Page 249 of 602

De snelheidsregeling wordt eveneens
onderbroken als het rempedaal wordt
ingetrapt.
2. Door op de schakelaar +RES te
drukken wordt de constante-
snelheidsregeling hervat.
Hervatten is mogelijk vanaf een
rijsnelheid van hoger dan ongeveer
30 km/h.
De cruise control kan worden gebruikt
als
• De selectiehendel staat in stand D.
• De rijsnelheid hoger is dan 30 km/h.
Accelereren na het instellen van de
rijsnelheid
• Er kan normaal met de auto
geaccelereerd worden. Na de
acceleratie gaat de auto weer rijden
met de ingestelde snelheid.
• De ingestelde snelheid kan zelfs
worden verhoogd zonder de cruise
control uit te schakelen door eerst
naar de gewenste snelheid te
accelereren en vervolgens op de
schakelaar -SET te drukken om de
nieuwe snelheid in te stellen.
Automatisch uitschakelen van de
cruise control
De snelheidsregeling door de cruise
control wordt in de volgende gevallen
onderbroken:
• De werkelijke rijsnelheid zakt tot meer
dan 16 km/h onder de
geprogrammeerde rijsnelheid.
• Werkelijke rijsnelheid is lager dan
ongeveer 30 km/h.
• De VSC is geactiveerd.
• De TRC is gedurende een bepaalde
periode geactiveerd.
• Wanneer de VSC of TRC wordt
uitgeschakeld.Als de waarschuwingsmelding voor de
cruise control op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
Druk eenmaal op de cruise
control-hoofdschakelaar om het
systeem uit te schakelen en druk
vervolgens opnieuw op de schakelaar
om het systeem weer in te schakelen. Als
er geen snelheid kan worden
geprogrammeerd of de cruise control
direct na het activeren weer wordt
uitgeschakeld, is er mogelijk een defect
in het cruise control-systeem aanwezig.
Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
4.5.7 Snelheidsbegrenzer*
*Indien aanwezig
Er kan een gewenste maximumsnelheid
worden ingesteld met de cruise
control-schakelaar. (→Blz. 245) De
snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto
de ingestelde snelheid overschrijdt.
WAARSCHUWING!
Onbedoeld inschakelen van de
snelheidsbegrenzer voorkomen
Laat de snelheidsbegrenzer
uitgeschakeld wanneer deze niet in
gebruik is.
Situaties die niet geschikt zijn voor
gebruik van de snelheidsbegrenzer
Gebruik de snelheidsbegrenzer niet in
de volgende situaties. Als u dat wel
doet, kunt u de macht over het stuur
verliezen, waardoor ernstig letsel kan
ontstaan.
• Op gladde wegen, bijvoorbeeld
wegen die nat zijn of bedekt zijn met
ijs of sneeuw
• Op steile hellingen
• Bij het rijden met een
aanhangwagen
*of tijdens het slepen
in een noodgeval
*Auto's die een aanhangwagen
kunnen trekken. (→Blz. 173)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
247
4
Rijden
Page 250 of 602

Instellen van de rijsnelheid
1. Druk op de toets om de
snelheidsbegrenzer in te schakelen.
Druk nogmaals op de toets om de
snelheidsbegrenzer uit te schakelen.
2. Accelereer of decelereer met behulp
van het gaspedaal naar de gewenste
topsnelheid en druk op de schakelaar
-SET om de snelheid op te slaan.
Wijzigen van de ingestelde snelheid
1. Verhogen van de snelheid
2. Verlagen van de snelheid
Fijnafstelling: Druk op de schakelaar.Ruime afstelling: Houd de schakelaar
ingedrukt om de snelheid te wijzigen
en laat hem los als de gewenste
snelheid is bereikt.
Uitschakelen en hervatten van de
snelheidsbegrenzer
1. Als u op de uitschakeltoets drukt,
wordt de snelheidsbegrenzer
uitgeschakeld.
2. Door op de schakelaar +RES te
drukken wordt de snelheidsbegrenzer
opnieuw geactiveerd.
Instellen van de rijsnelheid
Als de schakelaar -SET wordt ingedrukt
terwijl de auto stilstaat of wanneer de
rijsnelheid 30 km/h of lager is, wordt de
snelheid ingesteld op 30 km/h.
Overschrijden van de ingestelde
snelheid
In de volgende situaties overschrijdt de
rijsnelheid de ingestelde snelheid en gaat
het multi-informatiedisplay branden:
• Wanneer u het gaspedaal volledig
intrapt
• Wanneer u bergaf rijdt (er klinkt ook
een zoemer)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
248
Page 251 of 602

Automatische uitschakeling
snelheidsbegrenzer
De ingestelde snelheid wordt
automatisch uitgeschakeld wanneer de
cruise control geactiveerd wordt.
Als het controlelampje van de
snelheidsbegrenzer dooft en “Speed
Limiter Malfunction Visit Your Dealer”
(Storing snelheidsbegrenzer. Laat auto
bij dealer controleren) wordt
weergegeven
Schakel het hybridesysteem uit en
vervolgens weer in. Stel na het weer
inschakelen van het hybridesysteem de
snelheidsbegrenzer in. Als de
snelheidsbegrenzer niet kan worden
ingesteld, is er mogelijk een storing
aanwezig in het
snelheidsbegrenzersysteem. Laat de
auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
4.5.8 BSM (Blind Spot Monitor)*
*Indien aanwezig
De Blind Spot Monitor is een systeem met
2 functies:
• De BSM-functie (Blind Spot Monitor)
Helpt de bestuurder bij het nemen van
een beslissing als van rijstrook wordt
gewisseld
• RCTA (Rear Crossing Traffic Alert)
(indien aanwezig)Helpt de bestuurder bij het
achteruitrijden
Deze functies maken gebruik van
dezelfde sensoren.
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van de BSM-functie
De bestuurder is zelf verantwoordelijk
voor een veilig rijgedrag. Rijd altijd
veilig en houd rekening met de
omgeving. De BSM-functie is een
aanvullende functie die de bestuurder
er attent op maakt dat er zich een auto
in de dode hoek van de buitenspiegels
bevindt of snel van achteren nadert
richting dode hoek. Vertrouw niet
alleen op de BSM-functie. Omdat de
functie niet kan beoordelen of het
veilig is om van rijstrook te wisselen,
kan, als uitsluitend op het systeem
wordt vertrouwd, een aanrijding het
gevolg zijn, waardoor dodelijk of
ernstig letsel kan ontstaan.
Aangezien het systeem onder bepaalde
omstandigheden mogelijk niet goed
werkt, dient de bestuurder altijd zelf de
veiligheid te controleren.
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van de RCTA
Vertrouw niet blindelings op het
systeem, aangezien er een grens is aan
de mate van nauwkeurigheid bij de
herkenning en de ondersteunende
mogelijkheden die dit systeem kan
bieden. Het is altijd de
verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de omgeving van de
auto in de gaten te houden en veilig te
rijden.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
249
4
Rijden
Page 252 of 602

Systeemonderdelen
AMulti-informatiedisplay
In-/uitschakelen van de
BSM-functie/RCTA.
BIndicatoren in buitenspiegel
BSM-functie: Wanneer een auto
wordt gesignaleerd in de dode hoek
van de buitenspiegels of van achteren
snel de dode hoek nadert, gaat de
indicator in de buitenspiegel aan die
zijde branden. Als de
richtingaanwijzerschakelaar wordt
bediend in de richting van de zijde
waar een auto wordt gesignaleerd,
gaat de indicator in de buitenspiegel
knipperen.
RCTA-functie: Wanneer een auto
wordt gesignaleerd die van rechts of
links achter nadert, gaan de
indicatoren in beide buitenspiegels
knipperen.
CControlelampje BSM/controlelampje
RCTA OFF
Als de Blind Spot Monitor wordt
ingeschakeld, gaat het
controlelampje BSM branden.
Wanneer de RCTA wordt
uitgeschakeld, gaat het
controlelampje RCTA OFF branden.
DWeergave monitorscherm (alleen
RCTA)
Wanneer een auto wordt
gesignaleerd die van rechts of links
achter nadert, wordt het RCTA-icoon
(→blz. 264) voor de desbetreffende
zijde weergegeven.
ERCTA-zoemer (alleen RCTA)
Wanneer een auto wordt
gesignaleerd die van rechts of links
achter nadert, klinkt er een zoemer
vanachter de achterstoel.
In-/uitschakelen van de
BSM-functie/RCTA-functie
De BSM-functie en de RCTA kunnen
worden ingeschakeld/uitgeschakeld via
het scherm
van het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 101)
Zichtbaarheid van de indicatoren in de
buitenspiegels
Mogelijk zijn de indicatoren in de
buitenspiegels bij fel zonlicht niet goed te
zien.
Hoorbaarheid van de RCTA-zoemer
De RCTA-zoemer komt mogelijk moeilijk
boven harde geluiden uit, zoals wanneer
het volume van het audiosysteem hoog
staat.
Wanneer “Blind Spot Monitor
Unavailable.” (Blind Spot Monitor niet
beschikbaar) of “RCTA Unavailable”
(RCTA niet beschikbaar) wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay
De sensorspanning is niet in orde of
water, sneeuw, modder, enz. hopen zich
mogelijk op in de buurt rondom de sensor
in de achterbumper. (→Blz. 261)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
250
Page 253 of 602
Wanneer het water, de sneeuw, de
modder, enz. rondom de sensor wordt
verwijderd, moet het systeem weer
normaal gaan werken. Ook werkt
mogelijk de sensor niet normaal bij
extreem warm of koud weer.
Wanneer “Blind Spot Monitor
Malfunction Visit Your Dealer” (Storing
BSM. Laat auto bij dealer controleren)
of “RCTA Malfunction Visit Your Dealer”
(Storing RCTA. Laat auto bij dealer
controleren) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
Er zit mogelijk een storing in de sensor of
de sensor is niet goed uitgelijnd. Laat de
auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
(→Blz. 101)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
251
4
Rijden
Page 254 of 602
Verklaring bij de Blind Spot Monitor
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
252
Page 255 of 602
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
253
4
Rijden
Page 256 of 602
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
254