3
Inhoudsopgave
Visiopark 1 131
Park Assist 133
7Praktische informatieCompatibiliteit van brandstoffen 138
Tanken 138
Tankbeveiliging (diesel) 139
Laadsysteem (elektrisch) 139
De tractiebatterij laden (elektrisch) 145
Trekhaak 148
Trekhaak met afneembare kogel 149
Dakdragers 152
Sneeuwkettingen 152
Sneeuwschermen 153
Eco-stand 154
Motorkap 155
Onder de motorkap 156
Niveaus controleren 157
Controles 158
AdBlue® (BlueHDi) 160
Vrijloop 162
Onderhoudstips 163
8In geval van pechGevarendriehoek 165
Brandstoftank leeg (diesel) 165
Boordgereedschap 165
Bandenreparatieset 167
Reservewiel 169
Een lamp vervangen 172
Zekeringen 176
Accu van 12 V / Hulpaccu 176
De auto slepen 179
9Technische gegevensTechnische gegevens motoren en
aanhangergewichten 182
Benzinemotoren 183
Dieselmotoren 185
Elektromotor 186
Afmetingen 187
Identificatie 187
10Touchscreen met BLUETOOTH-audiosysteemDe eerste stappen 188
Stuurkolomschakelaars 188
Menu's 189
Radio 190
Digitale radio (DAB, Digital Audio Broadcasting) 191
Media 192
Telefoon 193
Configuratie 195
Veelgestelde vragen 195
11PEUGEOT Connect RadioDe eerste stappen 198
Stuurkolomschakelaars 199
Menu's 200
Applicaties 201
Radio 201
Digitale radio (DAB, Digital Audio Broadcasting) 203
Media 203
Telefoon 205
Configuratie 208
Veelgestelde vragen 209
12PEUGEOT Connect NavDe eerste stappen 2 11
Stuurkolomschakelaars 212
Menu's 212
Gesproken commando's 214
Navigatie 217
Online navigatie 220
Applicaties 222
Radio 225
Digitale radio (DAB, Digital Audio Broadcasting) 226
Media 226
Telefoon 228
Configuratie 230
Veelgestelde vragen 232
13Event Data Recorders (EDR)
■
Trefwoordenregister
bit.ly/helpPSA
Toegang tot aanvullende video's
15
Instrumentenpaneel
1Zolang er geen brandstof wordt getankt, wordt deze
waarschuwing iedere keer herhaald wanneer het
contact wordt aangezet, en met een toenemende
frequentie naarmate het brandstofniveau verder zakt en
de nul nadert.
Tank bij de eerstvolgende gelegenheid om een lege
brandstoftank te voorkomen.
Rijd nooit door totdat de tank helemaal leeg is;
hierdoor kunnen het emissieregelsysteem en het
injectiesysteem beschadigd raken.
Tractiebatterij bijna leeg (elektrisch)Brandt permanent, in combinatie met een geluidssignaal.
De tractiebatterij is bijna leeg.
Controleer de resterende actieradius
Laad de tractiebatterij zo snel mogelijk op.
Schildpadmodus bij geringe actieradius
(elektrische auto)
Brandt permanent. De laadtoestand van de tractiebatterij is kritiek.
Het motorvermogen neemt geleidelijk af.
De tractiebatterij moet direct worden opgeladen.
Als het waarschuwingslampje blijft branden, voer dan
(2) uit.
Geluidssignaal voor voetgangers (elektrisch)Brandt permanent. Storing in geluidssignaal gedetecteerd.
Voer (3) uit.
Zelfdiagnosesysteem motor (benzine of diesel)Knippert. Een storing in het motormanagementsysteem.
De katalysator kan onherstelbaar beschadigd raken. U
moet (2) uitvoeren.
Brandt permanent.
Een storing in de emissieregeling.
Het waarschuwingslampje moet uit gaan als de motor
draait.
Voer direct (3) uit.
Brandt permanent. Er is sprake van een kleine
motorstoring.
Voer (3) uit.
AdBlue® (BlueHDi)Brandt ongeveer 30 seconden nadat de motor is gestart, in combinatie met een melding over
het aantal kilometers dat u nog kunt rijden.
De actieradius ligt tussen de 2400 en 800 km.
Vul AdBlue
® bij.Brandt permanent nadat het contact is aangezet, in combinatie met een geluidssignaal
en een melding over het aantal kilometers dat u nog
kunt rijden.
De actieradius ligt tussen de 800 en 100
km.
Vul AdBlue
® meteen bij of voer (3) uit.Knippert, in combinatie met een geluidssignaal
en een melding van het aantal kilometers dat u
nog kunt rijden.
De actieradius is minder dan 100
km.
U moetAdBlue
® bijvullen om te voorkomen dat het
starten wordt geblokkeerd, of (3) uitvoeren.
Knippert, in combinatie met een geluidssignaal en een melding dat het starten van de motor
wordt geblokkeerd.
De AdBlue
®-tank is leeg: de wettelijk verplichte
startblokkering voorkomt dat de motor kan worden
gestart.
Vul AdBlue
® bij om de motor opnieuw te kunnen starten
of voer (2) uit.
De tank moet worden bijgevuld met minimaal 5 liter
AdBlue
®.
SCR-emissieregelsysteem (BlueHDi)Permanent wanneer het contact wordt aangezet, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding.
Er is een storing in het SCR-emissieregelsysteem
gedetecteerd.
Deze waarschuwing verdwijnt zodra de uitstoot van
uitlaatgassen weer aan de normen voldoet.
Het AdBlue®-waarschuwingslampje
knippert zodra het contact wordt
aangezet, in combinatie met het permanent branden
van het waarschuwingslampje Zelfdiagnose motor, een
geluidssignaal en een melding met betrekking tot de
actieradius.
Afhankelijk van de weergegeven melding kan er
nog maximaal 1.100 km worden gereden voordat de
startblokkering wordt geactiveerd.
Voer (3) direct uit, om te voorkomen dat de motor
niet kan worden gestart.
Het AdBlue®-waarschuwingslampje
knippert zodra het contact is aangezet,
in combinatie met het branden van het
waarschuwingslampje Zelfdiagnose motor, een
20
Instrumentenpaneel
Benodigde maatregelen vanwege te weinig
AdBlue®
De volgende waarschuwingslampjes gaan branden
wanneer de hoeveelheid AdBlue® minder is dan de
reservevoorraad die goed is voor een actieradius van
2.400 km.
Samen met de waarschuwingslampjes herinneren
meldingen u er regelmatig aan dat u het reservoir moet
bijvullen om te voorkomen dat de motor niet meer kan
worden gestart. Zie het hoofdstuk Waarschuwings- en
controlelampjes voor informatie over de weergegeven
meldingen.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over AdBlue® (BlueHDi) en met
name over het bijvullen ervan.
Waarschuwings- / controlelamp- jes aan Actie
Resterende
actieradius
Vul bij.Tussen 2.400
km en 800
km
Vul zo snel
mogelijk bij.Tussen
800 km en
100 km
Te laag olieniveau
Als het motorolieniveau te laag is, wordt OLIE
of de melding "Te laag olieniveau" op het
instrumentenpaneel weergegeven (afhankelijk van het
instrumentenpaneel), gaat het waarschuwingslampje
Service branden en klinkt er een geluidssignaal.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als blijkt dat
het olieniveau inderdaad te laag is, moet olie worden
bijgevuld om te voorkomen dat ernstige motorschade
ontstaat.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over het
controleren van de niveaus.
Storing in de olieniveaumeter
Dit wordt aangegeven met OLIE_ _ of de melding
Olieniveaumeting ongeldig (afhankelijk van het
instrumentenpaneel), gaat het waarschuwingslampje
Service branden en klinkt er een geluidssignaal.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij een storing in de elektrische motorolieniveaumeter wordt het
motorolieniveau niet meer gecontroleerd.
Bij een storing in het systeem moet u het
motorolieniveau met de peilstok in de motorruimte
controleren.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over
het controleren van de niveaus.
Koelvloeistoftemperatuurmeter
Bij draaiende motor:
–
In zone A is de temperatuur in orde.
–
In zone
B is de temperatuur te hoog. Het
bijbehorende waarschuwingslampje en het
waarschuwingslampje STOP
branden rood op
het instrumentenpaneel, er wordt een melding
weergegeven en er klinkt een geluidssignaal.
Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats
stil.
Wacht enkele minuten voordat u de motor afzet.
Zet het contact uit, open voorzichtig de motorkap en controleer het
koelvloeistofniveau.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over het controleren van de niveaus.
AdBlue®-actieradiusindicatoren
(BlueHDi)
De BlueHDi-dieselmotoren zijn uitgerust met
een systeem waarbij het roetfilter (FAP) wordt
gecombineerd met het SCR-emissieregelsysteem
(Selective Catalytic Reduction) voor de nabehandeling
van de uitlaatgassen. Deze kunnen niet functioneren
zonder AdBlue
®-vloeistof.
Zodra de reservevoorraad van het AdBlue®-reservoir
is aangesproken (tussen 2400 en 0 km), gaat bij
het aanzetten van het contact een verklikkerlampje
branden en wordt een melding weergegeven die
aangeeft hoeveel kilometer u nog ongeveer kunt rijden
voordat het opnieuw starten van de motor automatisch
wordt geblokkeerd.
Het wettelijk verplichte startblokkeringssysteem wordt automatisch geactiveerd zodra het
AdBlue
®-reservoir leeg is. De motor kan weer
worden gestart nadat AdBlue® is bijgevuld tot het
minimale niveau.
Handmatige weergave van de actieradius
(Met instrumentenpaneel met matrixdisplay en digitaal
instrumentenpaneel)
Een actieradius van meer dan 2.400
km wordt niet
automatisch weergegeven.
U kunt informatie over de actieradius weergeven door op de toets "Check" in het
menu Rijverlichting
/ Auto
van het touchscreen te
drukken.
21
Instrumentenpaneel
1Benodigde maatregelen vanwege te weinig
AdBlue®
De volgende waarschuwingslampjes gaan branden
wanneer de hoeveelheid AdBlue® minder is dan de
reservevoorraad die goed is voor een actieradius van
2.400 km.
Samen met de waarschuwingslampjes herinneren
meldingen u er regelmatig aan dat u het reservoir moet
bijvullen om te voorkomen dat de motor niet meer kan
worden gestart. Zie het hoofdstuk Waarschuwings- en
controlelampjes voor informatie over de weergegeven
meldingen.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over AdBlue® (BlueHDi) en met
name over het bijvullen ervan.
Waarschuwings- / controlelamp- jes aan Actie
Resterende
actieradius
Vul bij.Tussen 2.400
km en 800
km
Vul zo snel
mogelijk bij.Tussen
800 km en
100
km
Waarschuwings- / controlelamp- jes aan Actie
Resterende
actieradius
Bijvullen is
noodzakelijk;
de kans bestaat
dat de motor
niet meer kan
worden gestart.Tussen 100
en 0 km
De motor kan
pas weer starten
als er minimaal 5
liter AdBlue
® aan
het reservoir is
toegevoegd. 0 km
Storing in het SCR-emissieregelsysteem
Storingsdetectie
Als er een storing wordt
gedetecteerd, gaan deze
waarschuwingslampjes
branden in combinatie met een
geluidssignaal en de melding
"
Storing emissieregeling" of
" NO START IN".
De waarschuwing wordt tijdens het rijden gegeven
zodra de storing voor de eerste keer wordt
gedetecteerd en vervolgens steeds bij het aanzetten
van het contact zolang de storing niet is verholpen.
Bij een tijdelijke storing verdwijnt de waarschuwing tijdens de volgende rit na de
zelfdiagnose van het SCR-emissieregelsysteem.
Storing bevestigd tijdens de toegestane rijfase
(tussen 1.100 en 0 km)
Als de storingsmelding na 50 km rijden nog steeds
wordt weergegeven, wordt de storing in het SCR-
systeem bevestigd.
Het AdBlue-waarschuwingslampje knippert en er wordt
een melding weergegeven ("Storing emissieregeling:
starten niet meer mogelijk over X km") of ("NO
START IN X km"), met de actieradius in kilometers.
Tijdens het rijden wordt de melding elke 30 seconden
weergegeven. De waarschuwing wordt opnieuw
weergegeven zodra het contact wordt aangezet.
U kunt nog 1.100
km rijden voordat het systeem het
starten van de motor blokkeert.
Laat het systeem controleren door een PEUGEOT-dealer of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Starten geblokkeerd
Telkens wanneer het contact wordt aangezet, wordt
de melding "Storing emissieregeling: starten
geblokkeerd" of "NO START IN" weergeven.
Om de motor weer te kunnen starten Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
23
Instrumentenpaneel
1Deze systemen kunnen worden gebruikt:
– Als de auto niet wordt opgeladen, wanneer het
lampje READY brandt.
–
Als de auto wordt opgeladen, wanneer het contact is
aangezet (stand "Lounge").
Wanneer de ECO-modus is geselecteerd, worden
de prestaties van bepaalde uitrustingselementen
beperkt. De naald of cursor van de verbruiksmeter van
de thermisch-comfortfuncties gaat dan naar de zone
" ECO".
Als u het interieur snel wilt verwarmen of
koelen, dan kunt u tijdelijk de maximale stand
van de verwarming of airconditioning selecteren.
Wanneer de verwarming op de hoogste stand
staat, bevindt de verbruiksmeter van de thermisch-
comfortfuncties zich in de zone MAX. Wanneer de
airconditioning op de hoogste stand staat, blijft de
meter in de zone ECO.
Bij overmatig gebruik van de thermisch-
comfortfuncties, vooral bij lage snelheden, kan de
actieradius van de auto aanzienlijk afnemen.
Optimaliseer de instellingen van de
uitrustingselementen zodra het gewenste
comfortniveau is bereikt en stel ze indien nodig af
wanneer u de auto start.
Wanneer de verwarming langere tijd niet is gebruikt,
kunt u een bepaalde geur ruiken gedurende
de eerste minuten dat de verwarming weer is
ingeschakeld.
Handmatige controle
Met deze functie kunnen bepaalde indicatoren worden
gecontroleerd en kan het logboek met waarschuwingen
worden weergegeven.
Deze is toegankelijk via de toets "Check" in het menu Rijverlichting / Auto
van het
touchscreen.
De volgende gegevens worden op het
instrumentenpaneel weergegeven:
–
Motorolieniveau.
–
Onderhoudsinterval.
–
Bandenspanning.
–
Actieradius met de
AdBlue® voor het SCR-systeem
(BlueHDi-dieselmotor).
–
Actuele waarschuwingen.
Deze informatie verschijnt ook automatisch elke keer wanneer u het contact aanzet.
Kilometerteller
De kilometerteller geeft de totale kilometerstand van de
auto aan.
Als het contact is aangezet, wordt altijd de totale
afstand weergegeven. Deze waarde wordt nog
30 seconden na het afzetten van het contact
weergegeven. Ook wordt deze waarde weergegeven
als het bestuurdersportier wordt geopend, en als de
auto wordt vergrendeld of ontgrendeld.
Voor reizen in het buitenland kan de eenheid van de afstand (km of mijl) worden aangepast:
de snelheid moet namelijk worden weergegeven in
de officiële eenheid van het land (km/h of mph).
U kunt bij stilstaande auto deze eenheid wijzigen via
het configuratiemenu van het scherm.
Dimmer verlichting
Met dit systeem kunt u de lichtsterkte van de
dashboardverlichting handmatig aanpassen aan het
licht van de omgeving.
Met touchscreen met
Bluetooth-audiosysteem
► Druk op het menu Instellingen.
► Selecteer "Display".
► Stel de helderheid in met de
toetsen.
U kunt ook het scherm uitschakelen:
► Selecteer " Scherm uit".
Het scherm wordt volledig uitgeschakeld.
►
Druk nog een keer op het scherm (op een
willekeurig gedeelte) om het weer in te schakelen.
Met PEUGEOT Connect Radio
► Druk op deze toets om het menu
" Instellingen" te selecteren.
► Selecteer " Lichtsterkte".
158
Praktische informatie
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Voor een optimale werking van belangrijke
onderdelen zoals het remsysteem selecteert en
biedt PEUGEOT specifieke producten aan.
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij. Controleer wel regelmatig of de
accupoolklemmen goed vastzitten (bij uitvoeringen
zonder snelsluiting voor de accupoolklemmen) en of de
aansluitingen schoon zijn.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie en de te nemen
voorzorgsmaatregelen voordat u werkzaamheden
aan de 12V-accu uitvoert.
Uitvoeringen met Stop & Start zijn voorzien van een 12 V-loodaccu met speciale
technologie en specificaties.
Deze accu mag uitsluitend worden vervangen door
een PEUGEOT-dealer of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Interieurfilter
Als de omgeving en het gebruik (veel stof, veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding geven,
moet het twee keer zo vaak worden vervangen.
► Vul indien nodig bij.
► Draai, nadat u het oliepeil nogmaals hebt
gecontroleerd, de motorolievuldop zorgvuldig op de
vulopening en steek de peilstok weer in de schacht.
De indicatie van het oliepeil dat op het instrumentenpaneel wordt weergegeven
wanneer het contact wordt aangezet, is de eerste
30 minuten na het bijvullen van olie niet geldig.
Remvloeistofniveau
Het niveau van deze vloeistof dient zich zo dicht mogelijk bij het merkteken "MAX" te
bevinden. Wanneer dit niet het geval is, controleer of de
remblokken van uw auto zijn versleten.
Zie het onderhoudsschema van de fabrikant om vast te
stellen hoe vaak de remvloeistof moet worden ververst.
Reinig de dop voordat u deze verwijdert om bij te vullen. Gebruik alleen DOT4-remvloeistof
die in een ongeopende verpakking zit.
Koelvloeistof
(Benzine of diesel)
Het is normaal dat tussen twee onderhoudsbeurten door koelvloeistof moet
worden bijgevuld.
De motor moet koud zijn als u het peil controleert en
koelvloeistof bijvult.
Bij te weinig koelvloeistof kan er grote schade aan de
motor ontstaan, dus zorgt dat het peil bij de markering
" MAX" staat, maar nooit erboven.
Als het peil zich dicht bij of onder de markering "MIN"
bevindt, moet u koelvloeistof bijvullen.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de
koelvloeistof geregeld door de koelventilator.
Het koelsysteem staat onder druk. Wacht daarom na
het afzetten van de motor ten minste één uur voordat u
er werkzaamheden aan uitvoert.
Wanneer u met spoed moet bijvullen, neem dan om
brandwonden te voorkomen een doek en draai de dop
twee slagen los om de druk te laten dalen.
Als de druk is gedaald, verwijder de dop en vul bij tot
het vereiste peil.
(Elektrisch)
Vul geen koelvloeistof bij.
Als het peil zich dicht bij of onder de markering
"MIN"
bevindt, neem dan contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Ruitensproeiervloeistof
Vul het reservoir bij wanneer dit nodig is.
Type vloeistof
De vloeistof moet worden bijgevuld met een kant-en-
klaar mengsel.
In de winter (bij temperaturen onder nul) moet er een
vloeistof met antivries (geschikt voor de temperatuur)
worden gebruikt om de componenten van het systeem
(pomp, tank, kanalen, verstuivers) te beschermen.
Vul het reservoir nooit bij met kraanwater (kans
op bevriezing, kalkafzetting enz.).
AdBlue® (BlueHDi)
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over
de indicatoren en met name de indicatoren voor de
AdBlue-actieradius.
Vul het AdBlue-reservoir bij om te voorkomen dat de
motor om wettelijke redenen niet meer kan worden
gestart.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over AdBlue
® (BlueHDi) en met name de toevoer van
AdBlue.
Controles
Zie, tenzij anders aangegeven, het onderhoudsschema
van de fabrikant dat betrekking heeft op de
motoruitvoering van uw auto voor het controleren van
bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
160
Praktische informatie
SCR-systeem
Met behulp van een vloeistof die AdBlue® wordt
genoemd en ureum bevat, kan een katalysator tot 85%
van de stikstofoxide (NOx) omzetten in stikstof en water
(deze stoffen zijn niet schadelijk voor de gezondheid en
het milieu).
De AdBlue® bevindt zich in een specifiek
reservoir van ongeveer 15 liter.
Met deze inhoud kan de auto ongeveer 6.500 km
rijden, waarbij uw rijstijl ook een grote invloed op
deze afstand heeft.
Wanneer u met de resterende hoeveelheid nog
maximaal ongeveer 2.400 km kunt rijden totdat het
reservoir helemaal leeg is en de auto niet meer kan
worden gestart, wordt er een waarschuwingssysteem
geactiveerd.
Zie de betreffende delen voor meer informatie over de waarschuwings- en controlelampjes
en bijbehorende waarschuwingen of de lampjes.
Wanneer het AdBlue®-reservoir leeg is,
voorkomt een wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem dat de motor opnieuw
wordt gestart.
Als het SCR-systeem niet goed werkt, stoot de auto
te veel schadelijke stoffen uit, waardoor hij niet meer
aan de Euro 6-emissienorm voldoet.
Wanneer er een storing in het SCR-systeem
wordt geconstateerd, is het essentieel om contact
op te nemen met een PEUGEOT-dealer of
gekwalificeerde werkplaats. Na 1.100 km wordt
Remblokken
De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral bij stadsverkeer
en veel korte ritten. Het kan gebeuren dat u de
remblokken vaker tussen twee onderhoudsbeurten
moeten laten controleren.
Als er geen lek in het remsysteem zit, betekent een
daling in het remvloeistofniveau dat de remblokken zijn
versleten.
Na het wassen kan er zich een laagje vocht of onder winterse omstandigheden ijs vormen op
de remschijven en remblokken: de remwerking kan
daardoor afnemen. Rem een paar keer lichtjes om
de remmen vocht- en ijsvrij te maken.
Slijtage van remschijven/
remtrommels
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats voor alle informatie
over het controleren van de slijtage van de remschijven/
remtrommels.
Velgen en banden
De bandenspanning van alle banden, inclusief het reservewiel, moet worden gecontroleerd
terwijl de banden koud zijn.
De bandenspanningswaarden op de sticker gelden
voor koude banden. Als u langer dan 10 minuten of
meer dan 10 km met een snelheid van meer dan
50 km/h hebt gereden, moet u een 0,3 bar (30 kPa)
hogere bandenspanning ten opzichte van de op de
sticker aangegeven waarden aanhouden.
Bij een te lage bandenspanning neemt het energieverbruik toe. Wanneer de spanning van
de banden niet correct is, kunnen ze voortijdig
slijten. Bovendien kan dit een negatief effect hebben
op de wegligging: risico van een ongeval!
Het rijden met versleten of beschadigde banden
vermindert de remwerking en heeft een negatieve
invloed op het wegligging. Controleer de staat van de
banden (loopvlak en flanken) en de velgen regelmatig,
en controleer dan ook of de ventieldoppen nog
aanwezig zijn.
Als de slijtage-indicatoren niet meer onder het
loopvlakprofiel liggen, is de diepte van de groeven
minder dan 1,6 mm. De banden moeten zo snel
mogelijk worden vervangen.
Het gebruik van wielen en banden in een andere
maat dan gespecificeerd kan van invloed zijn op de
levensduur van de banden, het draaien van de banden,
de bodemvrijheid en de waarde op de snelheidsmeter,
en kan een nadelig effect op de wegligging hebben.
Gebruik altijd dezelfde banden op de voor- en achteras,
anders kan het elektronische stabiliteitsprogramma
(ESP) niet meer op het juiste moment ingrijpen.
Markeer altijd de draairichting van de banden die
worden opgeslagen bij het monteren van de winter- of
zomerbanden. Berg ze op een koele, droge plek op, uit
de buurt van direct zonlicht.
Winter- en vierseizoenenbanden zijn te herkennen aan dit symbool op de flanken.
Schokdempers
Het is voor bestuurders lastig om te weten wanneer de schokdempers zijn versleten.
Schokdempers hebben echter wel een grote invloed op
de wegligging en de remprestaties.
Voor uw veiligheid en rijcomfort raden wij u aan
om ze regelmatig door een PEUGEOT-dealer of
gekwalificeerde werkplaats te laten controleren.
Distributie- en accessoiresets
De distributie- en accessoiresets worden gebruikt vanaf het moment dat de motor wordt
gestart totdat de motor wordt afgezet. Het is normaal
dat ze in de loop der tijd slijten.
Een defecte distributie- of accessoireset kan schade
aan de motor veroorzaken, waardoor deze niet meer
kan worden gebruikt. Houd u aan de aanbevolen
vervangingsintervallen, aangegeven in kilometers of
tijd, afhankelijk van welke als eerste wordt bereikt.
AdBlue® (BlueHDi)
PEUGEOT heeft ervoor gekozen om zijn auto's met
dieselmotor te voorzien van een systeem waarbij het
roetfilter (FAP) wordt gecombineerd met een SCR-
systeem (Selective Catalytic Reduction) voor de
nabehandeling van de uitlaatgassen zonder dat de
prestaties afnemen of het brandstofverbruik toeneemt,
om het milieu zo min mogelijk te belasten en om aan de
Euro 6-norm te voldoen.
161
Praktische informatie
7SCR-systeem
Met behulp van een vloeistof die AdBlue® wordt
genoemd en ureum bevat, kan een katalysator tot 85%
van de stikstofoxide (NOx) omzetten in stikstof en water
(deze stoffen zijn niet schadelijk voor de gezondheid en
het milieu).
De AdBlue® bevindt zich in een specifiek
reservoir van ongeveer 15 liter.
Met deze inhoud kan de auto ongeveer 6.500 km
rijden, waarbij uw rijstijl ook een grote invloed op
deze afstand heeft.
Wanneer u met de resterende hoeveelheid nog
maximaal ongeveer 2.400
km kunt rijden totdat het
reservoir helemaal leeg is en de auto niet meer kan
worden gestart, wordt er een waarschuwingssysteem
geactiveerd.
Zie de betreffende delen voor meer informatie over de waarschuwings- en controlelampjes
en bijbehorende waarschuwingen of de lampjes.
Wanneer het AdBlue®-reservoir leeg is,
voorkomt een wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem dat de motor opnieuw
wordt gestart.
Als het SCR-systeem niet goed werkt, stoot de auto
te veel schadelijke stoffen uit, waardoor hij niet meer
aan de Euro 6-emissienorm voldoet.
Wanneer er een storing in het SCR-systeem
wordt geconstateerd, is het essentieel om contact
op te nemen met een PEUGEOT-dealer of
gekwalificeerde werkplaats. Na 1.100 km wordt
er automatisch een voorziening geactiveerd die
voorkomt dat de motor kan starten.
In beide gevallen geeft een actieradiusindicator
aan hoever u nog kunt rijden voordat de auto wordt
stilgezet.
Bevriezing van AdBlue®
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan
ongeveer -11 °C.
Het SCR-systeem is voorzien van een
verwarmingssysteem voor het AdBlue
®-reservoir
waardoor u ook in zeer koude omstandigheden kunt
blijven rijden.
Verkrijgbaarheid van AdBlue®
Het is raadzaam om zo snel mogelijk AdBlue® bij te
vullen zodra de eerste waarschuwing wordt gegeven
dat het minimumniveau is bereikt.
Voor een goede werking van het SCR-systeem:
–
Gebruik
alleen AdBlue
®-vloeistof die aan de norm
ISO 22241 voldoet.
–
Als AdBlue® niet in de originele verpakking wordt
bewaard, verliest het zijn zuiverheid.
–
V
erdun AdBlue
® nooit met water.
AdBlue
® is verkrijgbaar bij een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats, maar ook bij tankstations
met AdBlue
®-pompen die speciaal voor personenauto's
zijn bedoeld.
Voorschriften voor opslag
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan ongeveer
-11 °C en verliest zijn kwaliteit bij temperaturen vanaf
+25 °C. We raden u aan om flacons koel en buiten
direct zonlicht te bewaren.
Onder deze omstandigheden is de vloeistof ten minste
één jaar houdbaar.
Als de vloeistof bevroren is geweest, kan deze weer
worden gebruikt nadat deze bij kamertemperatuur
volledig is ontdooid.
Bewaar flacons met AdBlue® nooit in uw auto.
Gebruiksvoorschriften
AdBlue® is een oplossing op ureumbasis. Deze
vloeistof is niet ontvlambaar, kleurloos en geurloos
(indien de vloeistof koel wordt bewaard).
Als de vloeistof in contact komt met de huid, moet u de
huid wassen met kraanwater en zeep. Als de vloeistof
in de ogen komt, spoel de ogen dan onmiddellijk
en grondig gedurende ten minste 15 minuten met
kraanwater of met een oogspoelmiddel. Raadpleeg
een arts bij een blijvend branderig gevoel of blijvende
irritatie.
Als AdBlue wordt ingeslikt, spoel de mond dan
met schoon water en drink vervolgens een ruime
hoeveelheid water.
Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld bij
een hoge omgevingstemperatuur) kan het risico van
het vrijkomen van ammoniakdampen niet worden
uitgesloten: adem deze niet in. Dampen met ammoniak