Als “Traction Battery Needs to be
Protected Refrain from the Use of N
Position” (Tractiebatterij moet worden
beschermd. Vermijd het gebruik van
stand N.) wordt weergegeven
Deze melding kan worden weergegeven
als de selectiehendel in stand N staat.
Het batterijpakket (tractiebatterij) kan
niet worden geladen als de
selectiehendel in stand N staat. Zet de
selectiehendel daarom in stand P als de
auto stilstaat.
Als “Traction Battery Needs to be
Protected Shift into P to Restart”
(Tractiebatterij moet worden
beschermd. Schakel naar P om opnieuw
te starten.) wordt weergegeven
Deze melding wordt weergegeven
wanneer het batterijpakket
(tractiebatterij) bijna leeg is, doordat de
selectiehendel een bepaalde periode in
stand N heeft stilgestaan.
Zet bij het bedienen van de auto de
selectiehendel in stand P en herstart het
hybridesysteem.
Als “Shift to P when Parked” (schakel
naar stand P na parkeren) wordt
weergegeven
De melding wordt weergegeven wanneer
het bestuurdersportier wordt geopend
terwijl het contact niet UIT is gezet en de
selectiehendel in een andere stand dan P
stond.
Zet de selectiehendel in stand P.
Als “Shift is in N Release Accelerator
Before Shifting” (Schakelstand is in N.
Laat gaspedaal los voor het schakelen)
wordt weergegeven
De melding wordt weergegeven wanneer
het gaspedaal wordt ingetrapt en de
selectiehendel in stand N staat. Laat het
gaspedaal los en zet de selectiehendel in
stand D of R.Als “Press Brake when Vehicle is
Stopped Hybrid System may Overheat”
(Trap rempedaal in als voertuig is
gestopt. Hybridesysteem kan
oververhit raken) wordt weergegeven
De melding wordt weergegeven wanneer
het gaspedaal wordt ingetrapt om de
auto op een helling omhoog te laten
stilstaan, enz.
Als deze situatie blijft voortduren, kan
het hybridesysteem oververhit raken.
Laat het gaspedaal los en trap het
rempedaal in.
Als “Auto Power OFF to Conserve
Battery” (Automatische uitschakeling
contact om batterij te sparen) wordt
weergegeven
Het contact is UIT gezet door de
automatische power off-functie.
Bedien de volgende keer dat u het
hybridesysteem start het
hybridesysteem gedurende ongeveer
5 minuten om de 12V-accu op te laden.
Als “Engine Oil Level Low Add or
Replace” (Motoroliepeil laag. Bijvullen
of verversen) wordt weergegeven
Het motoroliepeil is mogelijk te laag.
Controleer het oliepeil en vul indien
nodig olie bij. Deze
waarschuwingsmelding verschijnt
mogelijk wanneer de auto op een helling
stilstaat. Plaats de auto op een
horizontale ondergrond en controleer of
de melding verdwijnt.
Als er een melding wordt weergegeven
dat er een storing in de camera voor
aanwezig is
De onderstaande systemen worden
mogelijk tijdelijk uitgeschakeld tot het in
de melding aangegeven probleem is
opgelost. (→Blz. 211, blz. 390)
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
*
• LTA (Lane Tracing Assist)*
• AHB (Automatic High Beam)*
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
401
7
Bij problemen
A
Antidiefstalsysteem...........73
Alarm*..................74
Bedienen van het systeem......73
Inbraaksensor en hellingsensor . . .76
Inschakelen/uitschakelen/uitzetten
van het alarmsysteem.........74
Inschakelen/uitschakelen van de
supervergrendeling..........74
Startblokkering.............73
Supervergrendeling*.........74
B
Bedienen van verlichting en
ruitenwissers...............196
Achterruitenwisser en -sproeier . .205
AHB (Automatic High Beam)* . . .198
Bedienen van de
ruitenwisserhendel......202
,205
Bediening...............201
Extended Headlight
Lighting-systeem..........198
Handmatig in- en uitschakelen van
het grootlicht.............200
Inschakelen van de koplampen . . .196
Inschakelen van het Automatic High
Beam-systeem............198
Inschakelen van het grootlicht . . .198
Lichtschakelaar............196
Ruitenwissers en -sproeiers. . . .202
Schakelaar mistlampen.......201
Belangrijke informatie.........384
Alarmknipperlichten.........384
Als de onder water staat of het water
op de weg stijgt............385
Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . .384
Bedieningsinstructies........384
De auto tot stilstand brengen . . .384
G
Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming.........304
Automatische airconditioning . . .304
Bedienen van de
stoelverwarming...........311Bedienen van de stoelverwarming en
-ventilatoren.............311
Bedieningspaneel
airconditioning............304
Gebruik van de automatische
modus.................307
Geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voorstoel
(S-FLOW-modus)..........308
Overzicht en bediening
uitstroomopeningen.........309
Stuurwielverwarming........310
Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming*/
stoelventilatoren*..........310
Voorruitverwarming (indien
aanwezig)/voorruitontwaseming
(indien aanwezig)...........307
Gebruik van de
interieurverlichting...........312
Bedienen van de
interieurverlichting.........313
Bedienen van de leeslampjes. . . .313
Overzicht interieurverlichting . . .312
Plaats van de interieurverlichting .312
Gebruik van de ondersteunende
systemen.................208
BSM (Blind Spot Monitor)*.....249
Cruise control*............245
De Blind Spot Monitor-functie . . .262
De Rear Crossing Traffic Alert-functie
(indien aanwezig)...........264
Dynamic Radar Cruise Control met
Road Sign Assist (auto's met
RSA)...................241
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik*......234
Functies die zijn opgenomen in het
LTA-systeem..............224
GPF-systeem
(benzineroetfilter)*.........289
Hervatten van het rijden met de
volgregeling als de auto is stilgezet
door het systeem
(afstandsregelmodus)........240
Inschakelen/uitschakelen Dynamic
Radar Cruise Control met Road Sign
Assist (auto's met RSA).......242
Inschakelen/uitschakelen van de
Parking Support Brake........279
Index
589