Page 41 of 276

39
Toegang
2Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld; het
controlelampje van de toets gaat uit en de
parkeerlichten en / of dagrijverlichting knipperen
gedurende ongeveer 2 seconden.
Na het ontgrendelen met de afstandsbediening
Als de auto automatisch opnieuw wordt vergrendeld
(als een van de portieren of de achterklep niet
binnen 30 seconden wordt geopend), wordt ook het
alarmsysteem automatisch weer ingeschakeld.
Vergrendelen van de auto met
alleen de omtrekbeveiliging
ingeschakeld
Schakel de interieurbeveiliging uit om te voorkomen dat
het alarm onnodig wordt ingeschakeld als bijvoorbeeld:
–
Het raam staat een klein stukje open.
–
De auto wordt gewassen.
–
Er wordt een wiel verwisseld.
–
De auto wordt gesleept.
–
De auto staat op een schip of veerboot.
Uitschakelen van de interieurbeveiliging
► Zet het contact af en druk binnen 10 seconden op
de toets van het alarm totdat het verklikkerlampje blijft
branden.
►
Stap uit de auto.
►
V
ergrendel de auto meteen met de
afstandsbediening of het Elektronische sleutel-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging is ingeschakeld; het rode
verklikkerlampje in de toets knippert elke seconde. De beveiliging kan alleen worden uitgeschakeld als
het contact is afgezet.
Opnieuw inschakelen van de
interieurbeveiliging
► Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto met
de afstandsbediening of het Elektronische sleutel-
systeem te ontgrendelen.
Het lampje in de toets gaat uit.
►
Schakel het volledige alarmsysteem weer in door
de auto te vergrendelen met de afstandsbediening of
door op de portiergreep van het bestuurdersportier te
drukken.
Het rode verklikkerlampje in de toets knippert weer één
keer per seconde.
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt het hoorbare alarm in
werking en knipperen de richtingaanwijzers gedurende
30 seconden.
Afhankelijk van het land van verkoop blijven bepaalde
bewakingsfuncties ingeschakeld totdat het alarm voor
de 11e keer achtereenvolgens afgaat.
Als de auto wordt ontgrendeld met de
afstandsbediening of met het Elektronische sleutel-
systeem, gaat het rode controlelampje in de toets
knipperen om aan te geven dat het alarm tijdens
uw afwezigheid is afgegaan. Het lampje stopt met
knipperen als het contact wordt aangezet.
Storing afstandsbediening
Om de beveiligingsfuncties uit te schakelen: ►
Ontgrendel de auto met de sleutel in het slot van het
bestuurdersportier.
►
Open het portier; het alarm gaat af.
►
Zet het contact aan; het alarm stopt. Het
controlelampje in de toets gaat uit.
De auto vergrendelen zonder
het alarm in te schakelen
► Vergrendel de auto of schakel de
supervergrendeling in met de sleutel (geïntegreerd
in de afstandsbediening) in het slot van het
bestuurdersportier.
Storing
Wanneer het contact wordt aangezet, betekent het
permanent branden van het rode controlelampje in de
toets dat er een storing in het systeem aanwezig is.
Laat het systeem controleren door een PEUGEOT-
dealer of door een gekwalificeerde werkplaats.
Automatisch inschakelen van het alarm
(Afhankelijk van de uitvoering)
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld 2
minuten nadat het laatste portier of de bagageruimte
is gesloten.
►
Om het afgaan van het alarm bij het openen van
een portier of de achterklep te voorkomen, moet u
eerst op de ontgrendeltoets van de afstandsbediening
drukken of moet u de auto ontgrendelen met het
Elektronische sleutel-systeem.
Page 42 of 276

40
Toegang
Elektrische ruitbediening
1.Linksvoor
2. Rechtsvoor
3. Rechtsachter (afhankelijk van de uitvoering)
4. Linksachter (afhankelijk van de uitvoering)
5. Elektrische kinderbeveiliging (afhankelijk van de
uitvoering)
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over
de Elektrische kinderbeveiliging.
Handmatige bediening
► Openen/sluiten van de ruit: druk op of trek aan de
schakelaar zonder het weerstandspunt te passeren; de
ruit stopt zodra de schakelaar wordt losgelaten.
Automatische werking
(Afhankelijk van de uitvoering)
► W anneer u de ruit wil openen/sluiten, druk op of
trek aan de schakelaar voorbij het weerstand: de ruit
opent of sluit volledig wanneer de schakelaar wordt
losgelaten.
Bedien de schakelaar opnieuw om het openen of
sluiten te stoppen.
De ruitbediening kan nog ongeveer 45 seconden na het uitschakelen van het contact
of na vergrendeling van de auto worden bediend.
Daarna wordt de bediening uitgeschakeld. U kunt
de bediening weer inschakelen door het contact in
te schakelen of de auto te ontgrendelen.
Beveiliging tegen beknellen
(Afhankelijk van de uitvoering)
Als de ruit tijdens het sluiten een obstakel tegenkomt,
stop de ruit onmiddellijk en gaat gedeeltelijk weer
omlaag.
Resetten van de ruitbediening
Wanneer de accu opnieuw is aangesloten of wanneer
de ruit een abnormale beweging maakt, moet de
beveiliging tegen beknellen gereset.
De beveiliging tegen beknellen wordt tijdens de
volgende handelingen uitgeschakeld.
Doe het volgende voor elke ruit:
►
Open de ruit volledig en sluit de ruit.
Telkens als de
schakelaar omhoog wordt gedrukt, sluit de ruit enkele
centimeters. Laat de schakelaar los en trek deze
opnieuw omhoog totdat de ruit volledig is gesloten.
►
Blijf nog minimaal één seconde aan de schakelaar
trekken nadat de ruit is gesloten.
Wanneer er tijdens het bedienen van de ruit iets tussen de elektrische ruit en de sponning
bekneld raakt, moet de ruit weer worden geopend.
Druk hiervoor op de betreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de elektrische ruitbediening
van een van de andere portieren bedient, moet hij/
zij controleren of de ruit zonder problemen kan
worden gesloten.
Het is belangrijk dat passagiers de elektrische ruiten
juist gebruiken.
Let bij het bedienen van de ruiten vooral goed op
kinderen.
Let goed op passagiers en/of andere personen die
aanwezig zijn wanneer ruiten op afstand met de
elektronische sleutel worden gesloten.
Steek uw hoofd of armen bij geopende ruiten niet
naar buiten wanneer de auto rijdt – kans op ernstig
letsel!
Page 43 of 276

41
Ergonomie en comfort
3PEUGEOT i-Cockpit
Voordat u gaat rijden, moet u in de onderstaande
afstellingen in de volgende volgorde afstellen, om de
ergonomische plaatsing van de PEUGEOT i-Cockpit
optimaal te benutten:
–
De hoogte van de hoofdsteun.
–
De hoek van de rugleuning.
–
De hoogte van de zitting van de stoel.
–
De lengterichting van de stoel.
–
De diepte en daarna de hoogte van het stuurwiel.
–
De binnen- en buitenspiegels.
Zodra deze afstellingen zijn uitgevoerd, controleer of u goed zicht hebt op het head-up
instrumentenpaneel boven het kleine stuurwiel.
Zorg er bij het naar achteren schuiven van de stoel voor dat de beweging van de stoel niet
kan worden gehinderd door personen of
voorwerpen.
Kans op bekneld raken van de achterpassagiers of
op blokkeren van de stoel als grote voorwerpen op
de vloer achter de stoel zijn geplaatst.
Voorstoelen
Hoofdsteunen vóór
In hoogte verstellen
Omhoog:
► T rek de hoofdsteun omhoog in de gewenste positie;
u voelt dat de hoofdsteun in positie klikt.
Omlaag:
►
Druk het ontgrendelknopje (
A) in om de hoofdsteun
omlaag te zetten.
De hoofdsteun is goed afgesteld wanneer de bovenkant gelijk ligt met de bovenkant van het
hoofd van de passagier.
Een hoofdsteun verwijderen
► Beweeg de hoofdsteun omhoog tot aan de aanslag.
► Druk de pal ( A) in om de hoofdsteun te
ontgrendelen en trek de hoofdsteun omhoog.
►
Berg de hoofdsteun veilig op.
Een hoofdsteun terugplaatsen
► Steek de pennen van de hoofdsteun in de geleiders
van de betreffende rugleuning.
►
Duw de hoofdsteun omlaag tot aan de aanslag.
►
Druk het ontgrendelknopje (
A) in om de hoofdsteun
los te halen en duw deze omlaag.
►
Stel de hoogte van de hoofdsteun af.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn verwijderd. Deze moeten zijn geplaatst en
goed zijn afgesteld voor de betreffende inzittende.
Handmatig verstelbare stoelen
Verstellen in lengterichting
► Beweeg de stang omhoog en schuif de stoel naar
voren of naar achteren.
►
Laat de stang los om de stoel in de betreffende
positie te vergrendelen.
Page 44 of 276

42
Ergonomie en comfort
Stoelverwarming
De functie werkt alleen als de motor draait en als de
buitentemperatuur lager dan 20 °C is.
► Druk op de toets voor uw stoel.
► Elke keer dat u op de toets drukt, wijzigt de
stand van de verwarming; het bijbehorende aantal
controlelampjes gaat branden.
► U kunt de verwarming uitschakelen door op de toets
te drukken totdat alle controlelampjes uit zijn.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij het
uitzetten van het contact.
Gebruik de functie niet als de stoel niet wordt gebruikt.
Verlaag de verwarmingsstand zo snel mogelijk.
Als de stoel en het interieur een prettige
temperatuur hebben bereikt, schakel de functie
uit; als het stroomverbruik daalt, daalt ook het
energieverbruik.
Rugleuninghoek
► Draai de knop voor de gewenste hoek.
Hoogte
► Trek de hendel omhoog voor omhoog zetten of duw
deze omlaag voor omlaag zetten totdat de gewenste
stand is bereikt.
Elektrisch verstelbare stoelen
Verstellen in lengterichting
► Duw de schakelaar naar voren of naar achteren
om de stoel in lengterichting in de gewenste stand te
zetten.
Rugleuninghoek
► Duw de schakelaar naar voren of naar achteren.
Hoogte en hoek van de zitting
► Duw de achterzijde van de schakelaar omhoog of
omlaag voor de gewenste hoogte en hoek.
Elektrische verstelling van de
lendensteun
► Druk op de schakelaar + of - om de lendensteun
naar wens in te stellen.
Massagefunctie
(Alleen bestuurdersstoel)
Deze functie zorgt voor een massage van de lendenen.
Deze werkt alleen bij draaiende motor en als de STOP-
stand van het Stop & Start-systeem is geactiveerd.
Inschakelen/uitschakelen
► Druk op deze toets om de functie in of uit te
schakelen.
Bij het inschakelen gaat het verklikkerlampje branden.
De massagefunctie is voor een tijdsduur van één uur
ingeschakeld.
Gedurende deze tijdsduur wordt de massage in 6
cycli van 10 minuten uitgevoerd (6 minuten massage
worden gevolgd door 4 minuten rust).
Na een uur wordt de functie uitgeschakeld, het
verklikkerlampje gaat dan uit.
Page 45 of 276

43
Ergonomie en comfort
3Stoelverwarming
De functie werkt alleen als de motor draait en als de
buitentemperatuur lager dan 20 °C is.
►
Druk op de toets voor uw stoel.
►
Elke keer dat u op de toets drukt, wijzigt de
stand van de verwarming; het bijbehorende aantal
controlelampjes gaat branden.
►
U kunt de verwarming uitschakelen door op de toets
te drukken totdat alle controlelampjes uit zijn.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij het
uitzetten van het contact.
Gebruik de functie niet als de stoel niet wordt gebruikt.
Verlaag de verwarmingsstand zo snel mogelijk.
Als de stoel en het interieur een prettige
temperatuur hebben bereikt, schakel de functie
uit; als het stroomverbruik daalt, daalt ook het
energieverbruik.
Langdurig gebruik van de stoelverwarming wordt afgeraden voor personen met een
gevoelige huid.
Personen die warmte niet goed kunnen voelen
door bijvoorbeeld ziekte of medicijnen, kunnen
brandwonden krijgen.
Voorkom als volgt schade aan het
verwarmingselement en kortsluiting:
–
Plaats geen zware voorwerpen op de stoel.
–
Ga niet op uw knieën op de stoel zitten of op de
stoel staan.
–
Mors geen vloeistoffen op de stoel.
–
Gebruik de stoelverwarming nooit als de stoel
vochtig is.
Het stuurwiel verstellen
► Trek aan de hendel om het stuurwiel te
ontgrendelen terwijl de auto stilstaat.
►
V
erstel het stuurwiel in hoogte en diepte voor een
optimale zithouding.
►
Druk de hendel weer vast om het stuurwiel te
vergrendelen.
Deze afstellingen mogen om veiligheidsredenen alleen worden uitgevoerd
als de auto stilstaat.
Spiegels
Buitenspiegels
Stel de buitenspiegels om veiligheidsredenen zo af dat de dode hoek zo klein mogelijk is.
De objecten die u in de spiegel ziet zijn dichterbij
dan ze lijken. Houd hiermee rekening om de afstand
ten opzichte van achteropkomend verkeer goed in
te schatten.
Handmatig verstellen
► Beweeg de schakelaar in de vier richtingen om de
spiegel af te stellen.
Page 46 of 276

44
Ergonomie en comfort
Het elektrochroomsysteem gebruikt een sensor voor
het detecteren van het niveau van het buitenlicht en
van het licht dat van achteren op de auto valt zodat er
automatisch en geleidelijk tussen dag- en nachtstand
kan worden geschakeld.
Voor optimaal zicht bij het manoeuvreren wordt het spiegelglas automatisch helderder als de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Het systeem wordt uitgeschakeld als de lading in
de bagageruimte hoger dan de bagageafdekking
is of als er voorwerpen op de bagageafdekking zijn
geplaatst.
Achterbank
Achterbank met vaste zittingen en een in twee delen (2/3 - 1/3) neerklapbare rugleuning waarmee de
bagageruimte kan worden vergroot.
Elektrisch verstellen
► Beweeg schakelaar A naar rechts of links om de
juiste buitenspiegel te selecteren.
►
Duw schakelaar
B in de vier richtingen om de
spiegel af te stellen.
►
Zet schakelaar
A weer in de middenstand.
Handmatig inklappen
De spiegels kunnen handmatig worden ingeklapt
(parkeren, smalle garage, enz.).
►
Kantel de spiegel richting de auto.
Elektrisch inklappen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de buitenspiegels
elektrisch inklapbaar.
► Zorg dat het contact is aangezet
en zet schakelaar A vanuit de auto in
de middelste stand.
►
Beweeg schakelaar
A naar
achteren.
►
V
ergrendel de auto van buitenaf.
Als de buitenspiegels zijn ingeklapt met behulp van schakelaar A , worden ze niet automatisch
uitgeklapt als de auto wordt ontgrendeld.
Elektrisch uitklappen
► Van buitenaf: ontgrendel de auto.
► V an binnenuit: zet met aangezet contact schakelaar
A
in de middelste stand en beweeg deze daarna naar
achteren.
De functie voor het automatisch in- en uitklappen van de buitenspiegels kan via het
menu Rijverlichting
/ Auto van het touchscreen
worden ingesteld.
Ontwasemen / ontdooien
Het ontwasemen / ontdooien van de buitenspiegels werkt gelijktijdig met de
achterruitverwarming.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over de
achterruitverwarming.
Binnenspiegel
De binnenspiegel is voorzien van een
antiverblindingsstand waardoor de spiegel donkerder
wordt en de bestuurder minder hinder ondervindt
van bijvoorbeeld de zon en van de koplampen van
achteropkomend verkeer.
Handbediend model
Dag-/nachtstand
► Trek aan het hendeltje om de spiegel in de
antiverblindingsstand (nachtstand) te zetten.
►
Duw het hendeltje naar voren om de spiegel zetten
in de normale dagstand te zetten.
Afstellen
►
Stel de spiegel af in de normale dagstand.
Automatische "elektrochroom" modellen
Page 47 of 276

45
Ergonomie en comfort
3
Het elektrochroomsysteem gebruikt een sensor voor
het detecteren van het niveau van het buitenlicht en
van het licht dat van achteren op de auto valt zodat er
automatisch en geleidelijk tussen dag- en nachtstand
kan worden geschakeld.
Voor optimaal zicht bij het manoeuvreren wordt het spiegelglas automatisch helderder als de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Het systeem wordt uitgeschakeld als de lading in
de bagageruimte hoger dan de bagageafdekking
is of als er voorwerpen op de bagageafdekking zijn
geplaatst.
Achterbank
Achterbank met vaste zittingen en een in twee delen (2/3 - 1/3) neerklapbare rugleuning waarmee de
bagageruimte kan worden vergroot.
Hoofdsteunen achter
De hoofdsteunen hebben twee standen:
– Een hoge stand, voor als er iemand op de stoel zit:
►
Beweeg de hoofdsteun omhoog tot aan de
aanslag.
–
Een lage stand (opgeborgen stand), voor als er
niemand op de stoel zit: ►
Druk het ontgrendelknopje (
A) in om de
hoofdsteun los te halen en duw deze omlaag.
De hoofdsteunen achter kunnen worden verwijderd.
Een hoofdsteun verwijderen
► Ontgrendel de rugleuning met de hendel ( 1).
► Kantel de rugleuning iets naar voren.
►
Beweeg de hoofdsteun omhoog tot aan de aanslag.
►
Druk vervolgens het ontgrendelknopje (
A) in om
de hoofdsteun te ontgrendelen en zet hem helemaal
omhoog.
Een hoofdsteun terugplaatsen
► Steek de pennen van de hoofdsteun in de geleiders
van de betreffende rugleuning.
►
Duw de hoofdsteun omlaag tot aan de aanslag.
► Druk het ontgrendelknopje ( A) in om de hoofdsteun
los te halen en duw deze omlaag.
Ga nooit rijden met passagiers op de achterbank als de hoofdsteunen zijn
verwijderd; de hoofdsteunen moeten zijn geplaatst
en in de hoge stand staan.
De hoofdsteun van de middelste zitplaats en de
hoofdsteunen van de buitenste zitplaatsen zijn niet
uitwisselbaar.
De rugleuningen neerklappen
Verplaats de rugleuningen uitsluitend bij stilstaande auto.
Eerste handelingen:
►
Zet de hoofdsteunen omlaag.
►
Schuif waar nodig de voorstoelen naar voren.
►
Controleer of er geen persoon of voorwerp (zoals
kleding of bagage) in de buurt is en u de rugleuningen
ongehinderd kunt neerklappen.
►
Controleer of de veiligheidsgordels los zijn, niet in
de sluiting bevestigd. Haal ze los, zodat de rugleuning
kan worden verplaatst.
Page 48 of 276

46
Ergonomie en comfort
Advies
Het ventilatie- en airconditioningssysteem gebruiken
► Let erop dat de uitstroomopening onder
de voorruit, de verschillende luchtkanalen,
ventilatieroosters, overige uitstroomopeningen en
ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven
voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar
het interieur.
► Dek de zonnesensor op het dashboard niet
af; deze wordt gebruikt voor het regelen van het
automatische airconditioningssysteem.
► Zet de airconditioning minstens één tot twee
keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het
systeem in goede staat te houden.
► Gebruik de airconditioning niet als deze niet
koelt en neem contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer er een zware lading op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur wordt gesleept, kan
de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld,
zodat de motor meer vermogen heeft en meer
sleepkracht biedt.
Rijd niet te lang met de ventilatie uitgeschakeld of terwijl de luchtrecirculatie in het interieur
langere tijd is ingeschakeld. Kans op beslaan en
verslechtering van de luchtkwaliteit!
Als de auto lange tijd in de zon heeft gestaan en de temperatuur in het interieur hoog is
► Druk de handgreep ( 1) voor het ontgrendelen van
de rugleuning in.
►
Beweeg de rugleuning (
2) naar voren tot hij plat ligt.
Wanneer de rugleuning is ontgrendeld, is de
rode indicator zichtbaar in de handgreep.
De rugleuningen in de
oorspronkelijke stand
terugzetten
Controleer eerst of de buitenste veiligheidsgordels goed verticaal langs de
vergrendelingsogen van de rugleuningen zijn
geplaatst.
► Zet de rugleuning ( 2) rechtop en druk hem stevig
aan zodat hij wordt vergrendeld.
►
Controleer of de rode indicator van de handgreep
1
niet meer zichtbaar is.
►
Controleer of de buitenste veiligheidsgordels niet
klem zitten.
Let op: als de rugleuning niet goed is vergrendeld, komt de veiligheid van de
passagiers bij een noodstop of een aanrijding in
gevaar.
Voorwerpen in de bagageruimte kunnen naar voren
worden geslingerd - kans op ernstig letsel!
Verwarming en ventilatie
Luchttoevoer
De lucht in het interieur wordt gefilterd en van buitenaf
toegevoerd via het luchtrooster onder de voorruit, of in
het interieur gerecirculeerd.
Bedieningselementen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de
bedieningselementen toegankelijk via het menu
Airconditioning
van het touchscreen of zijn ze bij
elkaar geplaatst op het bedieningspaneel van de
middenconsole.
Luchtverdeling
1. Ventilatieroosters voor het ontdooien / ontwasemen
van de voorruit
2. Ventilatieroosters voor het ontdooien / ontwasemen
van de zijruiten vóór
3. Verstelbare en afsluitbare zijventilatieroosters
4. Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters
5. Ventilatieroosters voetenruimte bestuurder en
voorpassagier
6. Ventilatieroosters voetenruimte achterpassagiers
(afhankelijk van de uitvoering)