verlichting worden automatisch
uitgeschakeld als het contact in stand
ACC of UIT wordt gezet.
Zet om de verlichting weer in te
schakelen het contact AAN of zet de
lichtschakelaar een keer in stand
en
daarna weer in standof.
Zoemer verlichting
Er klinkt een zoemer als het contact UIT
wordt gezet en het bestuurdersportier
wordt geopend terwijl de verlichting is
ingeschakeld.
Automatische verticale
koplampverstelling
De koplamphoogte wordt automatisch
geregeld op basis van het aantal
passagiers in de auto en de mate van
belading om verblinding van andere
weggebruikers door de koplampen te
voorkomen.
Energiebesparende functie 12V-accu
Ty p e A
Om te voorkomen dat de 12V-accu van
de auto ontladen raakt wanneer de
koplampen en/of de achterlichten aan
zijn terwijl het contact UIT wordt gezet,
schakelt de energiebesparende functie
van de 12V-accu alle verlichting na
ongeveer 20 minuten automatisch uit.
Onder de volgende omstandigheden
wordt de energiebesparende functie van
de 12V-accu eenmaal uitgeschakeld en
vervolgens weer geactiveerd. Alle
verlichting gaat 20 minuten nadat de
energiebesparende functie van de
12V-accu weer is geactiveerd
automatisch uit:
• Wanneer de lichtschakelaar wordt
bediend
• Wanneer een portier wordt geopend
of geslotenTy p e B
Om te voorkomen dat de 12V-accu van
de auto ontladen raakt wanneer de
lichtschakelaar in de stand
staat
terwijl het contact UIT wordt gezet,
schakelt de energiebesparende functie
van de 12V-accu alle verlichting na
ongeveer 20 minuten automatisch uit.
Onder de volgende omstandigheden
wordt de energiebesparende functie van
de 12V-accu eenmaal uitgeschakeld en
vervolgens weer geactiveerd. Alle
verlichting gaat 20 minuten nadat de
energiebesparende functie van de
12V-accu weer is geactiveerd
automatisch uit:
• Wanneer de lichtschakelaar wordt
bediend
• Wanneer een portier wordt geopend
of gesloten
Als “Headlight System Malfunction
Visit Your Dealer” (Storing in
koplampsysteem. Ga naar uw dealer)
op het multi-informatiedisplay wordt
weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. gevoeligheid
lichtsensor) kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:
→blz. 451)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat de verlichting niet langer
ingeschakeld dan noodzakelijk is als het
hybridesysteem niet in werking is.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
197
4
Rijden
Inschakelen van het grootlicht
1. Druk bij ingeschakelde koplampen de
hendel van u af om het grootlicht in te
schakelen.
Door de hendel weer in de
middenstand te zetten, wordt het
grootlicht weer uitgeschakeld.
2. Trek de hendel naar u toe en laat deze
meteen weer los om één keer met het
grootlicht te knipperen.
U kunt lichtsignalen geven met de
koplampen in- of uitgeschakeld.
Extended Headlight Lighting-systeem
Dankzij dit systeem kunnen de
koplampen gedurende 30 seconden
worden ingeschakeld wanneer het
contact UIT wordt gezet.
Trek, nadat u het contact UIT hebt gezet,
de hendel naar u toe en laat hem los
terwijl de lichtschakelaar in de stand
staat.
Trek de hendel naar u toe en laat hem
weer los om de verlichting uit te
schakelen.
4.3.2 AHB (Automatic High
Beam)*
*Indien aanwezig
Het Automatic High Beam-systeem
maakt gebruik van een ingebouwde
camera voor om de helderheid van
bijvoorbeeld de straatverlichting en de
verlichting van tegenliggers en
voorliggers te meten, en schakelt indien
nodig automatisch het grootlicht in of uit.
WAARSCHUWING!
Beperkingen van het Automatic High
Beam-systeem
Vertrouw niet blindelings op het
Automatic High Beam-systeem. Rijd
altijd voorzichtig, houd hierbij de
omgeving in de gaten en schakel indien
nodig handmatig het grootlicht in of
uit.
Voorkomen van onjuiste werking van
het Automatic High Beam-systeem
Voorkom overbelading van uw auto.
Inschakelen van het Automatic High
Beam-systeem
1. Druk de Automatic High
Beam-schakelaar in.
2. Zet de lichtschakelaar in de stand
of.
Het controlelampje van het Automatic
High Beam-systeem gaat branden als
het systeem werkt.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
198
signaleren. Hierdoor blijven de
dimlichten mogelijk branden of zorgt
het grootlicht mogelijk voor
problemen bij voetgangers,
tegenliggers of voorliggers of
anderen. In dergelijke gevallen moet
handmatig worden geschakeld tussen
grootlicht en dimlicht.
– Bij slecht weer (regen, sneeuw, mist,
zandstormen, enz.)
– Het zicht door de voorruit wordt
belemmerd door mist, wasem, ijs,
vuil, enz.
– De voorruit is gebarsten of
beschadigd
– De camera voor is vervormd of vuil.
– Als de temperatuur van de camera
voor extreem hoog is
– De helderheid van het
omgevingslicht komt overeen met
die van koplampen, achterlichten of
mistlampen.
– Als de koplampen of achterlichten
van tegenliggers of voorliggers zijn
uitgeschakeld, vuil zijn, een andere
kleur hebben of niet correct zijn
afgesteld
– Als de auto wordt geraakt door
water, sneeuw, stof, enz. van een
voorligger
– In gebieden waar lichte en donkere
stukken elkaar afwisselen.
– Als geregeld en herhaaldelijk over
stijgende en dalende wegen wordt
gereden, of over wegen met een
slecht of oneffen wegdek (zoals
klinkerwegen, grindwegen, enz.)
– Als geregeld en herhaaldelijk over
bochtige wegen wordt gereden.
– Als er zich een sterk spiegelend
voorwerp, zoals een verkeersbord of
spiegel, voor de auto bevindt
– De achterzijde van een voorligger is
sterk spiegelend, zoals een
container op een truck
– De koplampen van de auto zijn
beschadigd of vuil of zijn niet
correct afgesteld– De auto helt naar één kant over
door bijvoorbeeld een lekke band of
ligt aan de achterzijde wat lager
doordat een aanhangwagen is
aangekoppeld.
– Er wordt herhaaldelijk en op een
abnormale manier geschakeld
tussen dimlicht en grootlicht.
– De bestuurder meent dat andere
bestuurders of voetgangers last
hebben van het grootlicht.
– De auto wordt gebruikt in een
gebied waar men aan de andere
kant van de weg rijdt. Bijvoorbeeld,
een auto bestemd voor
rechtsrijdend verkeer in een gebied
voor linksrijdend verkeer of vice
versa
– Wanneer men door een lange
tunnel rijdt.
Als “Headlight System Malfunction
Visit Your Dealer” (Storing in
koplampsysteem. Ga naar uw dealer)
op het multi-informatiedisplay wordt
weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Handmatig in- en uitschakelen van het
grootlicht
Grootlicht inschakelen
Duw de hendel van u af.
Het controlelampje van het Automatic
High Beam-systeem dooft en het
controlelampje van het grootlicht gaat
branden.
Trek de hendel in de oorspronkelijke
stand om het Automatic High
Beam-systeem weer te activeren.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
200
Buitenspiegels (→blz. 156)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
Automatisch in- en uitklap-
pen*
Gekoppeld aan
het
vergrendelen/
ontgrendelen
van de portierenUit
––O Gekoppeld aan
bediening
startknop
*Indien aanwezig
Elektrisch bedienbare ruiten en panoramadak
*(→blz. 157, blz. 160)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
Aan mechanische sleutel ge-
koppelde werking (openen)Uit Aan – – O
Aan mechanische sleutel ge-
koppelde werking (sluiten)Uit Aan – – O
Gekoppelde werking aan af-
standsbediening (openen)Uit Aan – – O
Gekoppelde werking aan af-
standsbediening (sluiten)Uit Aan – – O
Koppeling van werking aan
afstandsbediening (zoemer)Aan Uit – – O
Waarschuwingsfunctie zijrui-
ten openAan Uit – – O
Waarschuwingsfunctie
schuifdak openAan Uit – – O
*Indien aanwezig
Verlichting (→blz. 196)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
Zoemer verlichting Aan Uit – – O
Automatische verlichting (→blz. 196)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
Gevoeligheid lichtsensor Standaard-2-2 O – O
Tijd die verstrijkt voordat de
koplampen uitgaan (Extended
Headlight Lighting)30 seconden60 seconden
––O 90 seconden
120 seconden
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
451
8
Voertuigspecificaties
A
Antidiefstalsysteem...........73
Alarm*..................74
Bedienen van het systeem......73
Inbraaksensor en hellingsensor . . .76
Inschakelen/uitschakelen/uitzetten
van het alarmsysteem.........74
Inschakelen/uitschakelen van de
supervergrendeling..........74
Startblokkering.............73
Supervergrendeling*.........74
B
Bedienen van verlichting en
ruitenwissers...............196
Achterruitenwisser en -sproeier . .205
AHB (Automatic High Beam)* . . .198
Bedienen van de
ruitenwisserhendel......202
,205
Bediening...............201
Extended Headlight
Lighting-systeem..........198
Handmatig in- en uitschakelen van
het grootlicht.............200
Inschakelen van de koplampen . . .196
Inschakelen van het Automatic High
Beam-systeem............198
Inschakelen van het grootlicht . . .198
Lichtschakelaar............196
Ruitenwissers en -sproeiers. . . .202
Schakelaar mistlampen.......201
Belangrijke informatie.........384
Alarmknipperlichten.........384
Als de onder water staat of het water
op de weg stijgt............385
Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . .384
Bedieningsinstructies........384
De auto tot stilstand brengen . . .384
G
Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming.........304
Automatische airconditioning . . .304
Bedienen van de
stoelverwarming...........311Bedienen van de stoelverwarming en
-ventilatoren.............311
Bedieningspaneel
airconditioning............304
Gebruik van de automatische
modus.................307
Geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voorstoel
(S-FLOW-modus)..........308
Overzicht en bediening
uitstroomopeningen.........309
Stuurwielverwarming........310
Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming*/
stoelventilatoren*..........310
Voorruitverwarming (indien
aanwezig)/voorruitontwaseming
(indien aanwezig)...........307
Gebruik van de
interieurverlichting...........312
Bedienen van de
interieurverlichting.........313
Bedienen van de leeslampjes. . . .313
Overzicht interieurverlichting . . .312
Plaats van de interieurverlichting .312
Gebruik van de ondersteunende
systemen.................208
BSM (Blind Spot Monitor)*.....249
Cruise control*............245
De Blind Spot Monitor-functie . . .262
De Rear Crossing Traffic Alert-functie
(indien aanwezig)...........264
Dynamic Radar Cruise Control met
Road Sign Assist (auto's met
RSA)...................241
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik*......234
Functies die zijn opgenomen in het
LTA-systeem..............224
GPF-systeem
(benzineroetfilter)*.........289
Hervatten van het rijden met de
volgregeling als de auto is stilgezet
door het systeem
(afstandsregelmodus)........240
Inschakelen/uitschakelen Dynamic
Radar Cruise Control met Road Sign
Assist (auto's met RSA).......242
Inschakelen/uitschakelen van de
Parking Support Brake........279
Index
589