Page 169 of 276

167
In geval van pech
84.Een 12V-compressor, een flacon afdichtmiddel en
een sticker met de snelheidslimiet
Voor het tijdelijk repareren en het op spanning
brengen van een band.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over de
bandenreparatieset.
Uitvoeringen met reservewiel
5. Wielsleutel
Hiermee kunt u de wielbouten verwijderen.
6. Krik met geïntegreerde slinger
Hiermee kan de auto worden opgekrikt.
7. Gereedschap voor het verwijderen van sierdoppen
van wielbouten (afhankelijk van de uitvoering)
Hiermee kunnen de sierdoppen bij lichtmetalen
velgen van de wielbouten worden verwijderd.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over het
reservewiel.
Bandenreparatieset
Scan de QR-code op pagina 3 om verklarende video's te bekijken.
U kunt de band tijdelijk repareren met een
compressor en een flacon met afdichtmiddel zodat u
naar de dichtstbijzijnde garage kunt rijden.
Ontworpen om algemene lekkages op het loopvlak van
een band te repareren.
De compressor kan via de 12 V-aansluiting lang genoeg op het elektrische systeem van
de auto worden aangesloten om een lekke band
weer op te pompen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de gereedschapsset.
Op deze sticker staat de bandenspanning aangegeven.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over de identificatie, vooral dit label.
Als de spanning van één of meer banden is aangepast, moet het
bandenspanningscontrolesysteem worden gereset.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem.
Reparatiemethode
Verwijder het voorwerp (zoals een spijker of schroef) dat de lekkage heeft veroorzaakt niet
uit de band.
►
Parkeer de auto zonder het verkeer te belemmeren
en schakel de parkeerrem in.
►
V
olg de veiligheidsinstructies (alarmknipperlichten,
gevarendriehoek, verkeersveiligheidsvest enz.) volgens
de regelgeving in het land waar u rijdt.
►
Zet het contact af.
►
Rol de slang uit die onder de compressor is
opgeborgen.
► Sluit de slang van de compressor aan op de flacon
met afdichtmiddel.
Page 170 of 276

168
In geval van pech
Rijd niet sneller dan 80 km/h en niet meer dan 80 km met een band die met dit type set is
gerepareerd.
U moet contact opnemen met een PEUGEOT-
dealer of gekwalificeerde werkplaats om de
reparatie na te laten kijken en de verwisselde band
waar nodig te vervangen.
De bandenspanning controleren
/ aanpassen
De compressor kan worden gebruikt, zonder
afdichtmiddel in de band te spuiten, om de
bandenspanning te controleren en zo nodig te
corrigeren.
► Verwijder het dopje van het ventiel van de band en
bewaar het op een schone plaats.
► Rol de slang uit die onder de compressor is
opgeborgen.
► Sluit de slang aan op het ventiel en zet deze stevig
vast.
► Controleer of de schakelaar van de compressor in
de stand "O " staat.
► Rol de elektrische kabel, die onder de compressor
is opgeborgen, volledig uit.
► Sluit de stekker van de compressor aan op de
12V-aansluiting in de auto.
► Zet het contact aan.
► Schakel de compressor in door de schakelaar in de
stand "I " te zetten en breng de band op de spanning
die staat aangegeven op de bandenspanningssticker
van de auto. De bandenspanning verlagen: druk op
► Keer de flacon met afdichtmiddel om en bevestig
deze in de uitsparing op de compressor.
►
Haal het dopje van het ventiel van de lekke band en
bewaar het op een schone plaats.
► Sluit de slang van de flacon met afdichtmiddel aan
op het ventiel van de lekke band en zet deze stevig
vast.
►
Controleer of de schakelaar van de compressor in
stand "O " staat.
►
Rol de elektrische kabel, die onder de compressor
is opgeborgen, volledig uit.
► Sluit de stekker van de compressor aan op de
12V-aansluiting in de auto.
► Bevestig de sticker met
snelheidslimiet.
De sticker met snelheidslimiet moet in de auto vlak bij de bestuurder worden geplakt om hem
/ haar te herinneren aan het feit dat er met een
gerepareerde band wordt gereden.
►
Zet het contact aan.
► Schakel de compressor in door de schakelaar
in de stand I te zetten, totdat de bandenspanning 2
bar bedraagt. Het afdichtmiddel wordt onder druk in
de band gespoten; maak de slang gedurende deze
handeling niet los van de aansluiting (kans op spatten).
Als de bandenspanning van 2 bar na ongeveer 7 minuten nog niet is bereikt, kan de band niet
met de bandenreparatieset worden gerepareerd;
neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats om u verder te helpen.
►
Zet de schakelaar in de stand "
O”.
► Haal de stekker van de compressor uit de
12V-aansluiting in de auto.
►
V
erwijder de set.
►
V
ervang de dop op het ventiel.
►
V
erwijder de flacon met afdichtmiddel en berg deze
op.
Het afdichtmiddel is gevaarlijk bij inslikken en irriterend voor de ogen.
Houd het middel buiten het bereik van kinderen.
De uiterste gebruiksdatum van het middel staat op
de flacon vermeld.
Gooi de flacon na gebruik niet weg, maar lever
deze in bij een PEUGEOT-dealer of een officieel
inzamelpunt.
Vergeet niet om een nieuwe flacon met
afdichtmiddel bij een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats te kopen.
► Rijd direct ongeveer 5 kilometer met matige
snelheid (tussen 20 en 60 km/h), zodat het
afdichtmiddel het lek kan dichten.
►
Zet de auto stil en controleer de reparatie en de
bandenspanning met de set.
Page 171 of 276

169
In geval van pech
8Rijd niet sneller dan 80 km/h en niet meer dan
80 km met een band die met dit type set is
gerepareerd.
U moet contact opnemen met een PEUGEOT-
dealer of gekwalificeerde werkplaats om de
reparatie na te laten kijken en de verwisselde band
waar nodig te vervangen.
De bandenspanning controleren
/ aanpassen
De compressor kan worden gebruikt, zonder
afdichtmiddel in de band te spuiten, om de
bandenspanning te controleren en zo nodig te
corrigeren.
►
V
erwijder het dopje van het ventiel van de band en
bewaar het op een schone plaats.
►
Rol de slang uit die onder de compressor is
opgeborgen.
►
Sluit de slang aan op het ventiel en zet deze stevig
vast.
►
Controleer of de schakelaar van de compressor in
de stand "O " staat.
►
Rol de elektrische kabel, die onder de compressor
is opgeborgen, volledig uit.
►
Sluit de stekker van de compressor aan op de
12V-aansluiting in de auto.
►
Zet het contact aan.
►
Schakel de compressor in door de schakelaar in de
stand "I " te zetten en breng de band op de spanning
die staat aangegeven op de bandenspanningssticker
van de auto. De bandenspanning verlagen: druk op
de zwarte toets op de slang van de compressor, bij de
aansluiting op het ventiel.
Als de bandenspanning van 2 bar na 7 minuten nog niet is bereikt, kan de band niet
met de bandenreparatieset worden gerepareerd;
neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats om u verder te helpen.
►
Zet de schakelaar in de stand
O zodra de gewenste
bandenspanning is bereikt.
►
V
erwijder de set en berg deze op.
►
V
ervang de dop op het ventiel.
Reservewiel
Scan de QR-code op pagina 3 om verklarende video's te bekijken.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de gereedschapsset.
Bandenspanning reservewielDe bandenspanning van het reservewiel wordt
aangegeven op de bandenspanningssticker; zorg
ervoor dat de bandenspanning regelmatig wordt
gecontroleerd.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over
de identificatie, vooral de bandenspanningssticker.
Toegang tot het reservewiel
Het reservewiel ligt onder de vloermat van de
bagageruimte.
Zie eerst het deel
Gereedschapsset voor toegang tot
het reservewiel.
Afhankelijk van de uitvoering is er een standaardformaat reservewiel met stalen velg
of een niet-standaard of ruimtebesparend
reservewiel aanwezig.
Het reservewiel monteren
► Draai de centrale moer los.
► V erwijder het bevestigingssysteem (moer en bout).
Page 172 of 276

170
In geval van pech
► Til het reservewiel aan de achterzijde op en trek het
naar u toe.
►
Neem het wiel uit de bagageruimte.
Het reservewiel terugplaatsen
Het wiel met de lekke band kan niet onder de vloerplaat van de bagageruimte geplaatst
worden.
► Leg het reservewiel terug in de reservewielbak.
► Draai de moer op de bout een aantal slagen los.
►
Plaats het bevestigingssysteem (moer en bout) op
het midden van het wiel.
►
Draai de centrale moer voldoende vast om het wiel
goed te bevestigen.
►
Berg, afhankelijk van de uitvoering, de
gereedschapskist weer in het midden van het wiel op
en klik de kist vast.
Verwijderen van het wiel
De auto parkeren Parkeer de auto op een plaats waar u het
verkeer niet hindert en zorg ervoor dat deze op een
horizontale, stabiele en stroeve ondergrond staat.
Bij een handgeschakelde versnellingsbak moet u
de eerste versnelling inschakelen om de wielen te
blokkeren, de parkeerrem aantrekken, tenzij deze
in de automatische stand staat, en het contact
uitzetten.
Bij een automatische transmissie moet u
stand P selecteren om de wielen te blokkeren,
de parkeerrem aantrekken, tenzij deze in de
automatische stand staat, en het contact uitzetten.
Controleer of de controlelampjes van de parkeerrem
op het instrumentenpaneel permanent branden.
De inzittenden moeten de auto hebben verlaten en
zich op een veilige plaats bevinden.
Plaats waar nodig een wielblok achter het wiel
kruislings tegenover het te verwisselen wiel.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik
steunt; gebruik een bok.
Wiel met wieldop Demonteren: verwijder eerst de wieldop
door deze met behulp van de wielsleutel bij de
ventielopening los te wippen en vervolgens los te
trekken.
Monteren: haal de wielbouten aan en breng daarna
de wieldop aan; plaats de opening in lijn met het
ventiel en druk de wieldop vervolgens rondom vast
met de palm van uw hand.
► Verwijder de sierdop van de wielbouten met het
gereedschap (7 ) (lichtmetalen velgen).
►
Bevestig dop (
2) op de wielsleutel (5 ) en draai de
slotbout een omwenteling los.
►
Draai de overige wielbouten iets los met alleen de
wielsleutel (5 ).
► Plaats het voetstuk van de krik ( 6) op de grond,
recht onder een van de twee krikpunten aan de
voorzijde (A ) of achterzijde (B ). Gebruik het krikpunt dat
zich het dichtste bij het te verwisselen wiel bevindt.
Page 173 of 276

171
In geval van pech
8
► Draai de krik (6) uit totdat de kop van de krik het
krikpunt (A of B) raakt; het contactvlak van het krikpunt
( A of B ) moet goed in het middelste deel van de kop
van de krik steken.
►
Krik de auto op totdat er voldoende ruimte tussen
het wiel en de grond is om het reservewiel te monteren.
Zorg ervoor dat de krik stabiel staat. Op een gladde of zachte ondergrond kan de krik
wegschuiven of wegzakken - kans op letsel!
Plaats de krik precies onder een van de krikpunten
( A of B ) onder de auto en controleer of de kop van
de krik goed tegen het midden van het contactvlak
van het krikpunt drukt. Anders kan de auto
beschadigd raken en / of de krik inklappen - Kans
op letsel!
► Verwijder de wielbouten en leg ze op een schone
plaats.
►
V
erwijder het wiel.
Monteren van een wiel
Een reservewiel met stalen velg of noodreservewiel monteren
Als de auto is voorzien van lichtmetalen velgen,
raken de ringen (A ) de stalen velg of het
noodreservewiel niet. Het wiel wordt door het
conische contactvlak (B ) van elke bout op zijn plek
gehouden.
► Monteer het wiel op de naaf.
► Draai de bouten met de hand vast.
►
Draai de slotbout met de wielsleutel (
5) en de
dop
(2)
voorlopig vast.
►
Draai de overige wielbouten met alleen de
wielsleutel (5 ) handvast.
► Laat de auto weer volledig zakken.
► V ouw de krik (6 ) op en verwijder deze.
Page 174 of 276

172
In geval van pech
Koplampen en andere
verlichting met ledlampen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de betreffende typen
(kop)lampen:
– Koplampen met ledtechnologie.
– Koplampen met Full LED-technologie.
– Afzonderlijke dagrijverlichtingsunits.
– Zijknipperlichten.
– Verlichting zijkant.
– 3D-achterlichten.
– Derde remlicht.
– Kentekenplaatverlichting.
Vervanging van dit type gloeilamp Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Raak koplampen met led- of Full LED-technologie
niet aan - elektrocutiegevaar!
=
► Draai de slotbout met de wielsleutel ( 5) en de dop
( 2 ) vast.
►
Draai de overige wielbouten met alleen de
wielsleutel (5 ) vast.
►
Bevestig de doppen op de wielbouten (afhankelijk
van de uitvoering).
►
Berg het gereedschap op.
Na het verwisselen van een wiel
Met niet-standaard of ruimtebesparend reservewiel
Schakel bepaalde rijhulpsystemen uit (Active Safety
Brake, Adaptieve snelheidsregelaar enz.).
Overschrijd de maximaal toegestane snelheid van
80 km/h of de maximale afstand van 80 km niet.
Het is niet toegestaan om met meerdere
reservewielen op de auto gemonteerd worden
gereden.
De wielvelg van het vervangen wiel mag niet
worden teruggeplaatst.
Ga naar een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat het aantrekkoppel van de bouten van het
reservewiel en de bandenspanning nakijken.
Laat de lekke band controleren. Na inspectie kan
de monteur u vertellen of de band kan worden
gerepareerd of moet worden vervangen.
Een lamp vervangen
Onder bepaalde weersomstandigheden (zoals een lage temperatuur of vocht) kan er een
laagje condens aan de binnenzijde van de
koplampen en de achterlichten ontstaan; dit
verdwijnt als de lampen enkele minuten branden.
Kijk nooit van dichtbij in de lichtbundel van ledlampen. U kunt daarbij ernstig oogletsel
oplopen!
De koplampunits zijn voorzien van glas van polycarbonaat met een speciale vernislaag:
–
Gebruik voor het schoonmaken van de
koplampen nooit een droge doek of een schuur-,
schoonmaak- of oplosmiddel.
–
Gebruik een spons met zeepwater of een
pH-neutraal product.
–
W
anneer u met een hogedrukreiniger hardnekkig
vuil probeert te verwijderen, houd de straal dan
nooit langdurig op de koplampen, de achterlichten
en de randen ervan gericht, om beschadiging van
de vernislaag en de afdichtrubbers te voorkomen.
Bij het vervangen van lampen moet het contact en de koplampen/lampen minstens enkele
minuten zijn uitgeschakeld - risico op ernstige
brandwonden!
Raak de lamp niet met de vingers aan, maar
gebruik een niet-pluizende doek.
Het is van belang dat u uitsluitend lampen van het
type anti-ultraviolet (UV) gebruikt om beschadiging
van de koplamp te voorkomen.
Vervang een kapotte lamp altijd door een nieuwe
lamp met dezelfde specificaties. Vervang de
lampen per paar om onbalans in de verlichting te
voorkomen.
Terugplaatsen van de lampunits Voer de handelingen voor het terugplaatsen in
de omgekeerde volgorde van het verwijderen uit.
Page 175 of 276

173
In geval van pech
8Koplampen en andere
verlichting met ledlampen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de betreffende typen
(kop)lampen:
–
Koplampen met ledtechnologie.
–
Koplampen met Full LED-technologie.
–
Afzonderlijke dagrijverlichtingsunits.
–
Zijknipperlichten.
–
V
erlichting zijkant.
–
3D-achterlichten.
–
Derde remlicht.
–
Kentekenplaatverlichting.
Vervanging van dit type gloeilampNeem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Raak koplampen met led- of Full LED-technologie
niet aan - elektrocutiegevaar!
Verlichting vóór
Uitvoering met koplampen met Full
LED-technologie.
1. Dimlicht/grootlicht
2. Richtingaanwijzers
3. Parkeerlichten
4. Dagrijverlichting/Parkeerlichten
Uitvoering met led-koplampen
1.Grootlicht (led)
2. Dimlicht (led)
3.Dagrijverlichting/parkeerlichten (led)
4. Richtingaanwijzers (PY21W oranje).
Uitvoering met halogeenkoplampen
1.Grootlicht (H9)
2. Dimlicht (H18)
3. Dagrijverlichting / parkeerlichten (W21/5W)
4. Richtingaanwijzers (PY21W oranje).
De motorkap openen/toegang tot de
lampen
Wees voorzichtig wanneer de motor heet is - kans
op brandwonden!
Wees voorzichtig met voorwerpen of kleding die in
de bladen van de koelventilator kunnen komen -
kans op verstikking!
Halogeenlampen (Hx) Controleer om verzekerd te zijn van een goede
verlichtingskwaliteit of de lamp op de juiste wijze in
de behuizing is geplaatst.
Page 176 of 276

174
In geval van pech
Uitvoering met halogeen-achterlichten
1.Remlichten / parkeerlichten (P21/5W LL)
2. Richtingaanwijzers (PY21W oranje).
3. Achteruitrijlichten (W16W)
Remlichten / parkeerlichten /
achteruitrijlichten en richtingaanwijzers
Sneller knipperen van een controlelampje voor
een richtingaanwijzer (links of rechts) betekent
dat één van de lampen aan die zijde defect is.
De oranje gloeilampen, zoals die van de richtingaanwijzers, moeten worden vervangen
door lampen met dezelfde kleur en specificaties.
Deze lampen kunnen vanuit de bagageruimte worden
vervangen.
► Open de achterklep.
Grootlicht / dimlicht
► Trek aan de borglip om de beschermkap te
verwijderen.
►
T
rek de lamphouder naar achteren om deze te
verwijderen.
►
T
rek aan de lamp om deze te verwijderen.
►
V
ervang de lamp.
Als u de lamphouder weer in de behuizing plaatst, drukt
u op de lamphouder totdat u een klik hoort. Dit betekent
dat de lamphouder correct op zijn plaats is vergrendeld.
Dagrijverlichting / Parkeerlichten
► Trek aan de borglip om de beschermkap te
verwijderen.
►
T
rek de lamphouder naar achteren om deze te
verwijderen.
►
T
rek aan de lamp om deze te verwijderen.
►
V
ervang de lamp.
Als u de lamphouder weer in de behuizing plaatst, drukt
u op de lamphouder totdat u een klik hoort. Dit betekent
dat de lamphouder correct op zijn plaats is vergrendeld.
Richtingaanwijzers
Sneller knipperen van een controlelampje voor een richtingaanwijzer (links of rechts) betekent
dat één van de lampen aan die zijde defect is.
► Trek aan de borglip om de beschermkap te
verwijderen.
►
Draai de lamphouder linksom.
►
V
erwijder de lamp en lamphouder door deze naar
achteren te trekken.
►
V
ervang de lamp.
De oranjekleurige lampen moeten worden vervangen door lampen met dezelfde kleur en
eigenschappen.
Achterlichten
Uitvoering met Full LED-lampen
1. Parkeerlichten/dagrijverlichting
2. Remlichten
3. Achteruitrijlichten
4. Richtingaanwijzers