt.
• Zorg wanneer u de auto laat zakken
dat er niemand onder komt. Breng
mensen in de buurt op de hoogte
van het laten zakken.
Verwijderen van de krik
1. Auto's zonder volwaardig reservewiel:
open de afdekplaat. (→Blz. 318)
Auto's met volwaardig reservewiel;
verwijder de afdekplaat.
2. Haal de krik eruit.
Raak het schroefdraadgedeelte van de
krik niet aan omdat hier vet op
aanwezig is.Uitnemen van de gereedschapstas
Neem de gereedschapstas eruit.
Verwijderen van het reservewiel
1. Verwijder de krikhouder.
2. Draai de bevestiging van het
reservewiel los.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
415
7
Bij problemen
Page 418 of 602

WAARSCHUWING!
Bij het opbergen van het reservewiel
Zorg ervoor dat er geen vingers of
andere lichaamsdelen tussen het
reservewiel en de carrosserie bekneld
raken.
Vervangen van wiel met een lekke band
1. Plaats wielblokken.
Lekke band Positie wielblok
Links voorAchter het rechter
achterwiel
Rechts voorAchter het linker
achterwiel
Links achterVoor het rechter
voorwiel
Rechts achterVoor het linker
voorwiel
2. Draai de wielmoeren iets los (één
slag).
3. Draai deel
Avan de krik met de
hand aan totdat de uitsparing in de
kop van de krik in contact komt met
het kriksteunpunt.Draai na het verwijderen van de krik
uit de krikhouder het krikgedeelte
Ain tegengestelde richting om de krik
te laten zakken en stel de positie voor
het plaatsen van de krik in.
De aanduidingen van de
kriksteunpunten bevinden zich onder
de dorpel. Deze duiden de
kriksteunpunten aan.
4. Monteer de krikslinger en de
wielmoersleutel zoals aangegeven in
de afbeelding.
5. Draai de krik vervolgens verder
omhoog totdat het wiel vrij van de
grond is.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
416
Page 419 of 602

6. Verwijder alle wielmoeren en het wiel.
Leg het wiel met de buitenzijde
omhoog op de grond, om krassen op
de velg te voorkomen.
WAARSCHUWING!
Vervangen van wiel met een lekke
band
• Raak de wielen of het gedeelte rond
de remmen niet aan direct nadat
met de auto is gereden. Nadat met
de auto is gereden, zijn de wielen en
het gedeelte rond de remmen
mogelijk zeer heet. Wanneer u deze
delen tijdens het verwisselen van
een wiel, enz. met uw handen,
voeten of andere lichaamsdelen
aanraakt, kan dit leiden tot
brandwonden.
• Het niet opvolgen van deze
voorzorgsmaatregelen kan ertoe
leiden dat de wielmoeren losraken,
waardoor het wiel van de auto af kan
lopen, wat kan leiden tot ernstig
letsel.
– Laat zo spoedig mogelijk na het
vervangen van een wiel de moeren
met een aanhaalmoment van
103 N·(10,5 kgm·, 76 ft•lbf )
vastzetten.
– Gebruik bij het aanbrengen van
een wiel uitsluitend wielmoeren
die speciaal zijn ontworpen voor
het desbetreffende wiel.
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
– Bij gescheurde of vervormde
bouten, schroefdraad van moeren
of boutgaten van het wiel, dient de
auto te worden gecontroleerd door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een
andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
– Plaats de wielmoeren met de
schuine kant naar het wiel toe.
• Auto's met elektrisch bedienbare
achterklep: Schakel het systeem van
de elektrisch bedienbare achterklep
uit wanneer u banden gaat
vervangen o.i.d. (→blz. 133). Als u
dit niet doet, kan de achterklep
onbedoeld in werking treden als de
schakelaar elektrisch bedienbare
achterklep per ongeluk wordt
aangeraakt, waardoor
lichaamsdelen bekneld kunnen
raken en letsel kan optreden.
Plaatsen van het reservewiel
1. Verwijder eventueel aanwezige
verontreinigingen van het contactvlak
van de velg.
Als er verontreinigingen op het
contactvlak aanwezig zijn, kunnen
tijdens het rijden de wielmoeren los
lopen, waardoor het wiel los kan
raken.
2. Plaats het reservewiel en draai de
wielmoeren met de hand allemaal
ongeveer even ver op de wielbout.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
417
7
Bij problemen
Page 420 of 602

Draai bij het vervangen van een wiel
met lichtmetalen velg door een wiel
met een stalen velg de wielmoeren
verder tot het tapse gedeelte
Ategen de zitting van de velgBaan
ligt.
Draai bij het vervangen van een wiel
met lichtmetalen velg door een wiel
met een lichtmetalen velg de
wielmoeren tot de sluitringen
Acontact maken met de velgB.
3. Laat de auto zakken.
4. Draai iedere moer twee of drie keer
aan in de volgorde die in de afbeelding
is aangeven.Aanhaalmoment: 103 Nm·(10,5 kgm·,
76 ft·lbf )
5. Berg het wiel met de lekke band, de
krik en het gereedschap op.
Het compacte reservewiel (indien
aanwezig)
• Op de band van het compacte
reservewiel staat aan de zijkant de
aanduiding TEMPORARY USE ONLY
(alleen voor tijdelijk gebruik). Gebruik
het compacte reservewiel alleen
tijdelijk en alleen in noodgevallen.
• Controleer de bandenspanning van
het compacte reservewiel.
(→Blz. 443)
Gebruik van het compacte reservewiel
(indien aanwezig)
Het compacte reservewiel is niet
voorzien van een
bandenspanningssensor en -zender,
waardoor een te lage bandenspanning
hiervan niet wordt aangegeven door het
bandenspanningswaarschuwingssysteem.
Verder zal, als u het compacte
reservewiel monteert nadat het
waarschuwingslampje voor een lage
bandenspanning is gaan branden, dit
lampje blijven branden.
Als het compacte reservewiel (indien
aanwezig) is gemonteerd
De auto ligt lager op de weg als het
compacte reservewiel is gemonteerd
dan wanneer er gereden wordt met de
standaardbanden.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
418
Page 421 of 602
Als uw auto een lekke voorband krijgt
op een weg die bedekt is met sneeuw
of ijs (auto's met een compact
reservewiel)
Vervang een van de achterwielen van de
auto door het compacte reservewiel.
Voer onderstaande stappen uit en
monteer sneeuwkettingen op de
voorwielen:
1. Vervang het wiel links of rechts achter
door het compacte reservewiel.
2. Vervang het wiel met de lekke
voorband door het wiel dat van de
achterzijde afkomstig is.
3. Monteer sneeuwkettingen op de
voorwielen.
Opbergen van de krik
Stel voor het opbergen van de krik de
hoogte van de krik af totdat deze
overeenkomt met de vorm van de
krikhouder.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
419
7
Bij problemen
Page 422 of 602
Verklaring voor de krik
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
420
Page 423 of 602

WAARSCHUWING!
Gebruik van het compacte
reservewiel (indien aanwezig)
• Houd er rekening mee dat het
reservewiel speciaal ontworpen is
voor gebruik onder uw auto. Gebruik
uw reservewiel daarom niet onder
een andere auto.
• Monteer niet gelijktijdig meer dan
één compact reservewiel onder uw
auto.
• Vervang het reservewiel zo snel
mogelijk door een wiel met een
standaardband.
• Vermijd plotseling accelereren,
abrupte stuuracties, plotseling
remmen en schakelhandelingen die
een plotselinge motorremwerking
veroorzaken.
Als het compacte reservewiel (indien
aanwezig) is gemonteerd
Het kan voorkomen dat de rijsnelheid
niet goed wordt weergegeven en dat de
volgende systemen niet goed werken:
– ABS en Brake Assist
– VSC/Trailer Sway Control
–TRC
– Cruise control (indien aanwezig)
– Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik (indien
aanwezig)
– PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
(indien aanwezig)
– EPS
– LTA (Lane Tracing Assist) (indien
aanwezig)
– Bandenspanningswaarschuwings-
systeem
– AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
– BSM (Blind Spot Monitor) (indien
aanwezig)
– Rear View Monitor-systeem (indien
aanwezig)
– Panoramic View Monitor (indien
aanwezig)
– Toyota Parking Assist-monitor
(indien aanwezig)
– Toyota Parking Assist-sensor
(indien aanwezig)
– Navigatiesysteem (indien aanwezig)
Bovendien kan het onderstaande
systeem niet volledig worden gebruikt,
maar worden mogelijk ook de
onderdelen van de aandrijflijn negatief
beïnvloed:
– E-Four (elektronisch on-demand
AWD-systeem) (indien aanwezig)
Snelheidsbeperking bij gebruik van
het compacte reservewiel (indien
aanwezig)
Rijd niet harder dan 80 km/h als er een
compact reservewiel onder de auto is
gemonteerd.
Het compacte reservewiel is niet
ontworpen voor gebruik bij hoge
snelheden. Het niet opvolgen van deze
voorzorgsmaatregel kan leiden tot een
ongeval en ernstig letsel.
Na gebruik van gereedschap en krik
Controleer voor het rijden of het
gereedschap en de krik weer goed zijn
opgeborgen en bevestigd. Dit om te
voorkomen dat een van deze
voorwerpen bij een aanrijding of bij hard
remmen letsel veroorzaakt.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
421
7
Bij problemen
Page 424 of 602

OPMERKING
Rijd voorzichtig over oneffenheden in
het wegdek heen als het compacte
reservewiel onder de auto gemonteerd
is (indien aanwezig)
De auto ligt lager op de weg als het
compacte reservewiel is gemonteerd
dan wanneer er gereden wordt met de
standaardbanden. Wees voorzichtig bij
het rijden over slechte wegen.
Rijden met sneeuwkettingen en het
compacte reservewiel (indien
aanwezig)
Monteer geen sneeuwketting op het
compacte reservewiel.
De sneeuwketting kan de carrosserie
beschadigen en het rijgedrag in
negatieve zin beïnvloeden.
Bij het vervangen van banden
Neem voor het verwijderen en plaatsen
van wielen, banden of
bandenspanningssensoren en -zenders
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige, omdat de
bandenspanningssensoren en -zenders
beschadigd kunnen raken als er niet
voorzichtig mee wordt omgegaan.
7.2.7 Als het hybridesysteem
niet kan worden gestart
Het niet starten van het hybridesysteem
kan verschillende oorzaken hebben.
Raadpleeg het volgende overzicht en
onderneem de bijpassende acties:
Het hybridesysteem kan niet worden
gestart, ook al is de startprocedure
correct uitgevoerd (→blz. 180)
Een van de onderstaande punten kan het
probleem veroorzaken:
• De elektronische sleutel werkt
mogelijk niet goed. (→Blz. 424)• Er is mogelijk onvoldoende brandstof
aanwezig in de tank. Vul de
brandstoftank. (→Blz. 206)
• Er kan een storing aanwezig zijn in de
startblokkering. (→Blz. 73)
• Er kan een storing aanwezig zijn in het
stuurslotsysteem.
• Het hybridesysteem van de motor is
mogelijk defect als gevolg van een
elektrische storing, zoals een ontladen
batterij van de elektronische sleutel of
een defecte zekering. Er bestaat
echter, afhankelijk van het soort
storing, een noodmaatregel om het
hybridesysteem te starten.
(→Blz. 423)
• De kans bestaat dat de temperatuur
van het batterijpakket (tractiebatterij)
zeer laag is (lager dan ongeveer
-30°C). (→Blz. 69, blz. 180)
De interieurverlichting en de
koplampen gaan zwakker branden of de
claxon maakt geen of weinig geluid
Een van de onderstaande punten kan het
probleem veroorzaken:
• De 12V-accu is mogelijk te ver
ontladen. (→Blz. 426)
• De accuklemmen zitten mogelijk los of
zijn gecorrodeerd. (→Blz. 351)
De interieurverlichting en de
koplampen gaan niet aan of de claxon
maakt geen geluid
Een van de onderstaande punten kan het
probleem veroorzaken:
• De 12V-accu is mogelijk te ver
ontladen. (→Blz. 426)
• Een of beide klemmen van de
12V-accu kunnen loszitten.
(→Blz. 351)
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
422