Page 129 of 324

127
Rijden
6Als de auto niet stilstaat, wordt de motor niet afgezet.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:
–
gebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen; het gebruik
van deze bevestigingen is verplicht,
–
leg nooit meerdere matten boven op elkaar
.
Bij gebruik van niet door PEUGEOT
goedgekeurde matten kunnen de bediening
van de pedalen en de werking van de
snelheidsregelaar/-begrenzer worden gehinderd.
De door PEUGEOT goedgekeurde matten zijn
voorzien van twee bevestigingen onder de stoel.
Starten / afzetten van de
elektromotor
Starten
De keuzehendel moet in stand P staan.
► W anneer u een gewone sleutel of
afstandsbediening gebruikt, trap het rempedaal in
en draai de sleutel in stand 3 totdat de motor start,
zonder het gaspedaal in te trappen. Zodra de motor
start, laat u de sleutel los, zodat deze teruggaat naar
stand 2.
►
W
anneer u Keyless Entry and Start gebruikt,
trap dan het rempedaal in en druk kort op de knop
" START/STOP".
► Houd het rempedaal ingetrapt totdat het lampje
READY gaat branden en u een geluidssignaal hoort,
om aan te geven dat u met de auto kunt gaan rijden.
►
Houd het rempedaal ingetrapt en selecteer stand
D of R .
►
Laat het rempedaal los en geef gas.
Bij het starten gaan de lampjes van het
instrumentenpaneel branden en gaat de cursor
van de vermogensmeter naar de neutraalstand.
De stuurkolom wordt automatisch ontgrendeld (u
kunt een geluid horen en voelen dat het stuurwiel
beweegt).
Afzetten
► Wanneer u een gewone sleutel of sleutel met
afstandsbediening gebruikt, draai dan de sleutel
helemaal in stand 1 (Stop).
►
Als u
Keyless Entry and Start gebruikt, druk dan
op de knop "START/STOP".
Controleer voordat u uit de auto stapt of:
–
De transmissie in stand
P
staat.
–
Het lampje
READY niet brandt.
De transmissie wordt automatisch in stand P gezet wanneer de motor wordt afgezet of
wanneer het bestuurdersportier wordt geopend.
Als het bestuurdersportier wordt geopend terwijl er niet aan de vereiste voorwaarden
voor het afzetten is voldaan, hoort u een
geluidssignaal en wordt er een
waarschuwingsmelding weergegeven.
Bijzonderheid Keyless Entry
and Start
Contact inschakelen met Keyless Entry
and Start
Wanneer de elektronische sleutel van het "Keyless Entry and Start"-systeem zich in de
auto bevindt, kunt u op de toets "START/STOP"
drukken zonder een van de pedalen in te trappen
om het contact aan te zetten.
►
Druk nogmaals op deze toets om het contact af
te zetten en de auto te kunnen vergrendelen.
Noodprocedure voor het starten
Op de stuurkolom bevindt zich een noodsleutellezer
waarmee de motor kan worden gestart als
het systeem de sleutel niet waarneemt in de
detectiezone of als de batterij van de elektronische
sleutel leeg is.
Page 130 of 324

128
Rijden
Elektrische parkeerrem
In de automatische stand trekt dit systeem de
parkeerrem aan wanneer de motor wordt afgezet en
zet het de parkeerrem vrij wanneer de auto wegrijdt.
Altijd met draaiende motor:
► Trek de parkeerrem aan door kort aan de
bedieningshendel te trekken.
► Zet de parkeerrem vrij door kort tegen de hendel
te duwen terwijl u het rempedaal intrapt.
Standaard is de automatische werking geactiveerd.
Deze automatische werking kan in bepaalde
situaties worden uitgeschakeld.
Controlelampje
Dit controlelampje gaat branden op zowel het instrumentenpaneel als de bediening om te
bevestigen dat de parkeerrem is aangetrokken, in
combinatie met de melding "Parkeerrem
aangetrokken".
Het controlelampje gaat uit om te bevestigen dat
de parkeerrem is vrijgegeven, in combinatie met de
melding "Parkeerrem vrijgegeven".
► Houd de afstandsbediening tegen de
noodsleutellezer.
►
Zet bij een auto
met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel
in de
neutraalstand en trap het koppelingspedaal volledig
in.
►
Selecteer bij een auto
met een automatische
transmissie of selectiehendel
(elektrisch) stand P
en trap vervolgens het rempedaal in.
►
Druk op de toets "
START/STOP".
De motor wordt gestart.
Afstandsbediening niet herkend met Keyless Entry and Start
Als de afstandsbediening zich niet meer in het
detectiegebied bevindt, verschijnt er een melding
op het instrumentenpaneel als een portier wordt
gesloten of bij een poging om de motor af te zetten.
►
Druk ongeveer 3 seconden op de toets "
START/
STOP" om het afzetten van de motor te bevestigen
en neem dan contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Geforceerd afzetten met Keyless Entry
and Start
Uitsluitend in noodgevallen kan de motor geforceerd
worden uitgeschakeld (zelfs tijdens het rijden).
► Houd daarvoor de toets " START/STOP"
ongeveer 5 seconden ingedrukt.
In dat geval wordt het stuurslot ingeschakeld zodra
de auto stilstaat.
Modus "Key off"
Met de modus "Key off" kunt u de auto vergrendelen
terwijl u de motor laat draaien als de sleutel of
de
Keyless Entry and Start -afstandsbediening niet
in de auto aanwezig is.
In deze modus blijven elektrische voorzieningen
werken, zodat ze thermisch comfort en veiligheid
kunnen blijven bieden en bepaalde systemen van de
auto kunnen blijven werken.
KEY OFF
► U kunt deze modus in- of uitschakelen door
op deze toets te drukken (het controlelampje
van de toets gaat branden wanneer de modus is
ingeschakeld).
Bij een auto met elektromotor blijft deze modus ongeveer 10 minuten actief nadat de
auto is vergrendeld.
Handbediende parkeerrem
Aantrekken
► Trap het rempedaal in en trek de hefboom van
de parkeerrem aan om uw auto stil te zetten.
Vrijzetten (op vlakke
ondergrond)
► Houd het rempedaal ingetrapt, trek de
parkeerremhendel iets omhoog, druk de
ontgrendelknop in en duw de hendel geheel omlaag.
Als dit waarschuwingslampje tijdens het rijden brandt in combinatie met een
geluidssignaal en een melding, geeft dit aan dat de
parkeerrem nog (iets) is aangetrokken.
Stuur bij het parkeren op een helling, zeker wanneer de auto zwaar is beladen, de
voorwielen in de richting van het trottoir en trek
vervolgens de parkeerrem aan.
Door het rempedaal in te trappen kan de handbediende parkeerrem gemakkelijker
worden aangetrokken en vrijgezet.
Schakel bij een handgeschakelde versnellingsbak een versnelling in en zet het
contact uit.
Selecteer bij een automatische transmissie de stand P en zet vervolgens het contact uit.
Page 131 of 324

129
Rijden
6Elektrische parkeerrem
In de automatische stand trekt dit systeem de
parkeerrem aan wanneer de motor wordt afgezet en
zet het de parkeerrem vrij wanneer de auto wegrijdt.
Altijd met draaiende motor:
► T rek de parkeerrem aan door kort aan de
bedieningshendel te trekken.
►
Zet de parkeerrem vrij door kort tegen de hendel
te duwen terwijl u het rempedaal intrapt.
Standaard is de automatische werking geactiveerd.
Deze automatische werking kan in bepaalde
situaties worden uitgeschakeld.
Controlelampje
Dit controlelampje gaat branden op zowel het instrumentenpaneel als de bediening om te
bevestigen dat de parkeerrem is aangetrokken, in
combinatie met de melding "Parkeerrem
aangetrokken".
Het controlelampje gaat uit om te bevestigen dat
de parkeerrem is vrijgegeven, in combinatie met de
melding "Parkeerrem vrijgegeven".
Het controlelampje knippert in reactie op een
verzoek om de parkeerrem handmatig in of uit te
schakelen.
Bij een lege accu werkt de elektrische parkeerrem niet meer.
Als de parkeerrem niet is ingeschakeld bij een
auto met een handgeschakelde versnellingsbak,
moet u uit veiligheidsoverwegingen een
versnelling inschakelen om te voorkomen dat de
auto wegrolt.
Als de parkeerrem niet is aangetrokken bij een
auto met een automatische transmissie of een
keuzeschakelaar van de transmissie (elektrische
auto), moet u uit veiligheidsoverwegingen het
meegeleverde wielblok tegen een van de wielen
plaatsen om te voorkomen dat de auto wegrolt.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Controleer voordat u de auto verlaat of de parkeerrem is aangetrokken: de
controlelampjes voor de parkeerrem op het
instrumentenpaneel en de hendel moeten
permanent branden.
Als de parkeerrem niet is aangetrokken, klinkt
er een geluidssignaal en wordt er een melding
weergegeven als het bestuurdersportier wordt
geopend.
Laat kinderen nooit alleen in de auto: ze zouden de parkeerrem kunnen vrijzetten.
Wanneer de auto staat geparkeerd op een steile helling, de auto zwaar beladen
is of als een aanhanger wordt getrokken
Bij een handgeschakelde versnellingsbak draait
u de wielen naar de stoeprand toe en schakelt u
een versnelling in.
Bij een automatische transmissie of
keuzeschakelaar draait u de wielen naar de
stoeprand toe en zet u de transmissie in stand P .
Als er een aanhangwagen is aangekoppeld, mag
het hellingspercentage bij het parkeren niet hoger
zijn dan 12%.
Handbediende werking
Handmatig vrijzetten
Contact aan of draaiende motor:
► T rap het rempedaal in.
►
Houd het rempedaal ingetrapt en druk kort op
de hendel.
Page 132 of 324

130
Rijden
► Gebruik de hendel om de parkeerrem aan te
trekken als deze is vrijgezet.
► Laat het rempedaal volledig los.
► Houd de hendel 10 tot maximaal 15 seconden
ingedrukt in de richting voor het vrijzetten.
► Laat de hendel los.
► Trap het rempedaal in en houd het ingetrapt.
► Trek de hendel 2 seconden in de richting voor
inschakelen.
Dit controlelampje op het instrumentenpaneel gaat branden om te bevestigen dat de
automatische functies zijn uitgeschakeld.
► Laat de hendel en het rempedaal los.
Vanaf dit moment kan de parkeerrem alleen
handmatig met behulp van de hendel worden
aangetrokken en vrijgezet.
► Herhaal deze procedure voor het inschakelen
van de automatische werking (bevestigd
door het doven van het controlelampje op het
instrumentenpaneel).
Noodremfunctie
Als de auto niet goed afremt met het rempedaal of
in uitzonderlijke omstandigheden (bijvoorbeeld als
de bestuurder onwel wordt of bij het geven van rijles
(indien toegestaan)) kan de auto worden afgeremd
door aan de hendel van de elektrische parkeerrem
te trekken. De auto blijft afremmen zolang de hendel
omhoog wordt getrokken; het afremmen stopt zodra
de hendel wordt losgelaten.
De ABS- en DSC-systemen zorgen ervoor dat de
auto stabiel blijft wanneer de noodremfunctie actief
is.
Als het rempedaal niet is ingetrapt, wordt de parkeerrem niet vrijgezet en wordt er een
melding weergegeven.
Handmatig aantrekken
Bij stilstaande auto:
► T rek kort aan de hendel.
Het controlelampje van de hendel gaat knipperen
om het verzoek te bevestigen.
Automatische werking
Automatisch vrijzetten
Controleer eerst of de motor draait en het
bestuurdersportier is gesloten.
De elektrische parkeerrem wordt automatisch
geleidelijk vrijgezet bij het wegrijden.
Bij een handgeschakelde versnellingsbak
►
T
rap het koppelingspedaal volledig in en schakel
de eerste versnelling of de achteruitversnelling in.
►
Geef gas en laat het koppelingspedaal opkomen.
Bij een automatische transmissie
►
T
rap het rempedaal in.
►
Selecteer stand
D, M of R .
►
Laat het rempedaal los en geef gas.
Met een keuzeschakelaar
►
T
rap het rempedaal in.
►
Selecteer stand
D, B of
R.
►
Laat het rempedaal los en geef gas.
Als de parkeerrem bij een auto met een automatische transmissie of een
keuzeschakelaar voor de transmissie (elektrische
auto) niet automatisch wordt vrijgezet, controleer
dan of de voorportieren goed zijn gesloten.
Als de auto stilstaat met draaiende motor, trap dan niet onnodig het gaspedaal in. De
parkeerrem kan dan worden vrijgezet.
Automatisch aantrekken
Wanneer de auto stilstaat, wordt de parkeerrem
automatisch aangetrokken als u de motor afzet.
De parkeerrem wordt niet automatisch aangetrokken als de auto afslaat of de
STOP-stand van het Stop & Start-systeem wordt
ingeschakeld.
In de automatische stand kan de parkeerrem op elk moment handmatig met
de hendel worden aangetrokken of vrijgezet.
Bijzonderheden
De auto met draaiende motor op zijn
plaats houden
Trek kort aan de hendel om de auto met draaiende
motor op zijn plaats te houden.
De auto parkeren met vrijgezette
parkeerrem
Bij zeer lage temperaturen (ijs) raden wij u af om de parkeerrem aan te trekken.
Voorkom dat de auto wegrolt door de
versnellingsbak in een versnelling te zetten of
wielblokken tegen een van de wielen te plaatsen.
Bij een auto met een automatische transmissie of een keuzeschakelaar van de
transmissie (elektrische auto) wordt stand P
automatisch geselecteerd als het contact wordt
afgezet. De wielen zijn dan geblokkeerd.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de vrijloop.
Bij een automatische transmissie of een selectiehendel (elektrisch): als u het
bestuurdersportier opent terwijl stand N is
ingeschakeld, dan klinkt er een geluidssignaal en
wordt stand P ingeschakeld. Het geluidssignaal
stopt wanneer het bestuurdersportier is gesloten.
Automatische werking uitschakelen
Onder bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld bij
zeer koud weer, bij het trekken van een aanhanger
of bij slepen, moet de automatische werking van het
systeem worden uitgeschakeld.
►
Start de motor
.
Page 133 of 324

131
Rijden
6► Gebruik de hendel om de parkeerrem aan te
trekken als deze is vrijgezet.
►
Laat het rempedaal volledig los.
►
Houd de hendel 10 tot maximaal 15 seconden
ingedrukt in de richting voor het vrijzetten.
►
Laat de hendel los.
►
T
rap het rempedaal in en houd het ingetrapt.
►
T
rek de hendel 2 seconden in de richting voor
inschakelen.
Dit controlelampje op het instrumentenpaneel gaat branden om te bevestigen dat de
automatische functies zijn uitgeschakeld.
►
Laat de hendel en het rempedaal los.
V
anaf dit moment kan de parkeerrem alleen
handmatig met behulp van de hendel worden
aangetrokken en vrijgezet.
►
Herhaal deze procedure voor het inschakelen
van de automatische werking (bevestigd
door het doven van het controlelampje op het
instrumentenpaneel).
Noodremfunctie
Als de auto niet goed afremt met het rempedaal of
in uitzonderlijke omstandigheden (bijvoorbeeld als
de bestuurder onwel wordt of bij het geven van rijles
(indien toegestaan)) kan de auto worden afgeremd
door aan de hendel van de elektrische parkeerrem
te trekken. De auto blijft afremmen zolang de hendel
omhoog wordt getrokken; het afremmen stopt zodra
de hendel wordt losgelaten.
De ABS- en DSC-systemen zorgen ervoor dat de
auto stabiel blijft wanneer de noodremfunctie actief
is.
Bij een storing in het systeem van de
noodremfunctie verschijnt de melding "Parkeerrem
defect" op het instrumentenpaneel.
Bij een storing in de ABS- en DSC-systemen, aangegeven door het
branden van een of beide waarschuwingslampjes op
het instrumentenpaneel, kan de stabiliteit van de
auto niet meer worden gegarandeerd.
►
Zorg in dit geval ervoor dat de auto stabiel blijft
door de hendel van de elektrische parkeerrem
herhaaldelijk aan te trekken en los te laten totdat de
auto volledig tot stilstand is gekomen.
Hill Start Assist
Dit systeem houdt de auto bij het wegrijden op een
helling kort (ongeveer 2 seconden) op zijn plaats. In
die tijd kunt u uw voet van het rempedaal naar het
gaspedaal verplaatsen.
Het systeem is alleen actief onder de volgende
voorwaarden:
–
De auto staat volledig stil met het rempedaal
ingedrukt.
–
Er is aan bepaalde hellingcondities voldaan.
–
Het bestuurdersportier is gesloten.
Verlaat de auto niet in de korte periode dat de Hill Start Assist in werking is.
Als iemand uit de auto moet stappen terwijl de
motor draait, trek dan de parkeerrem handmatig
aan. Controleer vervolgens of het controlelampje
van de parkeerrem en het controlelampje
P in de
hendel van de elektrische parkeerrem permanent
branden.
De functie Hill Start Assist kan niet worden
uitgeschakeld. Maar als de parkeerrem
wordt aangetrokken om de auto op zijn plaats te
houden, wordt de werking van de functie
onderbroken.
Werking
Als de auto bergopwaarts stilstaat, wordt deze
even op zijn plaats gehouden wanneer de
bestuurder het rempedaal loslaat:
–
Als de eerste versnelling of de neutraalstand
is geselecteerd bij een handgeschakelde
versnellingsbak.
–
Als stand
D of M is geselecteerd bij een
automatische transmissie.
–
Als stand
D of B is geselecteerd met de
keuzeschakelaar van de transmissie (elektrische
auto).
Page 134 of 324

132
Rijden
Schakel de achteruitversnelling alleen in als de auto stilstaat en de motor stationair
draait.
Voor uw veiligheid en om het starten van de motor te vergemakkelijken:
– zet de versnellingshendel altijd in de
neutraalstand,
– trap het koppelingspedaal in.
Automatische transmissie
(Type 1)
Bij deze automatische transmissie met 8
versnellingen kunt u kiezen voor automatisch of
handmatig schakelen.
Er zijn twee gebruiksmogelijkheden:
– Automatisch schakelen: het schakelen wordt
elektronisch aangestuurd door de transmissie:
– Handmatig schakelen: in deze stand kan de
bestuurder zelf sequentieel schakelen.
In de automatische stand kunt u nog steeds
handmatig schakelen met de schakelflippers aan de
stuurkolom (bijvoorbeeld bij inhalen).
Keuzeschakelaar
Wanneer u de keuzeschakelaar draait, raden wij u uit veiligheidsoverwegingen aan
om het rempedaal ingedrukt te houden.
Als de auto bergafwaarts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden als de
bestuurder het rempedaal loslaat.
Storing
Bij een storing gaan deze waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel branden, in combinatie met een
melding.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Handgeschakelde
5-versnellingsbak
De achteruitversnelling
inschakelen
► Trap het koppelingspedaal volledig in en zet de
versnellingshendel in de neutraalstand.
►
Beweeg de versnellingshendel naar rechts en
vervolgens naar achteren.
Schakel de achteruitversnelling alleen in als de auto stilstaat en de motor stationair
draait.
Voor uw veiligheid en om het starten van de motor te vergemakkelijken:
–
zet de versnellingshendel altijd in de
neutraalstand,
–
trap het koppelingspedaal in.
Handgeschakelde
6-versnellingsbak
Inschakelen van de 5e of de 6e
versnelling
► Beweeg de selectiehendel zo ver mogelijk naar
rechts om de 5e of de 6e versnelling in te schakelen.
Wanneer u dit niet doet, dan kan de versnellingsbak permanent beschadigd
raken (per ongeluk schakelen naar de 3
e of 4e
versnelling).
Inschakelen van de
achteruitversnelling
► Trek de ring onder de pookknop omhoog en
beweeg de versnellingshendel eerst naar links en
dan naar voren.
Page 135 of 324

133
Rijden
6Schakel de achteruitversnelling alleen in als de auto stilstaat en de motor stationair
draait.
Voor uw veiligheid en om het starten van de motor te vergemakkelijken:
–
zet de versnellingshendel altijd in de
neutraalstand,
–
trap het koppelingspedaal in.
Automatische transmissie (Type 1)
Bij deze automatische transmissie met 8
versnellingen kunt u kiezen voor automatisch of
handmatig schakelen.
Er zijn twee gebruiksmogelijkheden:
–
Automatisch schakelen
: het schakelen wordt
elektronisch aangestuurd door de transmissie:
–
Handmatig schakelen
: in deze stand kan de
bestuurder zelf sequentieel schakelen.
In de automatische stand kunt u nog steeds
handmatig schakelen met de schakelflippers aan de
stuurkolom (bijvoorbeeld bij inhalen).
Keuzeschakelaar
Wanneer u de keuzeschakelaar draait, raden wij u uit veiligheidsoverwegingen aan
om het rempedaal ingedrukt te houden.
P. Parkeren.
R. Achteruitversnelling.
N. Neutraalstand.
D. Rijden (automatisch schakelen).
M. Handmatig (handmatig schakelen met
sequentieel schakelen tussen de versnellingen).
De stand N kunt u gebruiken in een file of bij
het wassen van de auto in een
automatische wasstraat.
Stuurwielflippers
► Trek de rechter flipper "+ " of linker flipper "-" naar
u toe om op of terug te schakelen.
Met de flippers kunt u de neutraalstand niet selecteren en de achteruitversnelling niet
in- en uitschakelen.
Informatie op het
instrumentenpaneel
Wanneer u de selectiehendel verplaatst of op
toets M drukt, worden de betreffende versnelling
en het controlelampje op het instrumentenpaneel
weergegeven.
Het symbool - wordt weergegeven bij een ongeldige
waarde.
► Als de melding " Voet op het rempedaal"
op het instrumentenpaneel wordt
weergegeven, moet u het rempedaal stevig
indrukken.
De auto starten
► Trap het rempedaal in en selecteer stand P .
►
Start de motor
.
Als er niet aan de bovenstaande voorwaarden
wordt voldaan, klinkt er een geluidssignaal en
verschijnt er een melding op het display van het
instrumentenpaneel.
►
Zet de parkeerrem vrij, tenzij deze in de
automatische stand staat (met elektrische
parkeerrem).
►
Selecteer stand
R, N of D .
Page 136 of 324

134
Rijden
Als u op een steile helling wegrijdt met een zwaar beladen auto, trap dan het
rempedaal in, selecteer stand D , zet de
parkeerrem vrij, tenzij deze in de automatische
stand staat (bij een elektrische parkeerrem), en
laat het rempedaal los.
►
Laat het rempedaal geleidelijk los.
Of
►
Accelereer geleidelijk om de elektrische
parkeerrem vrij te zetten (als deze in de
automatische stand staat).
De auto begint onmiddellijk te rijden.
Als P wordt weergegeven op het
instrumentenpaneel terwijl de
keuzeschakelaar in een andere stand staat, dient
u de keuzeschakelaar in stand P te zetten om te
kunnen starten.
Als stand N tijdens het rijden per ongeluk wordt
geselecteerd, laat het motortoerental dan zakken
tot stationair toerental, selecteer stand D en trap
het gaspedaal weer in.
Als de motor stationair draait, het rempedaal is losgelaten en stand R , D of M is
geselecteerd, zet de auto zich zelfs al in
beweging als het gaspedaal niet wordt ingetrapt.
Laat kinderen nooit zonder toezicht in de auto
achter.
Verlaat om veiligheidsredenen nooit de auto,
zelfs niet voor een korte tijd, zonder de sleutel of
afstandsbediening mee te nemen.
Schakel de parkeerrem in en selecteer stand
P als er onderhoudswerkzaamheden moeten
worden uitgevoerd bij een draaiende motor.
Probeer een auto met een automatische transmissie nooit aan te duwen of te slepen
om de motor te starten.
Automatische werking
► Selecteer stand D om de transmissie
automatisch te laten schakelen.
De transmissie werkt dan in de auto-adaptieve
stand; u hoeft zelf niet te schakelen. De transmissie
kiest voortdurend de meest geschikte versnelling,
afhankelijk van de rijstijl, het profiel van de weg en
de belading van de auto.
► Voor een maximale acceleratie zonder de stand van de transmissie te wijzigen trapt
u het gaspedaal volledig in (kickdown).
De transmissie schakelt automatisch terug of
handhaaft de ingeschakelde versnelling totdat de
motor het maximum toerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de transmissie automatisch
terug voor een betere motorremwerking.
Om de veiligheid te verbeteren schakelt de
transmissie niet naar een hogere versnelling als u
het gaspedaal plotseling loslaat.
Selecteer nooit stand N als de auto rijdt.
Selecteer nooit stand P of R als de auto niet
volledig stilstaat.
Tijdelijk handmatig schakelen
U kunt tijdelijk zelf schakelen met de flippers "+ "
en "- ” aan het stuurwiel. Als het motortoerental
het toestaat, wordt de gevraagde versnelling
ingeschakeld.
Dankzij deze functie kunt u anticiperen op bepaalde
situaties, zoals het inhalen van een andere auto of
het naderen van een bocht.
Als de flippers enige tijd niet meer gebruikt
worden, gaat de versnellingsbak weer over op de
automatische stand.
Kruipen (bewegen zonder het
gaspedaal te gebruiken)
Dankzij deze functie kan de auto bij een lage
snelheid gemakkelijker worden bestuurd
(inparkeren, file rijden enz.).
Als de motor stationair draait, de parkeerrem is
uitgeschakeld en de stand D , M of R is geselecteerd,
begint de auto langzaam naar voren te bewegen
zodra u het rempedaal loslaat (zelfs zonder dat u het
gaspedaal bedient).
Vanwege de veiligheid mag u de auto nooit met draaiende motor verlaten en de
portieren sluiten.
Handmatig schakelen
► Druk op toets M met de selectiehendel in
stand D om sequentieel
met 6 versnellingen
te schakelen.
Het lampje van de toets gaat branden.