Page 329 of 602

Ook wanneer het hybridesysteem is
uitgeschakeld, blijft de status aan/uit
van de voedingsschakelaar
opgeslagen.
2. Plaats het draagbare apparaat op het
oplaadvak.
Plaats de laadzijde van het draagbare
apparaat naar beneden met het
midden van het apparaat in het
midden van het laadgebied.
Tijdens het laden gaat de
werkingsindicator (oranje) branden.
Wanneer er niet wordt geladen,
probeer dan het draagbare apparaat
zo dicht mogelijk bij het midden van
het laadgebied te plaatsen.
Wanneer het laden is voltooid, gaat de
werkingsindicator (groen) branden.Oplaadfunctie
• Wanneer het laden is voltooid en na
een bepaalde tijd in de
onderbrekingsstatus, wordt het laden
hervat.
• Wanneer het draagbare apparaat
wordt verplaatst, stopt het laden even
en wordt het vervolgens weer hervat.
Snellaadfunctie
• De volgende draagbare apparaten
ondersteunen snelladen.
– Draagbare apparaten die voldoen
aan WPC versie 1.2.4 en compatibel
zijn met snelladen
– iPhones met een iOS-versie die het
laden met 7,5 W ondersteunt
(iPhone 8 en nieuwer)
• Druk tijdens het laden 3 keer op de
voedingsschakelaar om over te
schakelen naar de snellaadfunctie.
Wanneer snelladen mogelijk is,
schakelt de werkingsindicator van
oranje naar knipperen tussen groen
en oranje.
• Als het laden is voltooid, stopt de
snellaadfunctie. Schakel weer over
naar de snellaadfunctie om snelladen
opnieuw te gebruiken.
5.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
327
5
Voorzieningen in het interieur
Page 330 of 602

Voorwaarden voor verlichting van de
werkingsindicator
Werkingsin-
dicatorVoorwaarden
UitschakelenWanneer de voeding voor
de draadloze lader uit is
Groen (gaat
branden)In stand-by (status opla-
den mogelijk)
*1
Wanneer het laden is vol-
tooid*2
Oranje (gaat
branden)Wanneer het draagbare
apparaat op het laadge-
bied wordt geplaatst (het
draagbare apparaat wordt
gesignaleerd)
Laden
Knippert tus-
sen groen en
oranjeWanneer een van de on-
derstaande draagbare
apparaten snelladen on-
dersteunt
■Draagbare apparaten
die voldoen aan WPC
versie 1.2.4 en
compatibel zijn met
snelladen
■iPhones met een
iOS-versie die het
laden met 7,5 W
ondersteunt (iPhone
8 en nieuwer)
*1In stand-by wordt er geen vermogen
geleverd. Als er in deze stand een
metalen voorwerp op het oplaadvak
wordt geplaatst, zal dit niet warm
worden.
*2Afhankelijk van het draagbare apparaat
kan het voorkomen dat de
werkingsindicator oranje blijft branden,
ook al is het laden voltooid.Als de werkingsindicator knippert
Als zich een fout voordoet, knippert de
werkingsindicator oranje. Los de fout op
basis van onderstaande tabellen op.
• Knippert eens per seconde
herhaaldelijk (oranje)
Vermoedelijke oor-
zakenOplossing
Fout in communica-
tie tussen auto en
lader.Als het hybridesys-
teem in werking is,
schakel dit dan uit
en vervolgens weer
in. Als het contact in
stand ACC staat,
start dan het hybri-
desysteem.
(→Blz. 180)
• Knippert continu 3 keer herhaaldelijk
(oranje)
Vermoedelijke oor-
zakenOplossing
Signalering
vreemde voorwer-
pen:
Er bevindt zich een
metalen voorwerp
in het laadgebied,
en dus treedt de
beveiliging tegen
oververhitting van
de laadspoel in wer-
kingVerwijder het
vreemde voorwerp
van het laadgebied.
Onjuiste plaatsing
draagbaar apparaat:
De laadspoel in het
draagbare apparaat
bevindt zich buiten
het laadgebied, en
dus treedt de bevei-
liging tegen over-
verhitting van de
laadspoel in wer-
kingVerwijder het
draagbare apparaat
uit het oplaadvak,
controleer of de
werkingsindicator
weer groen wordt
en plaats het appa-
raat nogmaals on-
geveer in het mid-
den van het
oplaadvak. Als het
draagbare apparaat
is voorzien van een
hoesje, verwijder dit
dan.
5.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
328
Page 331 of 602

• Knippert continu 4 keer herhaaldelijk
(oranje)
Vermoedelijke oor-
zakenOplossing
De draadloze lader
wordt voor de vei-
ligheid uitgescha-
keld wanneer de
temperatuur in de
draadloze lader de
ingestelde waarde
overschrijdt.Stop het laden, ver-
wijder het draag-
bare apparaat uit
het oplaadvak en
wacht tot de tem-
peratuur is gedaald
voordat u de draad-
loze lader weer
gebruikt.
De draadloze lader kan worden bediend
als
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Bruikbare draagbare apparaten
• Standaard Wireless Qi-laders kunnen
worden gebruikt voor draagbare
apparaten. Niet voor alle standaard
Qi-apparaten is echter compatibiliteit
gegarandeerd.
• De draadloze lader is bedoeld voor
draagbare apparaten met een laag
vermogen van niet meer dan 5 W,
zoals mobiele telefoons en
smartphones.
• Een laadvermogen van meer dan 5 W
wordt echter ondersteund door de
volgende draagbare apparaten.
– Laden met maximaal 7,5 W wordt
ondersteund door iPhone's met
7,5 W laadvermogen.
– Laden met maximaal 10 W wordt
ondersteund door draagbare
apparaten die voldoen aan de
WPC-norm versie 1.2.4.
Gebruik van het Smart entry-systeem
met startknop
Als het Smart entry-systeem met
startknop de sleutel signaleert terwijl
een apparaat wordt opgeladen, wordt
het laden tijdelijk gestopt.Wanneer er hoesjes of accessoires aan
de draagbare apparaten zijn bevestigd
Laad niet op wanneer er een hoesje of
accessoire aan het draagbare apparaat is
bevestigd dat niet compatibel is met Qi.
Afhankelijk van het type hoesje of
accessoire kan het zijn dat het laden niet
mogelijk is. Verwijder het hoesje of
accessoire als het draagbare apparaat op
het laadgebied is geplaatst, ook al wordt
er niet geladen.
Tijdens het laden is via AM-radio ruis te
horen
• Schakel de draadloze lader uit en
controleer of de ruis is afgenomen. Als
de ruis afneemt, druk dan gedurende
2 seconden op de voedingsschakelaar
van de draadloze lader. Hiermee kan
de frequentie van de lader worden
gewijzigd en de ruis worden
verminderd. In dat geval gaat ook de
werkingsindicator 2 keer oranje
knipperen.
• iPhone's gebruiken een bepaalde
frequentie voor snel laden.
Afhankelijk van de iOS-versie wordt
snel laden mogelijk niet uitgevoerd
tijdens het wisselen van frequentie.
Belangrijke punten met betrekking tot
de draadloze lader
• Als de elektronische sleutel niet in het
interieur kan worden gesignaleerd,
kan er niet worden geladen. Wanneer
het portier wordt geopend en
gesloten, wordt het laden mogelijk
tijdelijk onderbroken.
• Tijdens het laden worden de draadloze
lader en het draagbare apparaat
warmer. Dit duidt echter niet op een
storing. Wanneer een draagbaar
apparaat tijdens het laden warm
wordt, stopt het laden mogelijk als
gevolg van de beschermingsfunctie
van het draagbare apparaat. In dit
geval kunt u weer laden nadat de
temperatuur van het draagbare
apparaat aanmerkelijk is afgenomen.
5.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
329
5
Voorzieningen in het interieur
Page 332 of 602

Mogelijk treedt de ventilator in
werking om de temperatuur in de
draadloze lader te verlagen. Dit duidt
echter niet op een storing.
Geluiden tijdens het gebruik
Mogelijk hoort u een zoemend geluid
wanneer u op de voedingsschakelaar
drukt om de voeding in te schakelen,
wanneer u het contact in stand ACC of
AAN zet terwijl de voeding van de
draadloze lader is ingeschakeld of
wanneer een draagbaar apparaat wordt
gesignaleerd. Dit duidt echter niet op
een storing.
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Wanneer een draagbaar apparaat
wordt opgeladen, dient de bestuurder
uit veiligheidsoverwegingen het
hoofdgedeelte van het draagbare
apparaat niet te bedienen tijdens het
rijden.
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Laad tijdens het rijden geen lichte
apparaten, zoals draadloze
koptelefoons. Deze apparaten zijn erg
licht en kunnen uit het oplaadvak
worden geworpen, wat tot onvoorziene
ongevallen kan leiden.
Waarschuwing met betrekking tot
beïnvloeding van elektronische
apparatuur
Mensen met geïmplanteerde
pacemakers, CRT-pacemakers,
geïmplanteerde hartdefibrillatoren of
andere elektrische medische apparaten
dienen hun arts te raadplegen m.b.t.
het gebruik van de draadloze lader.
Voorkomen van storingen en
brandwonden
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Anders
kan er een storing ontstaan in de
apparatuur en kunnen schade, brand of
brandwonden ontstaan als gevolg van
oververhitting of een elektrische
schok.
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Plaats tijdens het laden geen
metalen voorwerpen tussen het
laadgebied en het draagbare
apparaat
• Bevestig geen aluminium stickers of
andere metalen voorwerpen op het
laadgebied
• Bevestig geen aluminium stickers of
andere metalen voorwerpen aan de
zijde van het draagbare apparaat (of
de hoes ervan) die het laadgebied
raakt
• Gebruik het oplaadvak niet als een
klein opbergvak
• Niet blootstellen aan sterke
schokken
• Niet demonteren, wijzigen of
verwijderen
• Laad geen andere apparaten dan de
aangegeven draagbare apparaten
• Uit de buurt van magnetische
voorwerpen houden
• Laad apparaten niet op als het
laadgebied is bedekt met stof
• Niet afdekken met een doek of iets
dergelijks
OPMERKING
Situaties waarin de functie mogelijk
niet goed werkt
Apparaten worden in de volgende
situaties mogelijk niet goed opgeladen:
• Het draagbare apparaat is volledig
geladen
• Het draagbare apparaat wordt
opgeladen terwijl deze met een kabel
is aangesloten
• Er bevinden zich verontreinigingen
tussen het laadgebied en het
draagbare apparaat
• Door het laden is het draagbare
apparaat warm geworden
5.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
330
Page 333 of 602

OPMERKING(Vervolgd)
• De temperatuur in de buurt van het
oplaadvak is 35°C of hoger,
bijvoorbeeld bij extreme hitte
• Het draagbare is met het laadzijde
naar boven geplaatst
• Het draagbare apparaat is niet op de
juiste plaats op het laadgebied
geplaatst
• Het draagbare apparaat is groter dan
het oplaadvak
• Een vouwbaar draagbaar apparaat is
buiten het laadgebied geplaatst
• De auto zich in een gebied bevindt
waar sterke elektrische golven of ruis
worden uitgezonden, zoals in de buurt
van een televisietoren,
elektriciteitscentrale, benzinestation,
zender, groot beeldscherm,
luchthaven, enz.
• Een van de onderstaande voorwerpen
die 2 mm of dikker zijn, bevindt zich
tussen de laadzijde van het draagbare
apparaat en het laadgebied
– Een kaart met metaal erop, zoals
aluminiumfolie, enz.
– Een pakje sigaretten met
aluminiumfolie
– Een portemonnee of tas van metaal
– Muntgeld
– Een warmtekussen
– CD's, DVD's of andere typen media
– Een metalen accessoire
– Een hoesje van metaal
• In de buurt worden
afstandsbedieningen met elektrische
golfsignalen gebruikt
• Er worden 2 of meer draagbare
apparaten tegelijkertijd op het
oplaadvak gelegd
• Als om een andere reden het laden
niet goed werkt of als de
werkingsindicator blijft knipperen, is
de draadloze lader mogelijk defect.
Neem zo snel mogelijk contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
OPMERKING(Vervolgd)
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Voorkomen van storingen en
beschadiging van gegevens
• Als u een creditcard of een andere
magnetische kaart of magnetische
opslagmedia in de buurt van het
laadgebied brengt, worden alle
opgeslagen gegevens mogelijk gewist
als gevolg van magnetische
invloeden. Houd ook polshorloges en
andere precisie-apparatuur uit de
buurt van het laadgebied, aangezien
deze anders defect kunnen raken.
• Let op dat er tijdens het laden geen
contactloze chipkaarten, zoals een
OV-chipkaart, tussen de laadzijde van
het draagbare apparaat en het
laadgebied aanwezig zijn. De chip in
zo'n kaart kan extreem heet worden,
waardoor het draagbare apparaat of
de kaart beschadigd kan raken. Let er
vooral op dat u een draagbaar
apparaat niet oplaadt in een hoes
waaraan een contactloze chipkaart is
bevestigd.
• Laat draagbare apparaten niet achter
in de auto. De temperatuur in de auto
kan hoog oplopen, waardoor defecten
kunnen ontstaan.
Als het besturingssysteem van de
smartphone is bijgewerkt
Als het besturingssysteem van de
smartphone is bijgewerkt naar een
nieuwere versie, zijn de
oplaadspecificaties mogelijk aanzienlijk
gewijzigd. Raadpleeg de informatie op
de website van de fabrikant voor meer
informatie.
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Gebruik de draadloze lader niet
gedurende lange tijd wanneer het
hybridesysteem is uitgeschakeld.
5.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
331
5
Voorzieningen in het interieur
Page 334 of 602
Armsteun
Klap de armsteun omlaag om deze te
kunnen gebruiken.
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de
armsteun
Plaats geen al te zware last op de
armsteun.
Handgrepen
Een handgreep aan het dak kan ter
ondersteuning van uw lichaam worden
gebruikt wanneer u zit.
WAARSCHUWING!
Handgrepen
Gebruik de handgreep niet bij het in- of
uitstappen of bij het opstaan vanaf uw
zitplaats.
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de
handgreep
Hang geen zware voorwerpen aan de
handgreep en belast de greep niet
overmatig.
Kledinghaakjes
De handgrepen achter zijn voorzien van
kledinghaakjes.
WAARSCHUWING!
Zaken die niet aan het kledinghaakje
mogen worden gehangen
Hang geen kleerhangers, harde
voorwerpen of voorwerpen met
scherpe punten aan het kledinghaakje.
Als de curtain airbags geactiveerd
worden, kunnen deze voorwerpen
projectielen worden en dodelijk of
ernstig letsel veroorzaken.
5.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
332
Page 335 of 602
6.1 Onderhoud en verzorging........334
6.1.1 Reinigen en beschermen van het
exterieur van uw auto.......334
6.1.2 Reinigen en beschermen van het
interieur..............337
6.2 Onderhoud...............339
6.2.1 Onderhoud en reparatie......339
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud......340
6.3.1 Voorzorgsmaatregelen bij zelf uit te
voeren onderhoud.........340
6.3.2 Motorkap.............342
6.3.3 Plaatsen van een garagekrik. . . .343
6.3.4 Motorruimte............344
6.3.5 12V-accu.............349
6.3.6 Banden..............351
6.3.7 Bandenspanning..........356
6.3.8 Wielen...............357
6.3.9 Interieurfilter...........359
6.3.10 Schoonmaken van de
ventilatieopening en het filter van
het batterijpakket
(tractiebatterij)..........362
6.3.11 Ruitenwisserrubber
vervangen............366
6.3.12 Batterij elektronische sleutel . . .369
6.3.13 Controleren en vervangen van
zekeringen............371
6.3.14 Lampen.............374
Onderhoud en verzorging6
333
Page 336 of 602

6.1 Onderhoud en
verzorging
6.1.1 Reinigen en beschermen
van het exterieur van uw auto
Voer het volgende uit om uw auto te
beschermen en in perfecte staat te
houden:
Reinigingsinstructies
• Spoel de auto van boven naar
beneden af met veel water en
verwijder zo vuil en stof van de
carrosserie, uit de wielkasten en van
de onderkant van de auto.
• Was de auto met een spons of een
zachte doek (bijv. een zeemlap).
• Verwijder hardnekkige vlekken met
een autowasmiddel en spoel grondig
af met water.
• Veeg overtollig water weg.
• Wanneer het water niet meer in
druppels op de lak blijft liggen, moet
de auto opnieuw in de was worden
gezet.
Zet de auto alleen in de was als de
carrosserie is afgekoeld.
Wassen in de wasstraat
• Voordat u de wasstraat inrijdt:
– Klap de spiegels in
– Schakel de elektrisch bedienbare
achterklep uit (indien aanwezig)
Begin met wassen vanaf de voorzijde
van de auto. Klap de spiegels weer uit
voordat u gaat rijden.
• Sommige borstels in wasstraten
kunnen krassen veroorzaken op de
carrosserie en andere onderdelen
(velgen, enz.), waardoor de lak van uw
auto wordt beschadigd.
• In sommige autowasserettes wordt de
achterspoiler mogelijk niet gereinigd.
Ook bestaat er mogelijk een
verhoogde kans op schade aan de
auto.Hogedrukreinigers
Spuit niet van dichtbij op de randen van
de portieren of de ruiten en blijf er niet
langdurig op spuiten, omdat er anders
water in het interieur terecht kan
komen.
Aanwijzingen voor het Smart
entry-systeem met startknop (auto's
met instapfunctie)
Als de portiergreep nat wordt terwijl de
elektronische sleutel zich binnen het
werkzame gebied bevindt, kan het
portier herhaaldelijk worden
vergrendeld en ontgrendeld. Volg in dat
geval de correctieprocedure hieronder
bij het wassen van de auto:
• Leg de sleutel op een afstand van ten
minste 2 m van de auto als u de auto
wast. (Zorg ervoor dat de sleutel niet
gestolen wordt.)
• Schakel de energiebespaarmodus van
de elektronische sleutel in om het
Smart entry-systeem met startknop
uit te schakelen. (→Blz. 135)
Velgen en wieldoppen
• Verwijder vuil onmiddellijk met een
neutraal reinigingsmiddel.
• Spoel het reinigingsmiddel direct na
het gebruik weg met water.
• Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om de
lak tegen beschadiging te
beschermen.
– Gebruik geen zuurhoudende of
alkalische middelen of
schuurmiddelen.
– Gebruik geen harde borstels.
– Reinig de velgen niet met
reinigingsmiddelen als de velgen,
bijvoorbeeld na het rijden of
stilstaan bij warm weer, nog warm
zijn.
• Auto's met matgelakte velgen: De
velgen moeten op een andere manier
dan normale lichtmetalen velgen
worden onderhouden. Neem voor
meer informatie contact op met een
6.1 Onderhoud en verzorging
334