Waarschuwingslampjes
Waarschuwingslampjes informeren de
bestuurder over storingen in de
aangegeven systemen van de auto.
(Rood)Waarschuwings-
lampje remsys-
teem*1(→blz. 390)
(Geel)Waarschuwings-
lampje remsys-
teem*1(→blz. 391)
Laadstroomcontro-
lelampje*1
(→blz. 391)
Waarschuwings-
lampje hoge koel-
vloeistoftempera-
tuur
*2(→blz. 391)
Waarschuwings-
lampje hybridesys-
teem oververhit
*2
(→blz. 391)
Waarschuwings-
lampje lage olie-
druk
*2(→blz. 391)
Motorcontrole-
lampje*1
(→blz. 392)
Waarschuwings-
lampje SRS*1
(→blz. 392)
Waarschuwings-
lampje ABS*1
(→blz. 392)
(Rood/geel)Waarschuwings-
lampje elektrische
stuurbekrachti-
ging*1(→blz. 392)
(Knippert of brandt)Waarschuwings-
lampje PCS
*1(in-
dien aanwezig)
(→blz. 393)
(Oranje)Controlelampje LTA
(indien aanwezig)
(→blz. 393)
(Knippert)Controlelampje
Toyota Parking
Assist-sensor OFF
*3
(indien aanwezig)
(→blz. 393)
(Knippert)Controlelampje
PKSB OFF
*1(indien
aanwezig)
(→blz. 394)
(Knippert)Controlelampje
RCTA OFF
*1(indien
aanwezig)
(→Blz. 394)
Controlelampje
Traction Control*1
(→blz. 394)
Waarschuwings-
lampje onjuiste be-
diening pedaal
*2
(→blz. 395)
(Knippert)Controlelampje
Brake Hold-systeem
in werking
*1
(→blz. 395)
(Knippert)Waarschuwings-
lampje parkeerrem
(→blz. 395)
Waarschuwings-
lampje lage banden-
spanning
*1(indien
aanwezig)
(→blz. 395)
Waarschuwings-
lampje laag brand-
stofniveau
(→blz. 396)
Controlelampje
bestuurders- en
voorpassagiersgor-
del (→blz. 396)
Controlelampjes
achterpassagiers-
gordels (→blz. 396)
*1Deze lampjes gaan branden als het
contact AAN wordt gezet om aan te
geven dat er een systeemcontrole wordt
uitgevoerd. Ze gaan uit nadat het
hybridesysteem is ingeschakeld of na
enkele seconden. Er kan een storing in
2.1 Instrumentenpaneel
82
(Knippert)Controlelampje
Traction Control
*5
(→blz. 291)
Controlelampje VSC
OFF*3, 5(→blz. 292)
Waarschuwings-
lampje PCS*3, 5(in-
dien aanwezig)
(→blz. 214)
BSM-indicatoren
in de buitenspie-
gels
*5, 6(indien aan-
wezig) (→blz. 250)
Controlelampje BSM
(indien aanwezig)
(→blz. 250)
Controlelampje
RCTA OFF*3, 5(in-
dien aanwezig)
(→blz. 250)
Controlelampje
stand-bystand
Brake Hold-
systeem
*5
(→blz. 194)
Controlelampje
Brake Hold-systeem
in werking
*5
(→blz. 194)
Controlelampje an-
tidiefstalsysteem
(→blz. 73, blz. 75)
Controlelampje
READY (→blz. 180)
Controlelampje lage
buitentempera-
tuur
*7(→blz. 87,
blz. 93)
EV-controlelampje
(→blz. 65)
Waarschuwings-
lampje parkeerrem
(→blz. 190)
Controlelampje EV
MODE (→blz. 184)
Controlelampje
ECO-rijmodus
(→blz. 286)
Controlelampje
SPORT-modus
(→blz. 286)
Controlelampje
Trail-modus (indien
aanwezig)
(→blz. 288)
Controlelampje
PASSENGER AIR
BAG
*5, 8(indien
aanwezig)
(→blz. 38)
*1Dit lampje brandt op het multi-
informatiedisplay en er wordt een
melding weergegeven.
*2Afhankelijk van de bedrijfscondities
wijzigen de kleur en de status
(branden/knipperen) van het
controlelampje.
*3Het lampje gaat branden wanneer het
systeem wordt uitgeschakeld.
*4Het controlelampje Toyota Parking
Assist-sensor OFF gaat branden wanneer
het contact AAN wordt gezet, terwijl de
Toyota Parking Assist-sensor is
ingeschakeld. Het gaat na enkele
seconden uit.
*5Deze lampjes gaan branden als het
contact AAN wordt gezet om aan te
geven dat er een systeemcontrole wordt
uitgevoerd. Ze gaan uit nadat het
hybridesysteem is ingeschakeld of na
enkele seconden. Er kan een storing in
een systeem aanwezig zijn als de lampjes
niet gaan branden of niet uitgaan. Laat de
auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
2.1 Instrumentenpaneel
84
Werking airconditioningsysteem in
ECO-rijmodus
In de ECO-rijmodus worden de
verwarming/koeling en de
aanjagersnelheid geregeld voor een zo
laag mogelijk brandstofverbruik. Voer de
volgende procedures uit om de
prestaties van de airconditioning te
verbeteren.
• Wijzig de aanjagersnelheid
(→blz. 305)
• Annuleren ECO-rijmodus
Annuleren van een rijmodus
• De sportmodus wordt automatisch
geannuleerd als de rijmodus naar de
normale modus gaat als het contact
UIT wordt gezet.
• De normale modus en de
ECO-rijmodus worden niet
geannuleerd zolang er geen andere
rijmodus wordt geselecteerd. (Zelfs
als het contact UIT wordt gezet,
worden de normale modus en de
ECO-rijmodus niet automatisch
geannuleerd.)
4.5.14 Trail-modus
(AWD-uitvoeringen)
De Trail-modus is ontworpen om het
doorslippen van de aangedreven wielen
te voorkomen door de geïntegreerde
regeling van het AWD-systeem, het
remsysteem en het regelsysteem voor de
aandrijfkracht. Gebruik de Trail-modus bij
het rijden over hobbelige wegen, enz.
WAARSCHUWING!
Voordat u de Trail-modus gebruikt
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Wanneer u deze voorzorgsmaatregelen
niet in acht neemt, kan een ongeval
ontstaan.
• De Trail-modus is ontworpen voor
het gebruik op onverharde wegen.
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Controleer of het controlelampje
Trail-modus brandt alvorens weg te
rijden.
• De Trail-modus is niet ontworpen
voor het vergroten van de limieten
van de auto. Controleer altijd
zorgvuldig de conditie van de weg en
rijd veilig.
Inschakelen van het systeem
Druk op de schakelaar Trail-modus.
Druk op de schakelaar Trail-modus om de
Trail-modus in te schakelen. Het
controlelampje Trail-modus gaat branden
op het multi-informatiedisplay.
Druk opnieuw op de schakelaar
Trail-modus om het systeem uit te
schakelen.
Wanneer de Trail-modus in werking is
Als de wielen spinnen, knippert het
controlelampje Traction Control om aan
te geven dat de Trail-modus het spinnen
van de wielen regelt.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
288
Trail-modus
• De Trail-modus regelt de auto zo dat
deze bij het rijden op onverharde
wegen over de maximale
aandrijfkracht beschikt. Het resultaat
kan zijn dat het brandstofverbruik
toeneemt vergeleken met wanneer de
Trail-modus uit is.
• Als de Trail-modus gedurende een
langere periode continu wordt
gebruikt, neemt afhankelijk van de
rijomstandigheden de belasting op
gerelateerde onderdelen toe en werkt
het systeem mogelijk niet goed. In dit
geval wordt “Traction Control Turned
OFF” (Traction Control UIT)
weergegeven op het multi-
informatiedisplay, maar kan er
normaal met de auto worden gereden.
“Traction Control Turned Off”
(tractiecontrole UIT) op het
multi-informatiedisplay dooft na een
poosje en het systeem werkt naar
behoren.
Als de Trail-modus wordt
uitgeschakeld
In de volgende situaties wordt de
Trail-modus automatisch uitgeschakeld,
zelfs wanneer de modus is geselecteerd:
• Als de rijmodus wordt gewijzigd.
(→Blz. 286)
• Als het hybridesysteem opnieuw
wordt gestart.
Geluiden en trillingen tijdens het
rijden in de Trail-modus
Elk van de volgende verschijnselen kan
zich voordoen als de Trail-modus in
werking is. Geen van deze verschijnselen
duidt op een storing:
• Er kunnen trillingen gevoeld worden
in de carrosserie en de stuurinrichting
• Er kunnen geluiden hoorbaar zijn uit
de motorruimte.Als het controlelampje Trail-modus
niet gaat branden
Als het controlelampje Trail-modus niet
gaat branden als de schakelaar
Trail-modus wordt ingedrukt, is er
mogelijk een storing aanwezig in het
systeem. Laat de auto onmiddellijk
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
OPMERKING
Ervoor zorgen dat de Trail-modus goed
werkt
Gebruik de Trail-modus niet continu
gedurende langere tijd. Afhankelijk van
de rijomstandigheden neemt de
belasting op de gerelateerde onderdelen
toe en werkt het systeem mogelijk niet
goed.
4.5.15 GPF-systeem
(benzineroetfilter)*
*Indien aanwezig
Het benzineroetfiltersysteem verzamelt
met behulp van een uitlaatgasfilter
roetdeeltjes in de uitlaatgassen. Het
systeem werkt om het filter automatisch
te regenereren, afhankelijk van de
voertuigcondities.
Als “Exhaust Filter Full See Owner’s
Manual” (Uitlaatgasfiltersysteem vol,
zie handleiding) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
• Deze melding wordt mogelijk
weergegeven wanneer de auto tijdens
het rijden zwaar wordt belast terwijl
roetdeeltjes zich ophopen.
• Het vermogen van het
hybridesysteem (motortoerental)
wordt beperkt bij een bepaalde
hoeveelheid roetdeeltjes. Er kan
echter nog met de auto worden
gereden, tenzij het
motorcontrolelampje gaat branden.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
289
4
Rijden
TRC (Traction Control)
Zorgt ervoor dat de aandrijfkracht
behouden blijft en voorkomt dat de
aandrijvende wielen gaan doorslippen bij
het wegrijden met de auto of bij het
accelereren op gladde wegen
Active Cornering Assist (ACA)
Helpt te voorkomen dat de auto naar de
buitenkant van de bocht uitwijkt door
remregeling uit te oefenen op de wielen
aan de binnenzijde wanneer tijdens het
rijden in een bocht wordt geprobeerd te
accelereren
Hill Start Assist Control
Helpt te voorkomen dat de auto achteruit
rolt bij helling op wegrijden
EPS (elektrische stuurbekrachtiging)
Maakt gebruik van een elektromotor om
de benodigde kracht voor het
ronddraaien van het stuurwiel te
verminderen.
E-Four (elektronisch on-demand
AWD-systeem) (AWD-uitvoeringen)
Regelt automatisch het aandrijfsysteem
zoals voorwielaandrijving of AWD
(vierwielaandrijving) overeenkomstig
verschillende rijomstandigheden,
waaronder normaal rijden, het nemen van
bochten, op een helling, bij het wegrijden,
tijdens accelereren of op door sneeuw of
regen gladde wegen en draagt zo bij aan
een stabiele bediening en rijstabiliteit.
Noodstopsignaal
Als het rempedaal plotseling wordt
ingetrapt, gaan de alarmknipperlichten
automatisch knipperen om het
achteropkomende verkeer te
waarschuwen.Secondary Collision Brake (indien
aanwezig)
Als de airbagsensor een aanrijding
signaleert en het systeem in werking is,
worden de remmen en remlichten
automatisch geregeld om de rijsnelheid
te verlagen en te helpen de kans op
verdere schade ten gevolge van een
tweede aanrijding te verkleinen.
Als de TRC/VSC/ABSTrail-modus//
Trailer Sway Control in werking is
Het controlelampje Traction Control
knippert wanneer de TRC/VSC/ABS/Trail-
modus/Trailer Sway Control in werking is
Uitschakelen van het TRC-systeem
Als u met uw auto vast komt te zitten in
modder of sneeuw, kan het TRC-systeem
het aandrijfvermogen van het
hybridesysteem naar de wielen beperken.
Als u dan op
drukt, kunt u de auto
waarschijnlijk makkelijker los krijgen door
te ‘schommelen’. Schakel de TRC uit door
snel in te drukken en weer los te laten.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
291
4
Rijden
“Traction Control Turned OFF” (Traction
Control uitgeschakeld) wordt op het
multi-informatiedisplay weergegeven.
Druk nogmaals op
om het systeem
weer in te schakelen.
Uitschakelen van de TRC/VSC/Trailer
Sway Control
Houd
meer dan 3 seconden ingedrukt
terwijl de auto stilstaat om de
TRC/VSC/Trailer Sway Control uit te
schakelen.
Het controlelampje VSC OFF gaat
branden en Traction Control Turned Off
(Traction Control uitgeschakeld) wordt op
het multi-informatiedisplay
weergegeven.
*
Druk nogmaals opom de systemen
weer in te schakelen.
*Bij auto's met PCS (Pre-Crash
Safety-systeem), wordt de PCS ook
uitgeschakeld (alleen Pre-Crash-
waarschuwing is beschikbaar). Het
waarschuwingslampje PCS gaat branden
en er wordt een melding weergegeven op
het multi-informatiedisplay. (→Blz. 220)
Wanneer de melding dat de TRC is
uitgeschakeld wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay, zelfs al is
niet ingedrukt
TRC is tijdelijk uitgeschakeld. Als de
melding niet verdwijnt neem dan contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Voorwaarden voor werking Hill Start
Assist Control
Als aan alle onderstaande voorwaarden
wordt voldaan, werkt de Hill Start Assist
Control:
• De selectiehendel staat in een andere
stand dan P of N (bij het
vooruit/achteruit bergop wegrijden)
• De auto staat stil
• Het gaspedaal wordt niet ingetrapt• De parkeerrem is niet geactiveerd
• Het contact staat AAN
Automatisch uitschakelen van Hill
Start Assist Control
De Hill Start Assist Control wordt in de
volgende situaties uitgeschakeld:
• De selectiehendel staat in stand P of N
• Het gaspedaal wordt ingetrapt
• Het rempedaal wordt ingetrapt of de
parkeerrem wordt geactiveerd
• Er zijn maximaal 2 seconden
verstreken nadat het rempedaal is
losgelaten
• Het contact wordt UIT gezet
Bijgeluiden en trillingen die worden
veroorzaakt door ABS, Brake Assist,
VSC, Trailer Sway Control, TRC en Hill
Start Assist Control
• Het is mogelijk dat u tijdens het
starten van het hybridesysteem of bij
het wegrijden een geluid in de
motorruimte hoort wanneer het
rempedaal herhaaldelijk wordt
ingetrapt. Dit duidt niet op een
storing in een van deze systemen.
• De volgende verschijnselen kunnen
zich voordoen als bovenstaande
systemen in werking zijn. Geen van
deze verschijnselen duidt op een
storing.
– Er kunnen trillingen gevoeld
worden in de carrosserie en de
stuurinrichting.
– Nadat de auto tot stilstand is
gekomen, kan het geluid van een
elektromotor hoorbaar zijn.
Werkingsgeluiden ECB
In de volgende gevallen zijn mogelijk
werkingsgeluiden van de ECB te horen.
Dit duidt echter niet op een storing.
• Werkingsgeluiden vanuit de
motorruimte die zich voordoen
wanneer het rempedaal wordt
bediend.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
292
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
TRC/VSC-systeem in werking is. Rijd
voorzichtig met de auto onder
omstandigheden waarbij de stabiliteit
en de aandrijfkracht verloren kunnen
gaan.
De Active Cornering Assist werkt niet
effectief als
• Vertrouw niet alleen op de Active
Cornering Assist. De Active
Cornering Assist werkt mogelijk niet
effectief bij het accelereren op een
helling of bij het rijden op een glad
wegdek.
• Wanneer de Active Cornering Assist
vaak in werking is getreden, wordt de
werking ervan mogelijk tijdelijk
gestopt om een goede werking van
de remmen, TRC en VSC te
garanderen.
De Hill Start Assist Control werkt niet
effectief wanneer
• Vertrouw niet uitsluitend op de Hill
Start Assist Control. De Hill Start
Assist Control werkt mogelijk niet
effectief op steile hellingen en op
met ijs bedekte wegen.
• In tegenstelling tot de parkeerrem is
de Hill Start Assist Control niet
bedoeld om de auto gedurende
langere tijd op zijn plaats te houden.
Gebruik de Hill Start Assist Control
niet om de auto op een helling op zijn
plaats te houden omdat dat kan
leiden tot een ongeval.
Als TRC/ABS/VSC/Trailer Sway
Control is geactiveerd
Het controlelampje Traction Control
knippert. Rijd altijd voorzichtig.
Roekeloos rijgedrag kan leiden tot
ongevallen. Wees bijzonder voorzichtig
als het controlelampje knippert.
Als TRC/VSC/Trailer Sway Control is
uitgeschakeld
Wees zeer voorzichtig en pas uw
snelheid aan de conditie van het
wegdek aan. Schakel de TRC/VSC/
Trailer Sway Control alleen in geval van
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
nood uit, aangezien deze systemen
zorg dragen voor de voertuigstabiliteit
en het aandrijfvermogen.
Trailer Sway Control is onderdeel van
het VSC-systeem en werkt niet als het
VSC is uitgeschakeld of een storing
heeft.
Vervangen van banden
Controleer of alle banden dezelfde
maat hebben, van hetzelfde merk zijn
en hetzelfde profiel en draagvermogen
hebben. Controleer verder of alle
banden de aanbevolen spanning
hebben. De ABS, TRC, VSC en Trailer
Sway Control werken niet goed als er
verschillende banden onder de auto
gemonteerd zijn. Neem contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige voor meer
informatie over het vervangen van de
wielen of banden.
Omgaan met banden en
wielophanging
Problemen met de banden of
wijzigingen aan de wielophanging
hebben een negatief effect op de
ondersteunende systemen en kunnen
een storing veroorzaken.
Voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot Trailer Sway Control
Het Trailer Sway Control-systeem kan
het slingeren van de aanhangwagen
niet in alle gevallen verminderen.
Afhankelijk van diverse factoren,
waaronder de staat van de auto, de
aanhangwagen, het wegoppervlak en
de omgeving waarin wordt gereden,
kan het Trailer Sway Control-systeem
minder goed werken. Raadpleeg de
handleiding van uw aanhangwagen
voor meer informatie over het op de
juiste wijze trekken van uw
aanhangwagen.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
295
4
Rijden
OPMERKING(Vervolgd)
procedure wordt gevolgd, kan het
scharnier van het dashboardkastje
beschadigd raken.
Voorkomen van schade aan de
afdekkap van het filter
Oefen bij het bewegen van de afdekkap
van het filter in de richting van de pijl om
de bevestiging los te nemen, geen
overmatige kracht uit op de klauwen.
Anders kunnen de klauwen beschadigd
raken.
Auto's met linkse besturing
Auto's met rechtse besturing
6.3.10 Schoonmaken van de
ventilatieopening en het filter
van het batterijpakket
(tractiebatterij)
Voer regelmatig een visuele controle uit
op stof en verontreinigingen van de
ventilatieopening van het batterijpakket
(tractiebatterij) om te voorkomen dat het
brandstofverbruik beïnvloed wordt. Als
“Maintenance Required for Traction
Battery Cooling Parts See Owner’s
Manual” (Onderhoud vereist voor
koelonderdelen tractiebatterij, zie
handleiding) wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay, moet de
ventilatieopening worden gereinigd
volgens onderstaande procedure:
Schoonmaken van de ventilatieopening
Verwijder het stof van de
ventilatieopening met een stofzuiger of
iets dergelijks.
Zorg ervoor dat u alleen een vacuüm
gebruikt om stof en verontreinigingen op
te zuigen. Wanneer u stof en
verontreinigingen probeert weg te blazen
met een blower of iets dergelijks kunnen
deze verder in de ventilatieopening
worden gedrukt. (→Blz. 365)
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
362