Page 169 of 602

milieubewust bedienen gaspedaal
blijft, het gaspedaal geleidelijk in en
accelereer tot aan de gewenste
snelheid. Wanneer wordt voorkomen
dat er overmatig wordt geaccelereerd,
neemt de score van “Start” toe.
• Tijdens het rijden: Laat, nadat u de
gewenste snelheid hebt bereikt, het
gaspedaal los en rijd met een
constante snelheid binnen het bereik
voor begeleiding milieubewust
bedienen gaspedaal. Door de auto
binnen het bereik voor begeleiding
milieubewust bedienen gaspedaal te
houden, neemt de score van “Cruise”
(constant) toe.
• Bij het tot stilstand brengen van de
auto: Wanneer u bij het tot stilstand
brengen van de auto het gaspedaal
eerder loslaat, neemt de score voor
“Stop” toe.
Beperken van het vermogen van het
hybridesysteem (Brake
Override-systeem)
• Wanneer het gaspedaal en rempedaal
gelijktijdig worden ingetrapt, wordt
het vermogen van het
hybridesysteem mogelijk beperkt.
• Er wordt een waarschuwingsmelding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay terwijl het systeem
in werking is.
Inrijden van uw nieuwe Toyota
Voor een maximale levensduur van de
auto adviseren wij rekening te houden
met onderstaande aanwijzingen:
• De eerste 300 km: Voorkom plotseling
sterk afremmen.
• De eerste 800 km: Rijd niet met een
aanhangwagen.
• De eerste 1.000 km:
– Rijd niet met extreem hoge
snelheden.
– Vermijd plotseling sterk
accelereren.
– Rijd niet langdurig in een lage
versnelling.– Rijd niet langdurig met een
constante snelheid.
Rijden in het buitenland
Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de
in het desbetreffende land geldende
wettelijke voorschriften en controleer of
de juiste brandstof verkrijgbaar is.
(→Blz. 438)
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Bij het starten van de auto
Houd het rempedaal altijd ingetrapt als
de auto stilstaat en het controlelampje
READY brandt. Dit voorkomt kruipen
van de auto.
Tijdens het rijden
• Zorg ervoor dat u, voordat u wegrijdt,
blindelings het gas- en rempedaal
kunt vinden.
– Als u per ongeluk in plaats van het
rempedaal het gaspedaal intrapt,
zal de auto onverwacht
accelereren, wat een ongeval tot
gevolg kan hebben.
– Bij het achteruitrijden draait u
wellicht uw lichaam, waardoor het
bedienen van de pedalen moeilijk
wordt. Zorg dat u de pedalen altijd
goed kunt bedienen.
– Zorg dat u altijd in de juiste houding
achter het stuur zit, ook als de auto
maar kort hoeft te rijden. Zo kunt u
het rem- en gaspedaal goed
bedienen.
– Trap het rempedaal met uw
rechtervoet in. Wanneer u het
rempedaal met uw linkervoet
intrapt, kan in een noodgeval uw
reactie vertraagd worden, waardoor
een ongeval kan ontstaan.
4.1 Voordat u gaat rijden
167
4
Rijden
Page 170 of 602

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• De bestuurder moet extra goed letten
op voetgangers als de auto alleen
wordt aangedreven door de
elektromotor (tractiemotor).
Aangezien er geen motorgeluiden zijn,
kunnen voetgangers de beweging van
de auto misschien onjuist inschatten.
Hoewel uw auto is voorzien van een
akoestisch
voertuigwaarschuwingssysteem,
dient u voorzichtig te rijden,
aangezien voetgangers in de buurt de
auto mogelijk nog steeds niet
opmerken als er veel omgevingsgeluid
is.
• Rijd niet met de auto over licht
ontvlambare materialen zoals
bladeren, papier of doeken en parkeer
de auto ook niet in de buurt van
dergelijke materialen. Het
uitlaatsysteem en de uitlaatgassen
kunnen zeer heet worden. Deze hete
onderdelen kunnen brand
veroorzaken als er licht ontvlambaar
materiaal aanwezig is.
• Schakel het hybridesysteem tijdens
normaal rijden niet uit. Door het
uitschakelen van het hybridesysteem
tijdens het rijden verliest u niet de
controle over het stuurwiel of de
remmen. De stuurbekrachtiging werkt
echter niet meer. Hierdoor zal het
sturen veel zwaarder gaan dan
normaal. Zet in dat geval de auto aan
de kant zodra dit veilig kan. In geval
van nood echter, bijvoorbeeld als de
auto onmogelijk op de normale
manier tot stilstand kan worden
gebracht:→blz. 384
• Rem bij het afdalen van een steile
helling af op de motor
(terugschakelen) om een veilige
snelheid aan te kunnen houden. Het
continu gebruiken van de remmen kan
leiden tot oververhitting en een
verminderde remwerking. (→Blz. 186)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Verstel het stuurwiel, de stoel en de
binnen- of buitenspiegel niet tijdens
het rijden. Als u dat wel doet, kunt u
de macht over het stuur verliezen.
• Controleer altijd of alle passagiers hun
armen, hoofd en andere
lichaamsdelen binnen de auto
houden.
Tijdens het rijden op een glad wegdek
• Door plotseling remmen, accelereren
en sturen kunnen de banden hun grip
verliezen, met controleverlies tot
gevolg.
• Door plotseling accelereren,
afremmen op de motor als gevolg van
schakelen, of wijzigingen in het
motortoerental kan de auto in een slip
raken.
• Trap, nadat u door een plas bent
gereden, het rempedaal lichtjes in om
ervoor te zorgen dat de remmen goed
werken. Door natte remblokken kan
de remwerking afnemen. Remmen die
aan één kant van de auto nat zijn en
niet goed werken, kunnen de
besturing bemoeilijken.
Bedienen van de selectiehendel
• Laat de auto niet achteruit rollen als
een vooruitversnelling is ingeschakeld
of vooruit rollen terwijl de
selectiehendel in stand R staat. Als dat
wel gebeurt, kan een ongeval
ontstaan of de auto beschadigd raken.
• Zet de selectiehendel tijdens het
rijden niet in stand P. Als u dat wel
doet, kan er schade aan de transmissie
ontstaan waardoor u de controle over
de auto kunt verliezen.
• Zet de selectiehendel tijdens het
vooruitrijden niet in stand R. Als u dat
wel doet, kan er schade aan de
transmissie ontstaan waardoor u de
controle over de auto kunt verliezen.
4.1 Voordat u gaat rijden
168
Page 171 of 602

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Zet de selectiehendel tijdens het
achteruitrijden niet in een
vooruitversnelling. Als u dat wel doet,
kan er schade aan de transmissie
ontstaan waardoor u de controle over
de auto kunt verliezen.
• Als u tijdens het rijden de
selectiehendel in stand N zet, wordt
het hybridesysteem uitgeschakeld. Er
kan niet op de motor worden
afgeremd als het hybridesysteem is
uitgeschakeld.
• Zet de selectiehendel niet in een
andere stand als het gaspedaal is
ingetrapt. Als de selectiehendel in een
andere stand dan P of N wordt gezet,
kan de auto onverwacht snel
accelereren, waardoor een ongeval en
ernstig letsel kunnen ontstaan. Als u
dat wel doet, kan er schade aan de
transmissie ontstaan waardoor u de
controle over de auto kunt verliezen.
Als u een piepend of krassend geluid
hoort (remblokslijtage-indicatoren)
Laat de remblokken zo snel mogelijk
nakijken en indien nodig vervangen door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. De remschijven kunnen
beschadigd raken als de remblokken niet
op tijd worden vervangen. Het rijden
met een auto waarvan de remblokken
en/of de remschijven de slijtagelimiet
hebben overschreden, is gevaarlijk.
Bij stilstaande auto
• Trap het gaspedaal niet onnodig in.
Als de transmissie in een andere stand
dan P of N staat, kan de auto
onverwachts accelereren, waardoor er
een ongeval kan ontstaan.
• Houd, om ongevallen door het
wegrollen van de auto te voorkomen,
altijd het rempedaal ingetrapt zolang
het controlelampje READY brandt en
activeer de parkeerrem indien nodig.
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Voorkom voor- of achteruitrollen van
de auto bij stoppen op een helling,
waardoor een ongeval kan ontstaan:
trap altijd het rempedaal in en
activeer de parkeerrem indien nodig.
• Voorkom dat de motor met een te
hoog toerental draait. Als de motor
met een hoog toerental draait terwijl
de auto stilstaat, kan het
uitlaatsysteem oververhit raken,
hetgeen brand kan veroorzaken als er
brandbaar materiaal aanwezig is.
Als de auto geparkeerd is
• Laat geen brillen, aanstekers,
spuitbussen of blikken frisdrank in de
auto liggen als deze in de zon
geparkeerd staat. Dit kan resulteren in
het volgende:
– Een aansteker of spuitbus kan gas
gaan lekken, waardoor brand kan
ontstaan.
– De temperatuur in de auto kan zo
hoog oplopen dat kunststof
brillenglazen en kunststof
monturen kunnen vervormen of
barsten.
– Blikjes frisdrank kunnen
openbarsten, waardoor de inhoud in
het interieur terechtkomt.
Bovendien kan de vloeistof
kortsluiting in de elektrische
componenten van de auto
veroorzaken.
• Laat geen aanstekers achter in de
auto. Als een aansteker in het
dashboardkastje of op de vloer ligt,
kan deze per ongeluk gaan branden
als er bagage wordt geplaatst of een
stoel wordt afgesteld en brand
veroorzaken.
• Plak geen parkeerschijven op de
voorruit of andere ruiten. Plaats geen
reservoirs zoals luchtverfrissers op
het instrumentenpaneel of
dashboard. Deze parkeerschijven of
reservoirs kunnen als een lens werken
en brand veroorzaken in de auto.
4.1 Voordat u gaat rijden
169
4
Rijden
Page 172 of 602

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Laat geen portier of ruit open als het
gebogen glas van naastliggende
gebouwen voorzien is van een
gemetalliseerde film, bijvoorbeeld een
zilverkleurige folie. Weerkaatst
zonlicht kan van het glas een lens
maken en brand veroorzaken.
• Activeer altijd de parkeerrem, zet de
selectiehendel in stand P, schakel het
hybridesysteem uit en vergrendel de
auto. Laat de auto niet onbeheerd
achter als het controlelampje READY
brandt. Als de auto is geparkeerd met
de selectiehendel in stand P, terwijl de
parkeerrem niet is geactiveerd, zou de
auto in beweging kunnen komen, wat
kan leiden tot een ongeval.
• Raak de uitlaatpijp niet aan als het
controlelampje READY brandt of
direct na het uitschakelen van het
hybridesysteem. Anders kunt u
brandwonden oplopen.
Als u even gaat slapen in de auto
Schakel altijd het hybridesysteem uit.
Anders zou u per ongeluk de
selectiehendel kunnen verplaatsen of
het gaspedaal in kunnen trappen,
waardoor een ongeval zou kunnen
ontstaan of het hybridesysteem
oververhit zou kunnen raken en brand
kan ontstaan. Verder kunnen
uitlaatgassen in een slecht
geventileerde omgeving in de auto
terechtkomen, wat kan leiden tot de
dood of ernstig gevaar voor de
gezondheid.
Bij het remmen
• Rijd voorzichtiger wanneer de
remmen nat zijn. De remweg neemt
toe als de remmen nat zijn en
bovendien kan vocht ertoe leiden dat
de ene kant van de auto sterker
afgeremd wordt dan de andere kant.
Ook de werking van de parkeerrem
kan door vocht in negatieve zin
beïnvloed worden.
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Rijd niet te dicht achter een andere
auto als het elektronisch geregelde
remsysteem niet werkt en vermijd
afdalingen en scherpe bochten die
afremmen noodzakelijk maken. In dit
geval kan de auto nog wel worden
afgeremd, maar moet er een grotere
kracht op het rempedaal worden
uitgeoefend dan normaal. De remweg
zal ook langer zijn. Laat uw remmen
onmiddellijk repareren.
• Het remsysteem bestaat uit 2 of meer
afzonderlijke hydraulische systemen:
als een van de systemen uitvalt, werkt
het andere systeem/werken de
andere systemen nog wel. In dat geval
moet het rempedaal krachtiger
worden ingetrapt dan gewoonlijk en
neemt ook de remweg toe. Laat uw
remmen onmiddellijk repareren.
Als de auto vast komt te zitten
(AWD-uitvoeringen)
Laat de wielen niet overmatig
doorslippen als een van de wielen los
van de grond komt of als de auto vastzit
in bijvoorbeeld zand of modder. Anders
kunnen de onderdelen van het
aandrijfsysteem beschadigd raken en
kan de auto plotseling naar voren of
achteren schieten en een ongeval
veroorzaken.
OPMERKING
Tijdens het rijden
• Trap tijdens het rijden niet
tegelijkertijd het gaspedaal en het
rempedaal in, anders neemt het
vermogen van het hybridesysteem
mogelijk af.
• Gebruik het gaspedaal niet om de auto
op een helling op zijn plaats te houden
en trap daartoe ook niet het
rempedaal en het gaspedaal
gelijktijdig in.
4.1 Voordat u gaat rijden
170
Page 173 of 602

OPMERKING(Vervolgd)
Voorkomen van schade aan onderdelen
van de auto
• Draai het stuurwiel niet gedurende
langere tijd in een van beide
richtingen tegen de aanslag aan.
Anders kan schade aan de
stuurbekrachtigingsmotor ontstaan.
• Rijd zo langzaam mogelijk over
oneffenheden in de weg om schade
aan de wielen, de onderzijde van de
auto, enz. te vermijden.
Als u tijdens het rijden een lekke band
krijgt
Een lekke of beschadigde band kan
leiden tot de onderstaande situaties.
• Het kan moeilijk zijn om de auto onder
controle te houden.
• De auto kan abnormale geluiden
maken of trillen.
• De auto kan abnormaal gaan
overhellen.
Houd het stuurwiel stevig vast en trap
het rempedaal geleidelijk in om de auto
tot stilstand te brengen.
Informatie over wat u moet doen in het
geval van een lekke band (→blz. 403,
blz. 413)
Overstroomde wegen
Rijd niet op wegen die na zware regenval
e.d. zijn overstroomd. Indien u dat toch
doet, kan de auto hierdoor ernstig
beschadigd raken:
• Motor slaat af
• Kortsluiting in elektrische
componenten
• Motorschade door onderdompeling in
water
Na het rijden op een overstroomde weg
moet het volgende worden nagekeken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige:
• Remwerking
• Veranderingen in het peil en de
kwaliteit van de olie en vloeistoffen
OPMERKING(Vervolgd)
voor de motor, de hybridetransmissie
(voor en achter [AWD-uitvoeringen]),
enz.
• Smering van de lagers en de
kogelgewrichten van de
wielophanging (indien mogelijk) en de
werking van alle koppelingen, lagers,
enz.
Bij het parkeren
Activeer altijd de parkeerrem en zet de
selectiehendel altijd in stand P. Anders
kan de auto onverwachts accelereren als
het gaspedaal per ongeluk wordt
ingetrapt.
Wegrijregeling
Wanneer de onderstaande ongewone
bediening plaatsvindt terwijl het
gaspedaal wordt ingetrapt, wordt het
vermogen van het hybridesysteem
mogelijk beperkt.
• Als de selectiehendel in stand R
*
wordt gezet.
• Wanneer de selectiehendel vanuit
stand P of R in een andere stand voor
vooruitrijden, zoals stand D
*, wordt
gezet.
Als het systeem ingeschakeld wordt,
verschijnt er een melding op het
multi-informatiedisplay. Lees de
boodschap en volg de instructie op.
*: Afhankelijk van de situatie is het
wellicht niet mogelijk om de
selectiehendel in een andere stand te
zetten.
Wegrijregeling
• Wanneer de TRC wordt uitgeschakeld
(→blz. 292), werkt ook de
wegrijregeling niet. Als het u niet lukt
om met behulp van de wegrijregeling
weg te rijden in modder of op verse
sneeuw, deactiveer dan de TRC
(→blz. 292), zodat de auto in zo'n
geval gemakkelijker wegrijdt.
4.1 Voordat u gaat rijden
171
4
Rijden
Page 174 of 602

In de volgende gevallen werkt de
wegrijregeling niet:
– Als de Trail-modus is ingeschakeld
4.1.2 Lading en bagage
Lees onderstaande informatie over
voorzorgsmaatregelen, laadvermogen en
belading zorgvuldig door.
WAARSCHUWING!
Zaken die niet in de bagageruimte
vervoerd mogen worden
De volgende zaken kunnen brand
veroorzaken als ze in de bagageruimte
vervoerd worden:
• Jerrycans met benzine
• Spuitbussen
Voorzorgsmaatregelen bij opbergen
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden
dat de pedalen niet goed kunnen
worden ingetrapt, dat het zicht van de
bestuurder wordt gehinderd of dat de
bestuurder of passagiers door
voorwerpen geraakt worden, wat een
ongeval kan veroorzaken.
• Vervoer lading en bagage indien
mogelijk altijd in de bagageruimte.
• Stapel bagage in de bagageruimte
nooit hoger dan de rugleuningen.
• Plaats als u de achterstoelen
neerklapt geen lange voorwerpen
direct achter de voorstoelen.
• Sta nooit toe dat er personen in de
bagageruimte meerijden. De
bagageruimte is niet ontworpen om
personen te vervoeren. Personen
dienen plaats te nemen op een
zitplaats en een gordel op de juiste
manier om te doen. Anders neemt de
kans op ernstig letsel bij plotseling
remmen of uitwijken en bij een
ongeval sterk toe.
• Leg geen lading of bagage op de
volgende plaatsen:
– In de voetenruimte bij de
bestuurder
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
– Op de voorpassagiersstoel of de
achterstoelen (als er goederen op
elkaar gestapeld worden)
– Op de bagageafdekking (indien
aanwezig)
– Op het instrumentenpaneel
– Op het dashboard
• Zorg dat alle voorwerpen die zich in
het passagierscompartiment
bevinden zijn opgeborgen of
vastgezet.
Lading en gewichtsverdeling
• Overlaad uw auto niet.
• Verdeel het gewicht gelijkmatig.
Een onjuiste belading kan de besturing
en de remwerking in negatieve zin
beïnvloeden, waardoor een ongeval met
ernstig letsel zou kunnen ontstaan.
Beladen van het imperiaal (indien
aanwezig)
Houd u aan de volgende
voorzorgsmaatregelen:
• Plaats de lading zodanig dat het
gewicht gelijkmatig over de voor- en
achteras is verdeeld.
• Wanneer lange of brede lading wordt
meegenomen, mag nooit de lengte of
breedte van de auto overschreden
worden. (→Blz. 436)
• Controleer vóór het rijden of de lading
stevig vastzit op het imperiaal.
• Door het laden van voorwerpen op het
imperiaal zal het zwaartepunt van de
auto hoger komen te liggen. Vermijd
hoge snelheden, snel optrekken, het
maken van scherpe bochten,
plotseling remmen en abrupte
manoeuvres, om te voorkomen dat u
de controle over de auto verliest of
dat de auto over de kop slaat door een
bedieningsfout, wat kan leiden tot
dodelijk of ernstig letsel.
• Stop bij het rijden over een lange
afstand, over slechte wegen of met
hoge snelheid af en toe tijdens de rit
om u ervan te verzekeren dat de
lading nog goed vastzit.
4.1 Voordat u gaat rijden
172
Page 175 of 602

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Overschrijd de maximum
laadcapaciteit van 80 kg op het
imperiaal niet.
OPMERKING
Beladen van het imperiaal (indien
aanwezig)
Let op dat u het oppervlak van het
panoramadak (indien aanwezig) niet
bekrast.
4.1.3 Rijden met een
aanhangwagen (Azerbeidzjan en
Georgië)
Toyota adviseert u niet met een
aanhangwagen te rijden. Toyota
adviseert u bovendien geen trekhaak te
laten monteren voor het gebruik van
bijvoorbeeld een fietsendrager. Uw auto
is niet ontworpen voor het rijden met een
aanhangwagen of het gebruik van op de
trekhaak bevestigde dragers.
4.1.4 Rijden met een
aanhangwagen (behalve
Azerbeidzjan en Georgië)
Uw auto is in eerste instantie ontworpen
voor het vervoer van personen en hun
bagage. Het rijden met een
aanhangwagen zal een negatief effect
hebben op de rijeigenschappen,
prestaties, remvermogen, duurzaamheid
en het brandstofverbruik. Met name bij
het rijden met een aanhangwagen
hangen uw veiligheid en comfort af vande juiste uitrusting en een voorzichtig
rijgedrag. Voor uw veiligheid en die van
anderen, mag de aanhangwagen niet te
zwaar worden beladen.
Rijd voorzichtig tijdens het rijden met een
aanhangwagen en houd u aan de
voorschriften die gelden voor de
aanhangwagen.
De Toyota-garantie dekt geen schade die
ontstaat bij het bedrijfsmatig rijden met
een aanhangwagen.
Raadpleeg voordat u met een
aanhangwagen gaat rijden eerst een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
voor meer informatie. In sommige landen
zijn er namelijk wettelijke voorschriften
voor het rijden met aanhangwagens.
Informatie over banden
• Verhoog de bandenspanning met
20,0 kPa (0,2 kg/cm
2of bar, 3 psi) als
er een aanhangwagen getrokken
wordt. (→Blz. 442)
• Verhoog de bandenspanning van de
aanhangwagen tot de waarde die de
fabrikant van de aanhangwagen
opgeeft voor de combinatie van
aanhangwagengewicht en belading.
Veiligheidscontroles voor het rijden
met een aanhangwagen
• Controleer of de maximale kogeldruk
voor de trekhaak/trekhaak met
afneembare kogel niet overschreden
wordt. Houd er rekening mee dat het
gewicht van de aanhangwagen moet
worden opgeteld bij het gewicht van
de auto. Controleer ook of het totale
gewicht van de auto binnen het
maximaal toegestane gewicht blijft.
(→Blz. 175)
• Controleer of de lading op de
aanhangwagen goed vastgezet is.
• Maak, indien u het achteropkomend
verkeer niet goed kunt zien met de
standaard buitenspiegels, gebruik van
extra buitenspiegels. Stel de armen
4.1 Voordat u gaat rijden
173
4
Rijden
Page 176 of 602

van deze extra spiegels aan beide
zijden zo af dat ze altijd maximaal zicht
bieden op de weg achter u.
WAARSCHUWING!
Volg alle aanwijzingen in dit hoofdstuk
op. Anders kunnen zich ongevallen
voordoen die tot ernstig letsel kunnen
leiden.
Voorzorgsmaatregelen bij het rijden
met een aanhangwagen
Controleer bij het rijden met een
aanhangwagen of de maximaal
toegestane gewichten niet worden
overschreden. (→Blz. 175)
Voorkomen van een ongeval of letsel
• Auto's met compact reservewiel: Rijd
niet met een aanhangwagen
wanneer het compacte reservewiel
onder uw auto is gemonteerd.
• Auto's met bandenreparatieset: Rijd
niet met een aanhangwagen
wanneer een band is gemonteerd die
is gerepareerd met de
bandenreparatieset.
• Gebruik het Dynamic Radar Cruise
Control-systeem met volledig
snelheidsbereik (indien aanwezig) of
de cruise control (indien aanwezig)
niet wanneer u met een
aanhangwagen rijdt.
Rijsnelheid bij het rijden met een
aanhangwagen
Overschrijd de maximum snelheid voor
het rijden met een aanhangwagen niet.
Voor het afrijden van een lange
helling
Minder snelheid en schakel terug.
Schakel bij het afdalen van een lange of
steile helling echter niet plotseling
terug.
Werking van het rempedaal
Trap het rempedaal niet veelvuldig of
gedurende een langere periode
achtereen in. Anders kan het
remsysteem oververhit raken of kan de
remwerking teruglopen.Maximale gewichten
Controleer het maximaal toelaatbare
aanhangwagengewicht, het maximaal
toelaatbare voertuiggewicht (GVW), de
maximale asbelasting (MPAC) en de
maximaal toelaatbare kogeldruk voordat
u met een aanhangwagen gaat rijden.
(→Blz. 436)
Trekhaak/trekhaak met afneembare
kogel
Toyota adviseert gebruik te maken van
een originele Toyota trekhaak/
afneembare trekhaak voor uw auto. Ook
andere geschikte en kwalitatief
vergelijkbare trekhaken mogen worden
gebruikt.
Voor auto's waarbij de trekhaak de
verlichting of kentekenplaat blokkeert,
moet het volgende in acht worden
genomen:
• Monteer geen trekhaak die niet
eenvoudig kan worden verwijderd of
weggeklapt.
• Als een trekhaak niet gebruikt wordt
moet deze worden verwijderd of
weggeklapt.
Aansluiten aanhangwagenverlichting
Neem voor het plaatsen van
aanhangwagenverlichting contact op
met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige, aangezien onjuiste plaatsing
de verlichting van de auto kan
beschadigen. Houd u bij het plaatsen van
aanhangwagenverlichting aan de
wettelijke voorschriften in uw land.
OPMERKING
Sluit de aanhangwagenverlichting op
de juiste wijze aan
Onjuiste aansluiting van de
aanhangwagenverlichting kan schade
toebrengen aan het elektrische systeem
van uw auto en een storing veroorzaken.
4.1 Voordat u gaat rijden
174