Page 425 of 602

deskundige als het probleem niet
verholpen kan worden of als de
reparatieprocedure niet bekend is.
Starten van het hybridesysteem in
noodgevallen
Wanneer het hybridesysteem niet start
maar de startknop normaal werkt, kan het
systeem aan de hand van de volgende
stappen voorlopig worden gestart.
Gebruik deze startprocedure alleen in
noodgevallen.
1. Trek aan de parkeerremschakelaar om
te controleren of de parkeerrem is
geactiveerd. (→Blz. 191)
Het waarschuwingslampje van de
parkeerrem gaat branden.
2. Zet de selectiehendel in stand P.
3. Zet het contact in stand ACC.
4. Houd de startknop gedurende
15 seconden ingedrukt terwijl het
rempedaal stevig wordt ingetrapt.
Ook als het hybridesysteem met behulp
van deze stappen kan worden gestart,
kan er een storing in het systeem
aanwezig zijn. Laat de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
7.2.8 Als u uw sleutels verliest
Een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige kan een nieuwe sleutel
maken met behulp van de andere
originele sleutel en het sleutelnummer op
uw plaatje met sleutelnummer. Bewaar
het plaatje met het sleutelnummer op
een veilige plaats buiten de auto,
bijvoorbeeld in uw portemonnee.
OPMERKING
Wanneer u een elektronische sleutel
verliest
Als de elektronische sleutel zoek blijft,
wordt het risico aanzienlijk groter dat de
auto wordt gestolen. Ga onmiddellijk
met alle overgebleven elektronische
sleutels die bij uw auto zijn geleverd naar
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
7.2.9 Als de tankdopklep niet kan
worden geopend
Als de ontgrendelschakelaar van de
tankdopklep niet kan worden bediend,
kunt u de tankdopklep met behulp van de
onderstaande procedure openen.
De tankdopklep openen
1. Verwijder het deksel in de
bagageruimte door er een
schroevendraaier achter te steken.
Wanneer u het deksel verwijdert,
omwikkel dan het uiteinde van de
schroevendraaier met een doek om
schade te voorkomen.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
423
7
Bij problemen
Page 426 of 602

2. Trek aan de hendel.
Nadat u het deksel hebt verwijderd,
trekt u aan de hendel om de
tankdopklep te ontgrendelen en kan
hij net als anders worden geopend.
7.2.10 Als de elektronische
sleutel niet goed werkt
Als de communicatie tussen de
elektronische sleutel en de auto is
verbroken (→blz. 136) of de
elektronische sleutel niet kan worden
gebruikt omdat de batterij leeg is, werken
het Smart entry-systeem met startknop
en de afstandsbediening niet. In
dergelijke gevallen kunnen de portieren
en de achterklep worden geopend of kan
het hybridesysteem worden gestart
volgens onderstaande procedure.
Als de elektronische sleutel niet goed
werkt
• Controleer of het Smart
entry-systeem met startknop niet is
uitgeschakeld via de persoonlijke
voorkeursinstellingen. Is de functie
uitgeschakeld, schakel hem dan in.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:
→blz. 449)
• Controleer of de
energiebespaarmodus is
ingeschakeld. Is de functie
ingeschakeld, schakel hem dan uit.
(→Blz. 136)
• Mogelijk wordt de elektronische
sleutel niet gesignaleerd. (→Blz. 136)
OPMERKING
In geval van storingen in het Smart
entry-systeem met startknop of
andere sleutelgerelateerde problemen
Breng uw auto, inclusief alle
elektronische sleutels die bij uw auto zijn
geleverd, naar een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Vergrendelen en ontgrendelen van de
portieren
Gebruik de mechanische sleutel
(→blz. 114) om de volgende handelingen
uit te voeren:
1. Vergrendelen van alle portieren
2. Ontgrendelen van alle portieren
Aan de sleutel gekoppelde functies
1. Sluiten van de ruiten en het
panoramadak
*1(draaien en
vasthouden)*2
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
424
Page 427 of 602

2. Openen van de ruiten en het
panoramadak*1(draaien en
vasthouden)*2
*1
Indien aanwezig
*2Deze instellingen moeten aan de
persoonlijke voorkeur worden aangepast
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
WAARSCHUWING!
Bij het gebruik van de mechanische
sleutel en het bedienen van de
elektrisch bedienbare ruiten of het
panoramadak (indien aanwezig)
Bedien de elektrisch bedienbare ruiten
of het panoramadak nadat u hebt
gecontroleerd of er geen risico is dat
een passagier met een lichaamsdeel
bekneld kan raken tussen de ruiten of
het panoramadak. Laat tevens de
mechanische sleutel niet bedienen
door kinderen. Het kan gebeuren dat
een lichaamsdeel van een kind of een
andere passagier klem komt te zitten
tussen de elektrisch bedienbare ruiten
of het panoramadak.
Starten van het hybridesysteem
1. Zorg ervoor dat de selectiehendel in
stand P staat en trap het rempedaal
in.
2. Houd de zijde van de elektronische
sleutel met het Toyota-logo tegen de
startknop.
Wanneer de elektronische sleutel
wordt gesignaleerd, klinkt er een
zoemer en wordt het contact AAN
gezet.
Wanneer het Smart entry-systeem
met startknop is uitgeschakeld via de
persoonlijke voorkeursinstellingen,
wordt het contact in stand ACC gezet.3. Trap het rempedaal stevig in en
controleer of
op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven.
4. Druk kort en krachtig op de startknop.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige als het
hybridesysteem nog steeds niet kan
worden gestart.
Uitschakelen van het hybridesysteem
Zet de selectiehendel in stand P, activeer
de parkeerrem en druk op de startknop
zoals u normaal doet bij het uitschakelen
van het hybridesysteem.
Vervangen van de sleutelbatterij
Omdat deze procedure een
noodmaatregel is, wordt geadviseerd de
batterij van de elektronische sleutel zo
snel mogelijk te laten vervangen als deze
ontladen is. (→Blz. 369)
Alarm (indien aanwezig)
Het alarmsysteem wordt niet
ingeschakeld als de mechanische sleutel
wordt gebruikt om de portieren te
vergrendelen.
Het alarm kan worden geactiveerd als een
portier met de mechanische sleutel wordt
ontgrendeld terwijl het alarmsysteem is
ingeschakeld. (→Blz. 74)
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
425
7
Bij problemen
Page 428 of 602

Wijzigen van de standen van het
contact
Laat het rempedaal los en druk tijdens
stap3 hierboven op de startknop. Het
hybridesysteem wordt niet
ingeschakeld en de stand verandert
iedere keer dat de knop wordt
ingedrukt. (→Blz. 183)
7.2.11 Als de 12V-accu is
ontladen
Als de 12V-accu van de auto ontladen is,
kan het hybridesysteem met behulp van
de onderstaande procedures worden
gestart. U kunt ook contact opnemen met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Starten van het hybridesysteem
Als u de beschikking hebt over een set
startkabels en een tweede voertuig met
een 12V-accu, kunt u uw auto starten met
behulp van de onderstaande
hulpstartprocedure.
1. Auto's met alarm (→blz. 74)
Controleer of u de elektronische
sleutel bij u hebt.
Als u de startkabels aansluit, kan het
alarm afgaan of kunnen de portieren
worden vergrendeld, afhankelijk van
de situatie. (→Blz. 76)2. Open de motorkap (→blz. 342) en het
deksel van de zekeringenkast.
Druk de klauwen
AenBin om de
borging helemaal ongedaan te maken
en verwijder het deksel.
3. Open het deksel van de speciale
hulpstartaansluiting.
4. Sluit de positieve startkabelklem aan
op
Avan uw auto en sluit de klem
aan de andere zijde van de positieve
startkabel aan op
Bvan de tweede
auto. Sluit vervolgens de negatieve
kabelklem aan op
Cvan de tweede
auto en sluit de klem aan de andere
zijde van de negatieve startkabel aan
op
D.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
426
Page 429 of 602

ASpeciale hulpstartaansluiting (uw
auto)
BPluspool (+) accu (tweede auto)
CMinpool (-) accu (tweede auto)
DStevig, niet-bewegend,
niet-gelakt metalen punt, ver weg van
de hulpstartaansluiting en
bewegende delen, zoals aangegeven
in de afbeelding.
5. Start de motor van de tweede auto.
Verhoog het motortoerental iets en
laat de motor gedurende ongeveer
5 minuten met het verhoogde
toerental draaien om de 12V-accu van
uw auto op te laden.
6. Open en sluit een van de portieren
terwijl het contact UIT staat.
7. Laat de motor van de tweede auto
met een iets verhoogd toerental
draaien en start het hybridesysteem
van uw auto door het contact AAN te
zetten.
8. Controleer of het controlelampje
READY gaat branden. Neem als het
controlelampje niet gaat branden
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
9. Verwijder de startkabels als het
hybridesysteem gestart is in exact de
omgekeerde volgorde van aansluiten.10. Sluit het deksel van de speciale
hulpstartaansluiting en plaats het
deksel van de zekeringenkast weer in
de oorspronkelijke positie.
Laat, nadat het hybridesysteem is
gestart, de auto zo snel mogelijk nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Starten van het hybridesysteem
wanneer de 12V-accu ontladen is
Het hybridesysteem kan niet worden
gestart door de auto aan te duwen.
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
• Zet de koplampen en het
audiosysteem uit als het
hybridesysteem is uitgeschakeld.
• Schakel niet-noodzakelijke
elektrische verbruikers uit als er
gedurende langere tijd met lage
snelheden gereden wordt,
bijvoorbeeld in een file.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
427
7
Bij problemen
Page 430 of 602

Als de 12V-accu verwijderd of
ontladen is
• De in de ECU opgeslagen informatie
wordt gewist. Laat wanneer de
12V-accu volledig is ontladen de auto
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Sommige systemen moeten mogelijk
worden geïnitialiseerd. (→Blz. 456)
Bij het losnemen van de
12V-accuklemmen
Wanneer de 12V-accuklemmen worden
losgenomen, wordt de in de ECU
opgeslagen informatie gewist. Neem
voordat u de 12V-accuklemmen
losneemt contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Opladen van de 12V-accu
De 12V-accu zal geleidelijk aan
ontladen, zelfs wanneer de auto niet in
gebruik is. Dit wordt veroorzaakt door
natuurlijke ontlading en het effect van
bepaalde elektrische apparatuur. Als de
auto langere tijd niet gebruikt wordt,
kan de 12V-accu ontladen en kan het
hybridesysteem mogelijk niet meer
worden gestart. (De 12V-accu laadt
automatisch op wanneer het
hybridesysteem in werking is.)
Bij het bijladen of vervangen van de
12V-accu
• Wanneer de 12V-accu is ontladen, is
het in sommige gevallen niet mogelijk
om de portieren te ontgrendelen met
het Smart entry-systeem met
startknop. Gebruik de
afstandsbediening of de mechanische
sleutel om de portieren te
vergrendelen of te ontgrendelen.
• Mogelijk start het hybridesysteem
niet bij de eerste poging nadat de12V-accu weer is opgeladen, maar
start hij wel normaal na de tweede
poging. Dit wijst niet op een storing.
• De stand van het contact wordt door
de auto geregistreerd. Wanneer de
12V-accu weer wordt aangesloten,
keert het systeem terug naar de stand
die was geselecteerd voordat de
12V-accu ontladen was. Zorg dat het
contact UIT staat voordat de
12V-accu wordt losgenomen. Wees
extra voorzichtig bij het aansluiten
van de 12V-accu wanneer u niet zeker
weet in welke stand het contact stond
voordat de 12V-accu werd opgeladen.
Vervangen van de 12V-accu
• Gebruik een 12V-accu die voldoet aan
de Europese wetgeving.
• Gebruik een 12V-accu van hetzelfde
formaat als de vorige (LN1), met een
gelijkwaardige capaciteit van 20 uur
(20HR) (45 Ah) of meer, en een
gelijkwaardig koudstartvermogen
(CCA) (285 A) of meer.
– Als het formaat verschilt, kan de
12V-accu niet goed worden
bevestigd.
– Als de capaciteit laag is, zelfs als de
auto korte tijd niet gebruikt is, kan
de 12V-accu ontladen en kan het
hybridesysteem mogelijk niet meer
worden gestart.
• Gebruik een geventileerde
cadmiumaccu
• Gebruik een 12V-accu met een
handgreep. Als u een 12V-accu zonder
handgreep gebruikt, zal het
verwijderen moeilijker gaan.
• Bij het verwijderen van de 12V-accu:
→blz. 350
• Bevestig, na vervanging, de volgende
onderdelen stevig aan de
uitlaatopening van de 12V-accu.
– Gebruik de uitlaatslang die vóór
vervanging aan de 12V-accu was
bevestigd en controleer of deze
goed op de opening van de auto is
bevestigd.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
428
Page 431 of 602

– Gebruik de plug van de
uitlaatopening die bij de nieuwe
12V-accu hoort of die van de
vervangen 12V-accu. (Afhankelijk
van de nieuwe 12V-accu is de
uitlaatopening mogelijk afgesloten.)
Neem voor meer informatie contact
op met een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
AUitlaatopening
BUitlaatslang
COpening in de auto
WAARSCHUWING!
Verwijderen van de accuklemmen
Verwijder altijd eerst de minkabel (-).
Als de pluspool (+) bij het verwijderen
in contact komt met metalen
onderdelen in de buurt, kunnen er
vonken ontstaan waardoor brand kan
ontstaan. Ook kunt u een elektrische
schok krijgen en ernstig letsel oplopen.
Voorkomen van brand en explosie van
de 12V-accu
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om te
voorkomen dat het licht ontvlambare
gas dat uit de 12V-accu kan komen, per
ongeluk tot ontbranding komt:
• Zorg ervoor dat de startkabel
aangesloten wordt op de juiste
accupool en niet per ongeluk in
aanraking komt met een ander
onderdeel dan de bedoelde accupool.
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Zorg ervoor dat de op de “+”-pool
aangesloten startkabel niet in
contact komt met andere onderdelen
of metalen oppervlakken, zoals
metalen steunen en ongelakt metaal.
• Laat de “+” en “-” klemmen van de
startkabels niet in contact komen
met elkaar.
• Rook niet en gebruik geen lucifers,
aanstekers en open vuur in de buurt
van de 12V-accu.
Voorzorgsmaatregelen 12V-accu
De 12V-accu bevat giftige en
corrosieve elektrolyt en de onderdelen
van de accu bevatten lood en
loodhoudende samenstellingen. Neem
bij het omgaan met de 12V-accu de
volgende voorzorgsmaatregelen in
acht:
• Draag bij het werken met de
12V-accu altijd een veiligheidsbril en
zorg ervoor dat de accuvloeistof niet
in contact komt met de huid, kleding
of de carrosserie van de auto.
• Leun niet over de 12V-accu heen.
• Was accuvloeistof, die op de huid of
in de ogen terecht is gekomen, direct
weg met water en raadpleeg een arts.
Bedek de plaats waar de
accuvloeistof op terechtgekomen is
met een natte spons of doek totdat
er medische hulp kan worden
verkregen.
• Was altijd uw handen nadat u de
accudrager, de accupolen en andere
accu-gerelateerde onderdelen hebt
aangeraakt.
• Houd kinderen uit de buurt van de
12V-accu.
Na het laden van de 12V-accu
Laat de 12V-accu zo snel mogelijk
controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. Als de 12V-accu verouderd
raakt en nog wordt gebruikt, kan een
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
429
7
Bij problemen
Page 432 of 602

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
onwelriekend gas worden uitgestoten.
Dit kan schadelijk zijn voor de
gezondheid van de passagiers.
Vervangen van de 12V-accu
• Neem voor meer informatie over het
vervangen van de 12V-accu contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Bevestig, na vervanging, de
uitlaatslang en de plug van de
uitlaatopening stevig in de
uitlaatopening van de vervangende
12V-accu. Wanneer deze niet goed
worden geplaatst, kunnen gassen
(waterstof ) in het interieur van de
auto terechtkomen en kan het gas
ontbranden en ontploffen.
OPMERKING
Omgaan met startkabels
Zorg er bij het aansluiten van de
startkabels voor dat deze niet verstrikt
raken in de koelventilator, enz.
Voorkomen van beschadiging van de
auto
De speciale hulpstartaansluiting moet
worden gebruikt als de 12V-accu in een
noodgeval vanuit een andere auto wordt
geladen. Deze kan niet worden gebruikt
als hulpstart voor een andere auto.
7.2.12 Als uw auto oververhit
raakt
Het volgende kan erop duiden dat de auto
oververhit raakt.
• De naald van de
koelvloeistoftemperatuurmeter
(→blz. 86, blz. 90) komt in het rode
gebied of u merkt dat het
hybridesysteem minder vermogen
levert. (De auto accelereert
bijvoorbeeld niet als het gaspedaal
wordt ingetrapt.)
• Engine Coolant Temp High Stop in a
Safe Place See Owner’s Manual
(Temperatuur koelvloeistof te hoog.
Breng auto op veilige plaats tot
stilstand. Raadpleeg handleiding) of
Hybrid System Overheated Output
Power Reduced (Hybridesysteem
oververhit. Gereduceerd
uitgangsvermogen) wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
• Er komt stoom onder de motorkap uit.
Correctieprocedures
Als de koelvloeistoftemperatuurmeter in
het rode gebied komt of “Engine Coolant
Temp High Stop in a Safe Place See
Owner’s Manual”
(Koelvloeistoftemperatuur te hoog.
Breng auto op veilige plaats tot
stilstand. Raadpleeg handleiding) op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven
1. Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en schakel de
airconditioning en vervolgens het
hybridesysteem uit.
2. Als er stoom te zien is: Open, nadat de
stoom is verdwenen, voorzichtig de
motorkap.
Als er geen stoom te zien is: Open
voorzichtig de motorkap.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
430