11 3
Rijden
6Inschakelen/onderbreken
► Draai rolwiel 1 in de stand "CRUISE": de
snelheidsregelaar is geselecteerd, maar nog niet
ingeschakeld (pauze).
►
Druk op de toets
2 of
3 om de snelheidsregelaar in
te schakelen en een snelheid op te slaan als de auto
de gewenste snelheid heeft bereikt; de huidige snelheid
van de auto wordt de opgeslagen als de ingestelde
snelheid.
►
Laat het gaspedaal los.
►
Druk nogmaals op toets
4 om de werking van de
functie tijdelijk te onderbreken.
►
Druk nogmaals op toets
4 om de snelheidsregelaar
weer in te schakelen (ON).
De snelheidsregelaar kan ook tijdelijk worden onderbroken:
–
door het rempedaal in te trappen.
–
automatisch, als het elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP) in werking treedt.
Wijzigen van de ingestelde
snelheid
De snelheidsregelaar moet zijn ingeschakeld.
U kunt de ingestelde snelheid als volgt aanpassen,
uitgaande van de huidige snelheid van de auto:
►
Druk kort op toets
2 of 3 om de waarde in stappen
van +
of - 1 km/h te wijzigen.
►
Houd toets
2 of 3 ingedrukt om de waarde in
stappen van +
of - 5 km/h te wijzigen.
Wanneer toets 2 of 3 ingedrukt wordt
gehouden, kan de snelheid van de auto snel
veranderen.
Stel om veiligheidsredenen een snelheid in die niet al te veel afwijkt van de actuele
wagensnelheid. Zo voorkomt u dat de auto
onverwacht gaat accelereren of vaart minderen.
U kunt de ingestelde snelheid van de snelheidsregelaar
aanpassen aan de snelheid die wordt voorgesteld
door het Verkeersbordherkenning op het
instrumentenpaneel:
►
Druk één keer op toets
5; er wordt een melding
weergegeven om het verzoek tot opslaan te
bevestigen.
►
Druk nogmaals op toets
5 om de voorgestelde
snelheid op te slaan.
De snelheid verschijnt direct als nieuwe ingestelde
snelheid op het instrumentenpaneel.
Uitschakelen
► Draai de knop 1 in de stand "OFF": de
informatie van de snelheidsregelaar wordt niet meer
weergegeven.
Storing
Bij een storing worden streepjes knipperend en
vervolgens permanent weergegeven in plaats van de
ingestelde snelheid.
Laat het systeem controleren door een PEUGEOT-
dealer of door een gekwalificeerde werkplaats.
Drive Assist Plus
Alleen beschikbaar op uitvoeringen met de automatische transmissie EAT8 en de selectiehendel
(elektrisch).
Dit systeem past automatisch de snelheid aan en
corrigeert de koers van de auto, met behulp van de
Adaptieve snelheidsregelaar met Stop&Go-functie in
combinatie met Lane Positioning Assist.
Deze twee functies moeten ingeschakeld en storingsvrij
zijn.
Zie de betreffende hoofdstukken voor meer informatie
over de Adaptieve snelheidsregelaar en de Lane
Positioning Assist.
Het systeem ondersteunt de bestuurder bij het besturen, accelereren en remmen van de auto
binnen de fysieke grenzen en mogelijkheden van de
auto. Bepaalde elementen van de infrastructuur en
sommige voertuigen in de omgeving kunnen niet
goed worden gedetecteerd of slecht worden
geïnterpreteerd door de camera en de radar. Dit kan
leiden tot onverwachtse koersveranderingen, het
uitblijven van een stuurcorrectie en/of het onjuist
regelen van het accelereren of remmen.
Dit systeem is vooral bedoeld voor gebruik op snelwegen en autowegen. Het werkt alleen bij
bewegende voertuigen die in dezelfde richting als
uw auto rijden.
11 8
Rijden
Rijomstandigheden en bijbehorende waarschuwingen
In de onderstaande tabellen worden de weergaven beschreven die behoren b\
ij de belangrijkste rijsituaties.
De werkelijke volgorde waarin de meldingen worden weergegeven kan afwijk\
en.Lampje van de knop Rolknop
snelheidsregelaar Symbolen
Weergave Aanwijzingen
Uit CRUISE
(grijs)
(grijs)Regelaar onderbroken.
Lane Positioning Assist niet ingeschakeld.
Uit CRUISE
(groen)
(grijs)Regelaar actief.
Lane Positioning Assist niet ingeschakeld.
Groen CRUISE
(groen)
(groen)Drive Assist Plus ingeschakeld.
Het systeem werkt niet normaal (er wordt met
het stuurwiel gecorrigeerd).
Groen CRUISE
70
(grijs)
(grijs)Drive Assist Plus gepauzeerd.
Groen CRUISE
(groen) / (grijs)
(grijs)Drive Assist Plus ingeschakeld.
Er is niet voldaan aan alle werkingsvoorwaarden
voor de Lane Positioning Assist.
Groen OFF of LIMIT
(grijs)
(grijs)Snelheidsregelaar uitgeschakeld.
Er is niet voldaan aan alle werkingsvoorwaarden
voor de Lane Positioning Assist.
Er is aan alle werkingsvoorwaarden voldaan; het
systeem is actief.
(oranje)
Storing in het systeem.
Als de bestuurder het systeem langere tijd niet wil
gebruiken, kan hij het systeem uitschakelen door
nogmaals op de toets te drukken.
Het controlelampje in de toets gaat uit en het symbool
op het instrumentenpaneel verdwijnt.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij het uitzetten van het contact.
Snelheidsregelaar
De bestuurder moet het stuurwiel goed vasthouden.
Als de snelheidsregelaar is geactiveerd, wordt het
symbool groen weergegeven: het systeem maakt kleine
stuurbewegingen om de auto in de door de bestuurder
gekozen positie op de rijstrook te houden. Deze positie
hoeft niet het midden van de rijstrook te zijn.
U kunt voelen dat het stuurwiel beweegt.
De bestuurder kan op elk gewenst moment de controle
over de auto weer overnemen door aan het stuurwiel
te draaien, waardoor de functie wordt gepauzeerd. De
bestuurder stuurt de auto naar de gewenste positie op
de rijstrook. Wanneer de bestuurder vindt dat de auto
een geschikte positie heeft, behoudt hij deze totdat de
functie opnieuw wordt geactiveerd. Het systeem neemt
de controle weer over door regulering vanuit de nieuwe
positie.
Het systeem pauzeren/
onderbreken
De bestuurder moet meteen actie ondernemen als hij denkt dat de verkeerssituatie of het
wegoppervlak ingrijpen vereist, door het stuurwiel te
bewegen om de werking van het systeem tijdelijk te
onderbreken. Wanneer door het intrappen van het
rempedaal de Adaptieve snelheidsregelaar wordt
onderbroken, wordt ook het systeem onderbroken.
Als het systeem vaststelt dat de bestuurder het stuurwiel niet stevig genoeg vast houdt, dan
geeft het systeem een aantal waarschuwingen die
steeds dringender worden. Als de bestuurder niet
reageert, wordt het systeem uitgeschakeld.
Als de werking wordt onderbroken omdat het stuurwiel langere tijd niet stevig genoeg wordt
vastgehouden, moet u de functie weer inschakelen
door opnieuw op de toets te drukken.
Automatische pauzering
– Ingrijpen van het ESP .
– Langere tijd geen detectie van een van de
rijstrookmarkeringen. In dit geval kan de functie
Active Lane Departure Warning System de
controle overnemen totdat er weer aan de
werkingsvoorwaarden van het systeem wordt voldaan.
In reactie op de acties van de bestuurder:
onderbreking
– Inschakelen van de richtingaanwijzers.
– Overschrijden van de rijstrookmarkeringen.
–
T
e stevig vasthouden van het stuurwiel of
dynamische stuurmanoeuvre.
–
Intrappen van het rempedaal (met een pauze
tot gevolg totdat de snelheidsregelaar weer wordt
ingeschakeld) of het gaspedaal (onderbreking zolang
het pedaal wordt ingetrapt).
–
Onderbreken van
Adaptieve snelheidsregelaar.
–
Uitschakelen van het
ASR-systeem.
120
Rijden
– op een testbank.
Storing
Bij een storing gaat het
waarschuwingslampje Service branden
en wordt dit (oranje) symbool op het
instrumentenpaneel weergegeven, in combinatie met
een melding en een geluidssignaal.
Laat het systeem controleren door een PEUGEOT-
dealer of door een gekwalificeerde werkplaats.
Active Lane Departure Warning System
Lees voor meer informatie de algemene
adviezen over het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen.
Het systeem corrigeert de koers van de auto door de
bestuurder te waarschuwen zodra de auto de rijstrook
ongewild dreigt te verlaten of de bermrand dreigt te
overschrijden (afhankelijk van de uitvoering).
Het systeem maakt hiervoor gebruik van een
camera aan de bovenzijde van de voorruit, die de
rijstrookmarkeringen op de weg en de zijkant van de
weg detecteert.
Dit systeem is met name nuttig op snelwegen en
autowegen.
Lampje van de knop Rolknop
snelheidsregelaar Symbolen
Weergave Aanwijzingen
Groen CRUISE
(groen)/(grijs)
(grijs)Drive Assist Plus onderbroken.
Snelheidsregelaar en Lane Positioning Assist zijn
onderbroken.
Meldingen Rijsituaties
" Activeer de snelheidsregelaar om het Lane Positioning Assist te
gebruiken" Activering van de Lane Positioning Assist terwijl de snelheidsregelaar niet actief is.
" Omstandigheden niet geschikt - In afwachting van inschakeling" Activering van Lane Positioning Assist terwijl er niet aan alle voorwaarden is voldaan.
" Houd uw handen op het stuurwiel" Langere tijd rijden zonder het stuurwiel vast te houden of terwijl het s\
tuurwiel verkeerd of
onvoldoende stevig wordt vastgehouden.
" Houd het stuurwiel vast" Lane Positioning Assist wordt op dat moment of spoedig uitgeschakeld.
" Neem controle over de auto over" Gelijktijdig uitschakelen van de snelheidsregelaar en de Lane Positionin\
g Assist.
Werkingslimieten
Wanneer de auto op een lange rechte weg met
een wegdek zonder oneffenheden rijdt en de
bestuurder het stuur stevig vasthoudt, kan het
systeem toch een waarschuwing geven.
Het systeem werkt mogelijk niet of kan ongeschikte
stuurcorrecties toepassen in de volgende situaties.
–
slecht zicht (onvoldoende wegverlichting, sneeuwval,
regen, mist).
–
verblinding (verlichting door een tegenligger
,
laagstaande zon, spiegeling op een nat wegdek, uitrijden van een tunnel, afwisseling van schaduw en
licht),
–
gedeelte van de voorruit vóór de camera vuil,
beslagen, bevroren, bedekt door sneeuw, beschadigd
of bedekt door een sticker;
–
wegmarkeringen beschadigd, deels niet zichtbaar
door sneeuw of modder, of meerdere wegmarkeringen
(weggedeelte met werkzaamheden, wegsplitsingen),
–
bij het rijden in een scherpe bocht,
–
bij het rijden op bochtige wegen.
–
aanwezigheid van een voeg in het wegdek.
Kans op ongewenst activeren
Het systeem moet worden uitgeschakeld in de volgende situaties:
–
rijden met een "noodreservewiel";
–
bij het trekken van een aanhanger of vervoeren
van fietsen op een fietsendrager, vooral bij een niet
aangesloten of niet goedgekeurde aanhanger;
–
slechte weersomstandigheden;
–
bij het rijden op een glad wegdek (kans op
aquaplanning, sneeuw, ijzel);
–
bij gebieden met wegwerkzaamheden of bij een
tolstation;
–
bij het rijden op een circuit;
239
Trefwoordenregister
3D digitaal instrumentenpaneel 10
12V-accu
154, 159, 176, 176–178
A
Aanhanger 69, 148
Aanhangergewichten
182–183, 185
Aanraakgevoelige leeslampjes
54–55
Aansluiting 12 V
52
ABS
68
Accessoires
65
Accu laden
177–178
Achterbank
45
Achterlichten
174
Achterruitverwarming
51
Achteruitrijcamera
106, 131–132
Achteruitrijlicht
175
Actieradius AdBlue®
20, 158
Active Safety Brake
126, 128
Adaptieve cruise control met Stop-functie
108–109
Adaptieve snelheidsregelaar
113–114
AdBlue®
20, 160
AdBlue® bijvullen
162
AdBlue®-reservoir
162
Afmetingen
187
Afstandsbediening
30–33, 35
Afstellen van de koplamphoogte
59
Afzetten van de motor
87, 89
Airbags
72–74, 76
Airbags vóór
73–74, 76
Airconditioning
47, 49–50
Airconditioning (handbediend)
47
Alarmknipperlichten 65, 165
Alarmsysteem
38–39
Algemeen menu
27
Allesdragers
152
Android Auto verbinding
205, 223
Antiblokkeersysteem (ABS)
68
Antidiefstalsysteem/Startblokkering
31
Antispinregeling (ASR) ~ Antislipregeling
68–69
Apple®-speler
192, 204, 227
Apple CarPlay verbinding
205, 222
Apps
223
Audiokabel
227
Automatische airconditioning ~ Airconditioning,
automatische
48, 50
Automatische ruitenwissers
64
Automatische transmissie ~ Versnellingsbak,
automatische
94, 96–98, 101, 159, 177
Automatisch inschakelen verlichting
59
Automatisch noodremsysteem
126, 128
AUX-aansluiting
192, 204, 227
B
Bagageafdekking 56
Bagageruimte
37, 56
Banden
160, 187
Banden oppompen
160, 187
Bandenreparatieset
166
Bandenspanning
160, 167, 169, 187
Bandenspanningscontrole (met set)
167, 169
Bandenspanning te laag (detectie)
104
Batterij afstandsbediening ~ Afstandsbediening,
batterij
35–36
Batterij afstandsbediening vervangen ~
Afstandsbediening, batterij vervangen
35
Bediening autoradio aan stuurkolom ~ Autoradio,
bedieningen aan stuurkolom
188–189, 199, 212
Beladen
152
Benzinemotor
156, 183
Bijvullen AdBlue®
158, 162
Binnenspiegel
44
BlueHDi
20, 158, 165
Bluetooth (handsfree set)
193–194, 206, 228–229
Bluetooth (telefoon)
193–194, 206–207, 228–229
Bluetooth-verbinding
193–194, 206–207,
223–224, 228–229
Boordcomputer
24–25
Boordgereedschap
56, 165–167
Brandstof
7, 138
Brandstofadditief
159
Brandstofniveaumeter
138
Brandstoftank
138–139
Brandstof tanken
138–139
Brandstoftank leeg (diesel)
165
Brandstofverbruik
7
Brandstofvuldop ~ Brandstoftankdop
138
Brandstofvulklep ~ Brandstoftankklep
138–139
Buitenspiegels
43–44, 51, 124
Buitenverlichting
60
C
Carrosserie 164