Page 89 of 602

Tellers en display worden verlicht als
Het contact staat AAN.
Hybridesysteemindicator
AREADY OFF-gebied
Geeft weer dat het hybridesysteem
niet in werking is.
BLaadgebied
Laat de regeneratiestatus*zien.
De geregenereerde energie wordt
gebruikt om het batterijpakket
(tractiebatterij) te laden.
CHybride eco-gebied
Laat zien dat er niet vaak gebruik
wordt gemaakt van het vermogen van
de benzinemotor.
De benzinemotor wordt automatisch
gestopt en opnieuw gestart onder
verschillende omstandigheden.
DEco-gebied
Laat zien dat er milieuvriendelijk
wordt gereden.
Als u probeert om de naald tijdens het
rijden in het Eco-gebied te houden,
rijdt u milieuvriendelijker.
EPower-gebied
Laat zien dat de grens van een bereik
voor milieuvriendelijk rijden wordt
overschreden (bij rijden op vol
vermogen en dergelijke).
*Met “regenereren” wordt in deze
handleiding het omzetten van
bewegingsenergie van de auto in
elektrische energie bedoeld.
In de volgende situatie werkt de
hybridesysteemindicator niet.
• Het controlelampje READY brandt
niet.
• De selectiehendel staat in een andere
stand dan D of S.
Weergave buitentemperatuur
• Onder de volgende omstandigheden
wordt mogelijk niet de juiste
buitentemperatuur weergegeven of
duurt het langer voordat de weergave
wordt gewijzigd.
– Wanneer de auto stilstaat of met
lage snelheid rijdt (lager dan
20 km/h)
– Wanneer de buitentemperatuur
plotseling verandert (bijvoorbeeld
bij het in- of uitrijden van een
garage of tunnel)
• Wanneer -- of E wordt weergegeven,
zit er mogelijk een storing in het
systeem. Laat de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Geeft de buitentemperatuur aan
binnen het bereik -40°C tot 50°C.
• Wanneer de buitentemperatuur
ongeveer 3°C of lager is, gaat het
controlelampje
gedurende
10 seconden knipperen en blijft
daarna branden.
LCD-scherm
→Blz. 96
2.1 Instrumentenpaneel
87
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 90 of 602

WAARSCHUWING!
Informatiedisplay bij lage
temperaturen
Laat het interieur van de auto op
temperatuur komen alvorens het
informatiedisplay te gebruiken. Bij
extreem lage temperaturen kan het
display trager reageren en worden
wijzigingen mogelijk met enige
vertraging weergegeven.
Zo kan er bijvoorbeeld een vertraging
ontstaan tussen het schakelen door de
bestuurder en de weergave van de
ingeschakelde versnelling op het
display. Deze vertraging kan de
bestuurder doen besluiten nogmaals
terug te schakelen, waardoor er snel en
te sterk op de motor wordt afgeremd en
er een aanrijding kan ontstaan,
mogelijk met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de motor
en onderdelen ervan
Als de naald van de
koelvloeistoftemperatuurmeter in het
rode gebied (H) staat, kan de motor
oververhit zijn. Breng in dat geval de
auto zo snel mogelijk op een veilige
plaats tot stilstand en controleer de
motor nadat deze volledig is afgekoeld.
(→Blz. 430)
Gebruik van de toets ODO TRIP
Wanneer u op de toets ODO/TRIP drukt,
wordt geschakeld tussen de
onderwerpen op het display van de
kilometerteller, dagteller A, dagteller B en
de helderheid van de verlichting van het
instrumentenpaneel.
• Als de dagteller wordt weergegeven,
wordt deze gereset als de toets
ingedrukt wordt gehouden.
• Wanneer het display van de regeling
van de verlichting van hetinstrumentenpaneel wordt
weergegeven, kunt u de helderheid
van de verlichting van het
instrumentenpaneel afstellen door de
toets ingedrukt te houden.
Afstellen helderheid
instrumentenpaneel
De helderheid van de verlichting van het
instrumentenpaneel kan afzonderlijk
worden aangepast wanneer de
achterlichten branden en wanneer de
achterlichten uit zijn. Wanneer de
omgeving echter licht is (bijvoorbeeld
overdag), wordt de helderheid van de
verlichting van het instrumentenpaneel
niet aangepast wanneer de achterlichten
worden ingeschakeld.
Afstellen van de klok
De klok kan worden ingesteld via het
multi-informatiedisplay of het
navigatie-/multimediasysteem.
Auto's zonder navigatiesysteem of
multimediasysteem
Door het scherm “Clock :00” (klok :00)
weer te geven via het scherm
op het
multi-informatiedisplay, kunt u de
volgende instellingen met betrekking tot
de klok wijzigen.
• Resetten van de weergave van de
minuten
• Wijzigen van de klok tussen 12-uurs-
en 24-uursweergave.
• Instellen van de tijd
2.1 Instrumentenpaneel
88
Page 91 of 602

Resetten van de weergave van de
minuten
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel op het stuurwiel
en selecteer
.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel op het stuurwiel
en selecteer “Clock :00” (klok :00).
Door op
van de bedieningstoetsen
van het instrumentenpaneel op het
scherm “Clock :00” (klok :00) te drukken,
kunt u de “Minutes” (minuten) instellen
op 00.
• Minuten van 0 tot 29 worden naar
beneden afgerond.
(Bijvoorbeeld, van 1:00 tot 1:29 wordt
weergegeven als 1:00)
• Minuten van 30 tot 59 worden naar
boven afgerond.
(Bijvoorbeeld, van 1:30 tot 1:59 wordt
weergegeven als 2:00)
Instellen van de tijd
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel op het stuurwiel
en selecteer
.2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel op het stuurwiel
en selecteer “Clock :00” (klok :00).
3. Houd op het scherm “Clock :00” (klok
:00)
van de bedieningstoetsen
van het instrumentenpaneel
ingedrukt.
4. Selecteer “12H/24H” (12 uur/24 uur),
“Time” (tijd) of “Minutes” (minuten)
door
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel te bedienen.
5. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de weergave
op het display te wijzigen.
Druk als het instellen is voltooid op
om terug te keren naar het vorige
scherm.
Auto's met navigatiesysteem of
multimediasysteem
Raadpleeg de handleiding voor het
navigatie- en multimediasysteem of de
handleiding voor het multimediasysteem.
2.1 Instrumentenpaneel
89
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 92 of 602

2.1.3 Meters en tellers (7 inch display)
De meters geven allerlei informatie over het rijden.
Weergave instrumentenpaneel
Voor de weergave kan worden gekozen uit een analoge en een digitale snelheidsmeter.
(→Blz. 101)
Analoge snelheidsmeter
AHybridesysteemindicator
Geeft de hybridesysteemindicator
weer (→blz. 92)
BSnelheidsmeter
Geeft de rijsnelheid weer
CKlok (→blz. 94)
DBrandstofmeter
Geeft aan hoeveel brandstof er nog in
de tank aanwezig is
EKoelvloeistoftemperatuurmeter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
weer
FWeergave kilometerteller, dagteller
en display regeling verlichting
instrumentenpaneel
Kilometerteller:
Geeft de totale afstand weer die met
de auto is gereden
Dagteller:
Geeft de afstand weer die met de
auto gereden is sinds de teller de
laatste keer op nul is gezet. DagtellerA en B kunnen onafhankelijk van
elkaar worden gebruikt en
verschillende afstanden weergeven.
Regeling verlichting
instrumentenpaneel:
Geeft de helderheid van de
verlichting van het
instrumentenpaneel weer die kan
worden ingesteld.
GBuitentemperatuur (→blz. 93)
HMulti-informatiedisplay
Geeft de bestuurder een aantal
gegevens met betrekking tot het
rijden (→blz. 95)
Geeft waarschuwingsmeldingen weer
als er zich een storing voordoet
(→blz. 398)
IControlelampjes schakelstand en
schakelprogramma
Geeft de geselecteerde schakelstand
of het geselecteerde schakelbereik
weer (→blz. 186)
De eenheden die voor de teller en het display worden gebruikt, kunnen per regio verschillen.
2.1 Instrumentenpaneel
90
Page 93 of 602

Digitale snelheidsmeter
AHybridesysteemindicator
Geeft de hybridesysteemindicator
weer (→blz. 92)
BSnelheidsmeter
Geeft de rijsnelheid weer
CKlok (→blz. 94)
DBrandstofmeter
Geeft aan hoeveel brandstof er nog in
de tank aanwezig is
EKoelvloeistoftemperatuurmeter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
weer
FWeergave kilometerteller, dagteller
en display regeling verlichting
instrumentenpaneel
Kilometerteller:
Geeft de totale afstand weer die met
de auto is gereden
Dagteller:
Geeft de afstand weer die met de
auto gereden is sinds de teller de
laatste keer op nul is gezet. Dagteller
A en B kunnen onafhankelijk van
elkaar worden gebruikt en
verschillende afstanden weergeven.Regeling verlichting
instrumentenpaneel:
Geeft de helderheid van de
verlichting van het
instrumentenpaneel weer die kan
worden ingesteld.
GBuitentemperatuur (→blz. 93)
HMulti-informatiedisplay
Geeft de bestuurder een aantal
gegevens met betrekking tot het
rijden (→blz. 95)
Geeft waarschuwingsmeldingen weer
als er zich een storing voordoet
(→blz. 398)
IControlelampjes schakelstand en
schakelprogramma
Geeft de geselecteerde schakelstand
of het geselecteerde schakelbereik
weer (→blz. 186)
De eenheden die voor de teller en het display worden gebruikt, kunnen per regio
verschillen.
2.1 Instrumentenpaneel
91
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 94 of 602

Tellers en display worden verlicht als
Het contact staat AAN.
Bij het wijzigen van de rijmodus
• De kleur van de snelheidsmeter wijzigt
overeenkomstig de geselecteerde
rijmodus. (→Blz. 286)
• AWD-uitvoeringen: De kleur van de
snelheidsmeter wijzigt
overeenkomstig de geselecteerde
rijmodus of wanneer de Trail-modus
wordt ingeschakeld. (→Blz. 286,
blz. 288)
Indien de meeteenheden van de
snelheidsmeter kunnen worden
gewijzigd (indien aanwezig)
De andere meeteenheid wordt ook
weergegeven, zoals aangegeven in de
afbeeldingen.
AAnaloge snelheidsmeter
BDigitale snelheidsmeterHybridesysteemindicator
AREADY OFF-gebied
Geeft weer dat het hybridesysteem
niet in werking is.
BLaadgebied
Laat de regeneratiestatus*zien. De
geregenereerde energie wordt
gebruikt om het batterijpakket
(tractiebatterij) te laden.
CHybride eco-gebied
Laat zien dat er niet vaak gebruik
wordt gemaakt van het vermogen van
de benzinemotor.
De benzinemotor wordt automatisch
gestopt en opnieuw gestart onder
verschillende omstandigheden.
DEco-gebied
Laat zien dat er milieuvriendelijk
wordt gereden.
Als u probeert om de naald tijdens het
rijden in het Eco-gebied te houden,
rijdt u milieuvriendelijker.
EPower-gebied
Laat zien dat de grens van een bereik
voor milieuvriendelijk rijden wordt
overschreden (bij rijden op vol
vermogen en dergelijke).
2.1 Instrumentenpaneel
92
Page 95 of 602

*Met “regenereren” wordt in deze
handleiding het omzetten van
bewegingsenergie van de auto in
elektrische energie bedoeld.
In de volgende situatie werkt de
hybridesysteemindicator niet.
• Het controlelampje READY brandt
niet.
• De selectiehendel staat in een andere
stand dan D of S.
Weergave buitentemperatuur
• Onder de volgende omstandigheden
wordt mogelijk niet de juiste
buitentemperatuur weergegeven of
duurt het langer voordat de weergave
wordt gewijzigd.
– Wanneer de auto stilstaat of met
lage snelheid rijdt (lager dan
20 km/h)
– Wanneer de buitentemperatuur
plotseling verandert (bijvoorbeeld
bij het in- of uitrijden van een
garage of tunnel)
• Wanneer -- of E wordt weergegeven,
zit er mogelijk een storing in het
systeem. Laat de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Geeft de buitentemperatuur aan
binnen het bereik -40°C tot 50°C.
• Wanneer de buitentemperatuur
ongeveer 3°C of lager is, gaat het
controlelampje
gedurende
10 seconden knipperen en blijft
daarna branden.
LCD-scherm
→Blz. 96
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijvoorbeeld de
weergave van het instrumentenpaneel)
kunnen worden gewijzigd op het scherm
van het multi-informatiedisplay.
(→Blz. 101)
WAARSCHUWING!
Informatiedisplay bij lage
temperaturen
Laat het interieur van de auto op
temperatuur komen alvorens het
informatiedisplay te gebruiken. Bij
extreem lage temperaturen kan het
display trager reageren en worden
wijzigingen mogelijk met enige
vertraging weergegeven.
Zo kan er bijvoorbeeld een vertraging
ontstaan tussen het schakelen door de
bestuurder en de weergave van de
ingeschakelde versnelling op het
display. Deze vertraging kan de
bestuurder doen besluiten nogmaals
terug te schakelen, waardoor er snel en
te sterk op de motor wordt afgeremd en
er een aanrijding kan ontstaan,
mogelijk met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de motor
en onderdelen ervan
• Als de naald van de
koelvloeistoftemperatuurmeter in het
rode gebied (H) staat, kan de motor
oververhit zijn. Breng in dat geval de
auto zo snel mogelijk op een veilige
plaats tot stilstand en controleer de
motor nadat deze volledig is
afgekoeld. (→Blz. 430)
Gebruik van de toets ODO TRIP
Wanneer u op de toets ODO/TRIP drukt,
wordt geschakeld tussen de
onderwerpen op het display van de
kilometerteller, dagteller A, dagteller B en
de helderheid van de verlichting van het
instrumentenpaneel.
• Als de dagteller wordt weergegeven,
wordt deze gereset als de toets
ingedrukt wordt gehouden.
• Wanneer het display van de regeling
van de verlichting van het
2.1 Instrumentenpaneel
93
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 96 of 602

instrumentenpaneel wordt
weergegeven, kunt u de helderheid
van de verlichting van het
instrumentenpaneel afstellen door de
toets ingedrukt te houden.
Afstellen helderheid
instrumentenpaneel
De helderheid van de verlichting van het
instrumentenpaneel kan afzonderlijk
worden aangepast wanneer de
achterlichten branden en wanneer de
achterlichten uit zijn. Wanneer de
omgeving echter licht is (bijvoorbeeld
overdag), wordt de helderheid van de
verlichting van het instrumentenpaneel
niet aangepast wanneer de
achterlichten worden ingeschakeld.
Afstellen van de klok
De klok kan worden ingesteld via het
multi-informatiedisplay of het
navigatie-/multimediasysteem.
Auto's zonder navigatiesysteem of
multimediasysteem
Door het scherm “Clock :00” (klok :00)
weer te geven via het scherm
op het
multi-informatiedisplay, kunt u de
volgende instellingen met betrekking tot
de klok wijzigen.
• Resetten van de weergave van de
minuten
• Wijzigen van de klok tussen 12-uurs-
en 24-uursweergave.
• Instellen van de tijdResetten van de weergave van de
minuten
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel op het stuurwiel
en selecteer
.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel op het stuurwiel
en selecteer “Clock :00” (klok :00).
Door op
van de bedieningstoetsen
van het instrumentenpaneel op het
scherm “Clock :00” (klok :00) te drukken,
kunt u de “Minutes” (minuten) instellen
op 00.
• Minuten van 0 tot 29 worden naar
beneden afgerond.
(Bijvoorbeeld, van 1:00 tot 1:29 wordt
weergegeven als 1:00)
• Minuten van 30 tot 59 worden naar
boven afgerond.
(Bijvoorbeeld, van 1:30 tot 1:59 wordt
weergegeven als 2:00)
Instellen van de tijd
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel op het stuurwiel
en selecteer
.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel op het stuurwiel
en selecteer “Clock :00” (klok :00).
3. Houd op het scherm “Clock :00” (klok
:00)
van de bedieningstoetsen
van het instrumentenpaneel
ingedrukt.
4. Selecteer “12H/24H” (12 uur/24 uur),
“Time” (tijd) of “Minutes” (minuten)
door
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel te bedienen.
5. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de weergave
op het display te wijzigen.
2.1 Instrumentenpaneel
94