Page 305 of 602
5.1 Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming.........304
5.1.1 Automatische airconditioning . . .304
5.1.2 Stuurwielverwarming
*/
stoelverwarming*/
stoelventilatoren*.........310
5.2 Gebruik van de interieurverlichting . . .312
5.2.1 Overzicht interieurverlichting . . .312
5.3 Gebruik van de
opbergmogelijkheden..........314
5.3.1 Overzicht van
opbergmogelijkheden.......314
5.3.2 Voorzieningen in de bagageruimte .318
5.4 Gebruik van de overige voorzieningen in
het interieur...............322
5.4.1 Overige voorzieningen in het
interieur..............322
Voorzieningen in het interieur5
303
Page 306 of 602

5.1 Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming
5.1.1 Automatische airconditioning
De uitstroomopeningen waaruit de lucht komt en de aanjagersnelheid worden
automatisch geregeld op basis van de gekozen temperatuur.
Bedieningspaneel airconditioning
ASchakelaar automatische modus
BSchakelaar temperatuurregeling links
CSchakelaar temperatuurregeling
rechts
DDUAL-schakelaar
ESchakelaar OFF
FSchakelaar voorruitverwarming
GSchakelaar achterruit- en
buitenspiegelverwarming
HKeuzeschakelaar aanjager
ISchakelaar verlagen aanjagersnelheid
JSchakelaar verhogen
aanjagersnelheid
KSchakelaar luchtcirculatieregeling
LSchakelaar buitenlucht-/
recirculatiemodus
MSchakelaar S-FLOW-modus
NAircoschakelaar
Deze afbeelding is voor auto's met linkse besturing. Voor uitvoeringen met rechtse
besturing is de positie van de knoppen omgekeerd.
Wijzigen van de ingestelde temperatuur
Draai de draaiknop voor de
temperatuurregeling aan
bestuurderszijde rechtsom om de
temperatuur te verhogen en linksom om
de temperatuur te verlagen.
De functies van de toetsen van de
airconditioning wijzigen van gescheiden
naar gemeenschappelijke bediening en
omgekeerd als de DUAL-schakelaar wordt
ingedrukt.Gemeenschappelijke bediening (het
controlelampje in de DUAL-schakelaar is
uit):
De draaiknop voor de
temperatuurregeling aan de
bestuurderszijde kan worden gebruikt om
de temperatuur aan de bestuurders- en
passagierszijde in te stellen. Bedien de
draaiknop voor de temperatuurregeling
aan de passagierszijde om de gescheiden
bediening te activeren.
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
304
Page 307 of 602

Gescheiden bediening (het
controlelampje in de DUAL-schakelaar
brandt):
De temperatuur aan de bestuurders- en
passagierszijde kan afzonderlijk worden
ingesteld.
Instellen van de aanjagersnelheid
Druk op de schakelaar voor het verhogen
van de aanjagersnelheid om de
aanjagersnelheid te verhogen en de
schakelaar voor het verlagen van de
aanjagersnelheid om de aanjagersnelheid
te verlagen.
Druk op de schakelaar OFF om de
aanjager uit te schakelen.
Wijzigen van de luchtcirculatiemodus
Druk op de schakelaar voor de
luchtcirculatieregeling.
De luchtcirculatiemodus verandert
telkens wanneer de schakelaar wordt
ingedrukt als volgt:
1. Bovenlichaam
2. Bovenlichaam en voeten
3. Voeten
4. Voeten en voorruitontwasemingSchakelen tussen buitenluchtmodus en
recirculatiemodus
Druk op de schakelaar
buitenlucht-/recirculatiemodus.
Iedere keer als er op de toets wordt
gedrukt, wordt er geschakeld tussen de
buitenluchtmodus (controlelampje
brandt niet) en de recirculatiemodus
(controlelampje brandt).
In-/uitschakelen van de koel- en
ontvochtigingsfunctie
Druk op de aircoschakelaar.
Wanneer de functie is ingeschakeld,
brandt het controlelampje in de
aircoschakelaar.
Ontwasemen van de voorruit
De ruitverwarming wordt gebruikt om de
voorruit en de zijruiten voor te
ontwasemen.
Druk op de schakelaar voor de
voorruitverwarming.
Zet, als de recirculatiemodus is
ingeschakeld, de schakelaar voor de
buitenlucht-/recirculatiemodus in de
buitenluchtmodus. (Mogelijk gaat dit
automatisch.)
Verhoog de aanjagersnelheid en de
temperatuur om de voorruit en zijruiten
snel te ontwasemen.
Druk wanneer de voorruit is ontwasemd
nogmaals op de schakelaar voor de
voorruitverwarming om terug te keren
naar de vorige modus.
Als de voorruitverwarming is
ingeschakeld, brandt het controlelampje
op de schakelaar voorruitontwaseming.
Ontwasemen van de achterruit en
buitenspiegels
De achterruit- en
buitenspiegelverwarming worden
gebruikt om de achterruit te ontwasemen
en om regendruppels, dauw en ijs van de
buitenspiegels te verwijderen.
112233
44
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
305
5
Voorzieningen in het interieur
Page 308 of 602

Druk op de schakelaar achterruit- en
buitenspiegelverwarming.
De buitenspiegelverwarming schakelt na
15 minuten automatisch uit.
Als de achterruit- en
buitenspiegelverwarming is
ingeschakeld, brandt het controlelampje
op de schakelaar achterruit- en
buitenspiegelverwarming.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
aanjager
Als de automatische stand geselecteerd
is, kan alleen de aanjagersnelheid volgens
uw voorkeur worden ingesteld.
1. Druk op de schakelaar voor de
automatische modus.
2. Druk op de keuzeschakelaar voor de
aanjager.
3. Elke keer als de keuzeschakelaar voor
de aanjager wordt ingedrukt,
verandert de aanjagersnelheid als
volgt.
MEDIUM (gemiddeld)→SOFT (laag)
→FAST (snel)
Beslaan van de ruiten
• Wanneer de luchtvochtigheid in de
auto hoog is, zullen de ruiten
gemakkelijk beslaan. Als u de
aircoschakelaar inschakelt, wordt de
lucht die via de uitstroomopeningen
stroomt, ontvochtigd en wordt de
voorruit efficiënt ontwasemd.
• Als u de aircoschakelaar uitschakelt,
zullen de ruiten mogelijk sneller
beslaan.
• De ruiten zullen mogelijk beslaan als
de recirculatiemodus is ingeschakeld.
Bij het rijden op stoffige wegen
Sluit alle ruiten. Als er na het sluiten van
de ruiten nog altijd stof wordt
aangezogen, zet dan de
luchttoevoerregeling in de
buitenluchtmodus en schakel de
aanjager in.Buitenlucht-/recirculatiemodus
• Het wordt aangeraden om de
recirculatiemodus tijdelijk in te
schakelen om te voorkomen dat er
vuile lucht wordt aangevoerd en om
de auto te helpen koelen wanneer het
buiten warm is.
• Mogelijk wordt de buitenluchtmodus/
recirculatiemodus automatisch
ingeschakeld afhankelijk van de
ingestelde temperatuur of de
temperatuur in de auto.
Werking van de airconditioning in de
ECO-rijmodus
• In de ECO-rijmodus wordt de
airconditioning als volgt bediend voor
een laag brandstofverbruik:
– Het motortoerental en de werking
van de compressor worden geregeld
om de verwarm-/koelcapaciteit te
beperken
– Wanneer de automatische modus is
gekozen, wordt de aanjagersnelheid
beperkt
• Doe het volgende om de prestaties
van de airconditioning te verbeteren:
– Wijzig de aanjagersnelheid
– Schakel de ECO-rijmodus uit
(→blz. 286)
Wanneer de buitentemperatuur tot
bijna 0°C daalt
De ontvochtigingsfunctie werkt mogelijk
niet, zelfs niet wanneer de
aircoschakelaar wordt ingedrukt.
Geuren ventilatie en airconditioning
• Zet de airconditioning in de
buitenluchtmodus om frisse lucht
binnen te laten.
• Tijdens het gebruik kunnen
verschillende geuren van binnen en
buiten de auto in het
airconditioningsysteem
terechtkomen. Dit kan tot gevolg
hebben dat de lucht die uit de
uitstroomopeningen komt niet lekker
ruikt.
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
306
Page 309 of 602

• Het voorkomen van mogelijke geuren:
– We raden u aan het
airconditioningsysteem in de
buitenluchtmodus te zetten voordat
u de motor uitschakelt.
– Mogelijk wordt het inschakelen van
de aanjager direct nadat de
airconditioning in de automatische
modus wordt ingeschakeld even
vertraagd.
• Bij het parkeren schakelt het systeem
automatisch de buitenluchtmodus in
voor een betere luchtcirculatie in de
auto, wat helpt om geuren bij het
starten van de auto te verminderen.
Interieurfilter
→Blz. 359
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. de werking van de
toets AUTO van de airconditioning)
kunnen worden gewijzigd. (Systemen
met mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen:→blz. 454)
WAARSCHUWING!
Voorkomen dat de voorruit beslaat
Gebruik de schakelaar voor de
voorruitontwaseming niet in
combinatie met koele lucht bij zeer
vochtig weer. Het verschil tussen de
buitentemperatuur en de temperatuur
van de voorruit zorgt ervoor dat de
buitenkant van de voorruit beslaat,
waardoor het zicht wordt belemmerd.
Als de buitenspiegelverwarming
ingeschakeld is
Raak het spiegeloppervlak van de
buitenspiegels niet aan wanneer de
buitenspiegelverwarming is
ingeschakeld.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat, als het hybridesysteem is
uitgeschakeld, de airconditioning niet
langer ingeschakeld dan noodzakelijk is.
Gebruik van de automatische modus
1. Druk op de schakelaar AUTO.
De ontvochtigingsfunctie wordt
ingeschakeld. De uitstroomopeningen
waaruit de lucht komt en de
aanjagersnelheid worden
automatisch geregeld op basis van de
gekozen temperatuur en de
luchtvochtigheid.
2. Wijzig de ingestelde temperatuur.
3. Druk op de schakelaar OFF om de
procedure te beëindigen.
Als de instelling van de aanjagersnelheid
of de luchtcirculatiemodi worden
bediend, dooft het controlelampje van de
automatische modus. De automatische
modus blijft echter ingeschakeld voor de
andere functies dan die worden bediend.
Gebruik van de automatische modus
De aanjagersnelheid wordt automatisch
geregeld op basis van de gekozen
temperatuur en de omgevingscondities.
Daarom kan direct na het indrukken van
de schakelaar AUTO de aanjager even
worden uitgeschakeld tot er voldoende
warme of koude lucht voorhanden is.
Voorruitverwarming (indien
aanwezig)/voorruitontwaseming
(indien aanwezig)
Dit systeem wordt gebruikt om
ijsvorming op de voorruit en de
ruitenwissers te voorkomen.
Gebruik deze toets om het systeem in en
uit te schakelen.
Het controlelampje gaat branden als het
systeem is ingeschakeld.
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
307
5
Voorzieningen in het interieur
Page 310 of 602

Auto's met voorruitverwarming: De
voorruitverwarming wordt na een tijdje
automatisch uitgeschakeld.
Auto's met ontwaseming verwarmde
voorruit:
• De ontwaseming van de verwarmde
voorruit wordt na 4 minuten
automatisch uitgeschakeld.
• De ontwaseming van de verwarmde
voorruit werkt niet als de
buitentemperatuur 5°C of hoger is.
ASchakelaar voorruitverwarming
BToets voorruitontwaseming
WAARSCHUWING!
Voorkomen van brandwonden
• Auto's met voorruitverwarming: Raak
het onderste deel van de voorruit en
de gedeeltes bij de voorstijlen niet
aan wanneer de voorruitverwarming
is ingeschakeld.
• Auto's met voorruitontwaseming:
Raak de voorruit (met name het
onderste deel) niet aan, omdat het
oppervlak heet kan worden wanneer
de voorruitontwaseming is
ingeschakeld.Geconcentreerde luchtcirculatiemodus
voorstoel (S-FLOW-modus)
Deze functie regelt automatisch de
luchtcirculatie van de airconditioning,
zodat prioriteit wordt gegeven aan de
voorstoelen. Wanneer de
voorpassagiersstoel niet bezet is, stroomt
er mogelijk alleen lucht naar de
bestuurdersstoel. Onnodig gebruik van
de airconditioning wordt onderdrukt, wat
zorgt voor een lager brandstofverbruik.
De geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voor de voorstoel
werkt in de volgende situaties:
• Er worden geen passagiers
gesignaleerd op de achterstoelen
• De voorruitverwarming is niet in
werking
Wanneer de modus in werking is, brandt
.
Geconcentreerde luchtcirculatiemodus
voorstoel handmatig in-/uitschakelen
Wanneer de geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voor de voorstoel is
ingeschakeld, kan met de schakelaar
worden ingesteld of de lucht alleen naar
de voorstoelen moet stromen of naar alle
stoelen. Wanneer de modus handmatig
wordt bediend, stopt de automatische
regeling van de luchtcirculatie.
Druk op
op het bedieningspaneel van
de airco om de luchtcirculatie in te
stellen.
• Indicator brandt: luchtstroom alleen
naar de voorstoelen
• Indicator is uit: luchtstroom naar alle
stoelen.
Werking van de automatische
luchtcirculatie
• Voor het behoud van een comfortabel
interieur kan de luchtstroom, direct
nadat het hybridesysteem is gestart
en op andere momenten, afhankelijk
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
308
Page 311 of 602

van de buitentemperatuur, naar
stoelen zonder passagiers worden
geleid.
• Als, nadat het hybridesysteem is
gestart, passagiers in de auto van
plaats veranderen of in of uit de auto
stappen, kan het systeem de
aanwezigheid van passagiers niet
goed bepalen en werkt de
automatische regeling van de
luchtcirculatie niet.
Handmatige regeling van de
luchtcirculatie
Zelfs wanneer de functie handmatig
wordt ingesteld om de luchtstroom
alleen naar de voorstoelen te leiden,
wordt mogelijk automatisch lucht naar
alle stoelen geleid wanneer een
achterstoel bezet is.
Terugkeren naar automatische
luchtcirculatie
1. Zet, wanneer de indicator uit is, het
contact UIT.
2. Wacht ten minste 60 minuten en zet
het contact AAN.
Overzicht en bediening
uitstroomopeningen
Plaats van uitstroomopeningen
De uitstroomopeningen en
luchthoeveelheid veranderen
overeenkomstig de geselecteerde
luchtcirculatiemodus.Afstellen van de richting van de
luchtstroom en openen/sluiten van de
uitstroomopeningen
Voor
1. Richt de luchtstroom naar links of
rechts, boven of beneden
2. De uitstroomopening openen
3. De uitstroomopening sluiten
Achter
1. Richt de luchtstroom naar links of
rechts, boven of beneden
2. De uitstroomopening openen
3. De uitstroomopening sluiten
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
309
5
Voorzieningen in het interieur
Page 312 of 602

WAARSCHUWING!
Voorkomen dat de werking van de
voorruitontwaseming wordt
gehinderd
Plaats geen voorwerpen op het
dashboard die de uitstroomopeningen
kunnen bedekken. Anders raakt de
luchtstroom mogelijk geblokkeerd,
waardoor de voorruitverwarming de
voorruit niet kan ontwasemen.
5.1.2 Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming*/
stoelventilatoren*
*Indien aanwezig
• Stuurwielverwarming
Verwarmt het stuurwiel
• Stoelverwarming
Verwarmt de stoelbekleding
• Stoelventilatoren
Zorgen voor een goede ventilatie door
lucht door de stoelbekleding te blazen
WAARSCHUWING!
Voorkomen van lichte brandwonden
Wees voorzichtig wanneer iemand uit
onderstaande categorieën in contact
komt met het stuurwiel of de stoelen
wanneer de stuurwiel- of
stoelverwarming is ingeschakeld:
• Baby's, kleine kinderen, oudere
personen, zieken en gehandicapten
• Personen met een gevoelige huid
• Personen die oververmoeid zijn
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Personen die alcohol hebben
gedronken of personen die
rustgevende medicijnen
(slaapmiddel, middel tegen
verkoudheid, enz.) hebben gebruikt
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de
stoelverwarming en -ventilatoren
Plaats geen zware voorwerpen met een
ongelijkmatig oppervlak op de stoel en
leg geen scherpe voorwerpen (naalden,
punaises, enz.) op de stoel.
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Gebruik de functies niet wanneer het
hybridesysteem niet is ingeschakeld.
Stuurwielverwarming
Schakelt de stuurwielverwarming in/uit
Wanneer de stuurwielverwarming in
werking is, gaat het controlelampje
branden.
Werkingsvoorwaarden
Het contact staat AAN.
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
310